maandag 23 november 2020

Politieke Filosofie IVA, Marx en Engels - Vrije Academie, Humber van Straalen, 2020.


De term Marxisme heeft een aantal belangrijke stromingen:
Ten eerste verwijst het naar de filosofie van Karl Marx en Friedrich Engels.
Ten tweede is het echter ook een verzamelnaam voor een reeks hedendaagse marxistisch-filosofische projecten die op veel punten juist sterk van Marx afwijken.
Tot slot is het Marxisme ook een woord voor de staatsideologie (of religie) in de Soviet Unie en Maoistisch China.

Marx en Engels.

Karl Marx (1818-1883)
in 1875. 
Friedrich Engels (1820-1895)
in 1877.
Engels werd twee jaar na Marx geboren. Beiden zijn aanvankelijk geïnteresseerd in de filosofie van Hegel. Kritiek blijft ook niet uit, zij constateren dat de Duitse (Hegeliaanse) filosofie vooral een geschiedenis is van ideeën. Samen schrijven zij onder andere Het Communistisch Manifest, 1846. 
Hier een heruitgave van 2019.
Het Communistisch Manifest bevat een beknopte uiteenzetting van de denkbeelden van Marx en Engels over economie, klassenstrijd en revolutie, die later verder zouden worden uitgebouwd in Das Kapital Marx  en die uiteindelijk de basis vormden voor het marxisme. Deze uiteenzetting is vervat in een literaire stijl die gebaseerd is op de gothic novel: de industriële revolutie wordt voorgesteld als een tovenaar die de door hem opgeroepen krachten (de moderne arbeidersklasse en de explosieve bevolkingsgroei) niet onder controle kan houden, een duidelijke verwijzing naar Goethes Tovenaarsleerling en Mary Shelleys Frankenstein. 
Intellectueel is Marx de meerdere van Engels. Na Marx' dood verzorgt Engels wel diens nalatenschap, waaronder het manuscript van de omvangrijke studie Das Kapital. 
«Das Kapital» von Karl Marx in einer Ausgabe von 1867 aus der Sammlung Saitzew in der Zentralbibliothek Zürich
Marx beweert hierin, dat de manieren waarop mensen leven hun ideeën bepalen, en niet andersom, zoals steeds werd gedacht. We noemen dit het historisch materialisme. 
Dialectiek van Hegel. 
Voor de ontwikkeling van het materialsime gebruikten Marx en Engels het idee van de dialectiek van Hegel:  Bepaalde patronen en vormen van produceren en samenleven komen tot stand, ontwikkelen zich steeds verder, en gaan vervolgens ten onder aan de gevolgen van hun eigen ontwikkeling. Ze worden dan vervangen door nieuwe vormen van produceren en leven. Of in jargon: de geschiedenis heeft een dialectische verloop. (Een these roept een antithese op, en de twee komen samen tot een sythese; die wordt een nieuwe these, die weer een antithese oproept, enzovoorts.)
Marx zag als laatste these het kapitalisme, met als voornaamste kenmerken: 
een wereldwijde communicatie; mondiaal gezien is er sprake van een enorme productiekracht en techniek; specialisatie en daardoor grote diversiteit in beroepen; de ‘meerwaarde’ van arbeid komt ten goede aan de eigenaars van de produktiemiddelen; ambachten van vroeger zijn verdwenenproductiemiddelen en kennis zijn in het privébezit van enkelen; tradities en religies zijn verdwenen; er wordt niet meer gewerkt met de gebruikswaarde, maar met de ruilwaarde; Succes wordt louter gedefinieerd in termen van financieel gewin; er is een neiging tot verspilling en verwoesting van landschappen.
Toren van het Kapitalistisch Systeem: uit een publicatie van de Industrial Workers of the World uit 1911.
Uiteindelijk zullen de steeds schrijnender wordende verschillen leiden tot het opgaan van de maatschappij in twee klassen, de proletariërs en de kapitalisten. 
Deze klassenscheiding voert echter tot instabiliteit binnen het kapitalisme. Het proletariaat draagt volgens Marx en Engels uiteindelijk alle lasten van de enorme productiekracht die de industriële revolutie mogelijk heeft gemaakt, maar dat alles zonder in haar baten te kunnen delen. De proletariër wordt dus uitgebuit in de productie waarin hij een onmisbaar element vormt. 
Deze uitbuiting is zelf weer gebaseerd op een bijna allesomvattend kenmerk van het kapitalisme,  namelijk dat alle mensen tegenover elkaar komen te staan als vijanden en concurrenten (concurrentie als gevolg van uitbuiting). Dit geldt zowel voor arbeiders onderling, als arbeiders tegenover de machthebbers (de kapitalisten). 
Beeld van vervreemding: 
"Wie dit (vervreemding) als gevoel ervaart, herkent dat hem of haar iets wezenlijks is afgenomen. Het omvat een verlies aan controle, en er is sprake van een vreemde, zelfs vijandige kracht die individuen en hele groepen ondergeschikt maakt aan zijn eigen doelen."
Daarbij treedt ook vervreemding op, volgens een concept van Hegel. De Jong-Hegelianen namen dit concept over, met name Feuerbach, en Marx bouwde daarop voort. Bij Marx treedt vervreemding (Entfremdung of Entäußerung) op wanneer het product van arbeid niet eigen is, in economische zin: arbeid wordt in het kapitalisme verkocht als een waar, waarna het product wordt onteigend door de kapitaalbezitter, die de meerwaarde als winst incasseert of herinvesteert. Arbeid geeft dan geen bevrediging meer, geen idee van controle over de materie.
De vervreemding uit zich in de aanbidding van een zelf geschapen macht buiten de mens, zij het in de vorm van religie (zoals bij Feuerbach; de "opium van het volk") of als warenfetisjisme. 
In latere jaren zou Marx kiezen voor preciezere en politiek effectievere termen als "uitbuiting".
"Uitbuiting"
Beeld: Albert Hahn, van de site Ad Valvas. 
Onvermijdelijk zullen de enorme verschillen leiden tot Revolutie. Denk aan het feit, dat de grootste delen van de wereldbevolking in ellende leven. Aan het feit ook,  dat deze wereldbevolking steeds meer met elkaar in contact zal treden. Aan de potentiële rijkdom die er is dank zij de techniek. De fabrieken die de arbeiders uitbuiten creëren ook klassenbewustzijn en een plek waar de arbeiders samenkomen.
NB: Marx gelooft alleen in een wereldrevolutie, geen lokale revolutie. 
Het idee van een wereldrevolutie is nog levend: zie 
(Over de protesten wereldwijd: Hong Kong, Catalonië....) 
Materialisme: deze revolutie is bovendien een materiële. Het gaat niet om een andere wijze van denken, het gaat om een aanpassing in de manier waarop geproduceerd kan worden. 

Het cruciale punt voor Marx is, dat de productiemiddelen niet in het bezit zijn van de mensen die die het hardste nodig hebben.  
Het proletariaat dient daarom te leren inzien, dat het privébezit op productiegoederen dient te worden afgeschaft. De proletariërs zullen de revolutionaire klasse moeten zijn. 
De situatie ná het kapitalisme noemen Marx en Engels het communisme. 

Hoewel strikt genomen over het leven in deze toekomstige situatie nog weinig gezegd kan worden, meent Marx dat in ieder geval duidelijk zal zijn dat zij gekenmerkt wordt door: 1. een opheffing van de vervreemding van de mens en diens productiekracht, en 2. een realisatie van het algemeen belang boven het belang van enkelen, en 3. de opheffing van privébezit van de productiemiddelen die niemand kan ontberen om in zijn levensonderhoud te voorzien. 
Filmposter, 2012. Droom en Daad.
Eind 19e, begin 20e eeuw, was er een gevoel van grote idealistische verwachtingen vanwege de denkbeelden van het communisme. In Nederland waren onder anderen Herman Groter en Henriëtte Roland Holst  mensen die heilig in die idealen geloofden. Annette Apon maakte een documentaire over Roland Holst, waaarin na haar hooggestemde verwachtingen, haar grote teleurstelling wordt uitgedrukt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten