woensdag 28 april 2021

Uitvreter. De, Titaantjes, Dichtertje en Mene Tekel, Nescio, 1933.

 
Mijn boekomslag; editie zonder jaartal, 14e druk. 
Het is met boeken al niet anders dan met muziek: sommige paden zijn inmiddels wat platgetreden (Eine kleine Nachtmusik, voorbeeld in de muziek) wat maakt dat ik het niet meer hoef te horen. Misschien kán ik wel niet meer luisteren Ik heb ditzelfde nu ervaren met Nescio: 'Jaja, ik wéét het nou wel'. 
Nescio is in de loop der tijden zéér geprezen, ook door mij, en ik denk terecht. Er zijn dan ook op diverse plaatsen gedenktekens voor hem en zijn werk verrezen. 
Citaat Nescio op de Spoorbrug bij Nijmegen. 
Er staat:
"Zij staarde in de Waal. ‘Mooi hè?’ (…) Toen leunde ze haar bovenlijf uit ’t raampje en keek naar Nijmegen, dat daar lag op de heuvels aan de rivier, zoo on-Hollandsch, zwak romantisch, huizen boven huizen en boomen boven boomen, en zong tegen den wind en ’t gerammel van den trein over de brug." - Dichtertje.
Toch was Nescio niet meteen beroemd. Dit is een eerste uitgave van Dichtertje, De uitvreter, Titaantjes  van 1918. Een dure uitgave, met een schets van Reijer Stolk.  Er bleven veel exemplaren van de kleine oplage onverkocht. 
Nescio, oftewel Frit Grönloh. 
Voluit: Jan Hendrik Frederik Grönloh, geboren te Amsterdam in 1882, gestorven in Hilversum in 1961. Het pseudoniem Nescio is Latijn voor "Ik weet (het) niet". 
Van 1897 tot 1899 zat Frits op de Openbare Handelsschool aan de Keizersgracht. Vanaf 1899 vervulde hij verschillende kantoorbaantjes, tot hij in 1904 in dienst van de exportfirma Holland-Bombay Trading Company trad en in de jaren daarna opklom tot directeur.
Kaartje waarop de lokatie Tames is terug te zien. Uitgezocht door Kunstgeografie.
Van 1901 tot 1903 was hij betrokken bij de idealistische kolonie Tames, die hij met een aantal vrienden had opgericht in de buurt van Huizen. Dit was in navolging van de kolonie Walden, opgericht door Frederik van Eeden.  
De onbereikbaarheid van idealen was een belangrijk thema in zijn literaire werk. Grönlohs vrienden uit deze periode heetten onder anderen H.W. Rombout, Jan de Wilde, Johannes Zwolsman en Jaap Fijnhaar. Zij stonden model voor Bavink, Bekker, Hoyer en Ploeger in onder andere Titaantjes. Grönloh zelf noemt zich Koekebakker. 
De kolonie Tames was geen lang leven beschoren, de grond bracht veel te weinig op. 

Nescio was verder lid van de SDAP.  Hij was dus duidelijk een idealist, al had hij zich in het dagelijks leven neergelegd bij de plichten van de moderne maatschappij.
Titaantjes 
(beeld van Hans Bavens in Amsterdam)
Gerard Reve zei over Nescio: ‘Ik voltooi eigenlijk geen bladzij, zonder dat ik tenminste een keer aan Nescio heb gedacht.’
Nescio wordt onder meer geprezen over zijn gewone taal"hij schreef zoals de mensen spraken. Hij bracht ook een eigen schrijfwijze in, die beïnvloed was door de spelling van Kollewijn. 
Ik vond bij herlezing zijn taal en gebruikte uitdrukkingen soms erg gedateerd, ik kon het niet altijd meer navoelen. 

0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0


Japi, De Uitvreter, wil zich niet conformeren aan het burgerlijk leven. Er is een sterk verlangen naar iets anders, iets groters, dat hij terug vindt in de natuur. Maar uiteindelijk gaat Japi ten onder:
"Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt. De wachter kreeg hem te laat in de gaten. 'Maak je niet druk, ouwe jongen,'had Japi gezegd, en toen was i er afgestapt met zijn gezicht naar het Noord-Oosten. Springen kon je het niet noemen, had de man gezegd, hij was er af gestapt. 
Op zijn kamer vonden ze een stok die van Bavink had gehoord en aan de muur zes briefjes met G.v.d. er op en één met 'Ziezoo'.  

Zie voor de thematiek de Koninklijke Bibliotheek.
Uitdam. 
Zo stelde ik mij Koekebakkers wandelomgeving onder Amsterdam altijd voor: dijken, water, kleine huisjes, en dan de opkomende avondschemering..... 
Het meest kon ik nog her-genieten van Titaantjes, 'de uitverkorenen Gods, ja God zelf.' Opvallend is dat ook hier één van de vrienden het niet redt in het leven, dit keer is het Bavink, die gek wordt, omdat hij er niet in slaagt om het met de seizoenen veranderende zonlicht in zijn schilderijen te vangen. ‘Begrijp jij wat die zon van mij wil? Vier-en-dertig ondergaande zonnen heb ik tegen de muur staan, achter elkaar, omgekeerd. En toch staat-i daar weer iederen avond.’
Lieneke Frerichs schreef in 2020 een Nescio-biografie.
Dichtertje had ik altijd onthouden als het mooiste van de drie verhalen. Vooral dan door die ene, terecht beroemd geworden zin: 'Toen vielen ze samen peilloos diep door het licht, en ze voelden hun lijven als zingende zonnen.'
Het was de apotheose van Dichtertjes wens: ‘Een groot dichter te zijn en dan te vallen. Als ’t dichtertje er over dacht, wat hij eigenlijk ’t liefst zou willen, dan was ’t dat.’
Opnieuw schiet een kunstenaar tekort in het vermogen te leven - want de val brengt met zich mee dat hij krankzinnig wordt, en vroeg sterft. Dora leeft verder als ongehuwde moeder.
Twee goden spelen een rol in dit verhaal: de God van Nederland, met roos op zijn schouders, de god van je tante enzovoorts, en de God van hemel en aarde. Op God bij Nescio kom ik nog terug. 
Durgerdam, 1899, Jacob Olie
Nescio heeft als het ware twee zielen in zijn borst: een die vol is van God, de natuur, de overweldigende indrukken van liefde - de andere is de gewone burgerman, die moet werken voor zijn geld en er fatsoenlijke idealen op na houdt. Beide zijn niet met elkaar te verzoenen; de een kijkt ook op de ander neer. 
Nescio is wel vergeleken met Willem Elsschot, die ook een schrijversziel combineerde met die van een 'gewoon' zakenman. 
Willem Elsschot, pseudoniem voor Alphonsus Josephus de Ridder - 1882 - 1960.
Ik citeer Jacqueline Bel, uit haar essay van 2018 Bloed en rozen, zie Bibliotheek der Nederlandse Letteren
Nescio en Elsschot combineerden een ironische toon met een realistische visie en met een romantisch, soms tragisch verlangen. Elsschot gaf in zijn debuut ook een eigen kijk op de stad en Nescio sloot in zijn proza aan bij nieuw-mystieke tendensen. Hij schetste een beeld van de natuur waarin ervaringen van het goddelijke en de oneindigheid zichtbaar werden. In theorie lijkt hun werk aan te sluiten bij de neoromantiek, maar de eigen, ironiserende toon geeft hun werk een heel ander accent.
Jacqueline Bel, literatuur-onderzoeker. 
In 1996 verscheen het Verzameld Werk van Nescio, bezorgd door Lieneke Frerichs. Het bleek dat met Boven het dal (een tweede boekje van Nescio) de ongepubliceerde werken van Nescio nog lang niet uitgeput waren. Het Nagelaten werk van Nescio bevat vele jeugdverhalen maar ook werk van later datum. Een bijzonder onderdeel van het Nagelaten werk was het Natuurdagboek, dat in 1997 ook apart werd uitgegeven. Het bevat de aantekeningen die Nescio maakte tussen 1946 en 1955 over zijn zwerftochten door de natuur. Het Natuurdagboek is nauw verwant aan Nescio’s andere werk, door de aandacht voor de seizoenen, het verschuivende licht en de angst voor verandering en menselijk ingrijpen.
Natuurdagboek, herdruk, beschikbaar op 27-05-2021
Toen dit boek voor het eerst verscheen, nam ik aan dat ik dit nog ooit wel eens wilde lezen. Maar na herlezing van het oude werk van Nescio weet ik het zonet nog niet. Sommige natuurpassages zijn erg mooi, andere heb ik wel gezien, of ze zeggen me niets. En ik ben niet de enige, ik las in een recensie in DE GROENE, van ROB ERKELENS, 1996: (nadat mensen juichend van de lof over Nescio's natuurbeschrijvingen hadden geschreven) het volgende:

"Maar ik weet het niet. Moet je misschien toch een verstokte, die hard-fan zijn voor: '5 Augustus. Zondagochtend, te vergeefs naar de Miepen (met bus tot driesprong). ’s Middags op het duin, pays de velours met witte wolken, zag er uit of het 1256 was. De 2 zilveren torenspitsen van Schagen op den horizon. ’s Avonds weer met bus naar Miepen, die nu thuis waren. Even daar geweest, toen heeft Miep me naar de driesprong gebracht, waar we 40 minuten op dien hoek hebben gewacht. Ik zat op de “stone of chastity” en keek naar die dichte rij populieren voor het duin.’ Met daarbij de volgende Aantekening:'5 augustus 1951driesprong: in Schoorl, ter hoogte van de Molenweg.pays de velours: (Fr.) fluwelen landschapde “stone of chastity”: (Eng.) de steen der kuisheid. - De titel van een roman uit 1940 van Margery Sharp.’
Ook in Zeeland verbleef Nescio. Deze prentbriefkaat van ca. 1910 geeft het Uitzicht over Veere in de tijd dat Grönloh in 1908 ook vanaf de Grote Kerk over het water uitkeek.
 Beeldbank Zeeland, recordnr. 23297
Ook Erkelens ziet soms in Nescio's oeuvre dat er soms sprake is van een bijna mystiek moment, wanneer de natuur zich op een indrukwekkende of verrassende wijze openbaart. Het is niet te zeggen of de schrijver ook naar dergelijke ervaringen op zoek is: het obsessief noteren van zijn wandelingen, uitstapjes, busreisjes en kopjes koffie lijkt niet een literair of 'spiritueel’ doel te hebben. Het komt eerder in de buurt van een dwangneurotisch vastleggen van het geziene, tot in de kleinste, voor de buitenwereld onbetekenende details.
Ransdorp.
Nescio bezat een grote liefde voor en enige kennis van de natuur - de Nederlandse natuur om precies te zijn. Of, om nog preciezer te zijn, de natuur in de vierhoek Ransdorp, Huizen, Breukelen en Nes.
Boek van 2011; ik vind het een boeiende  titel. Bevat essays over de maatschappelijke betrokkenheid van Grönloh. Het laatste essay gaat over de vraag of het Natuurdagboek het werk is van een mysticus. 

maandag 26 april 2021

Het werk van Käthe Kollwitz - W. Jos. de Gruyter, 1932

Boekomslag
Geschenk van Marjanne, uit de kelder van haar appartementencomplex. Van een overleden fan van Kollwitz. Mooi papier, mooie letter, wees Marjanne mij op. Ik vond het ook een mooie inleiding, van die meneer W. Jos. de Gruyter. 

GRUYTER, Josyah Willem de (1899-1979)
De Gruyter is een interessante man, kunstcriticus en museumdirecteur, onder andere van het Groninger Museum. Hij bracht aldaar  de Ploeg sterk onder de aandacht. Zie de KNAW voor zijn leven en werk. 
Käthe Kollwitz in 1935, vóór een zelfportret. 
Zie voor een mooie online biografie het Käthe Kollwitzmuseum Keulen.

Ik kende Käthe Kollwitz van onze reisjes naar België en Berlijn. 
In België staat het ontroerende standbeeld van het Treurende Ouderpaar, in Diksmuide, op het soldatenkerkhof van de Eerste Wereldoorlog. Het is het uitermate trieste kerkhof van de Duitsers, waar ook Käthes zoon Peter begraven ligt. Hij kwam om, hij had gevochten als mortiersoldaat. 
Treurend ouderpaar, West-Vlaanderen
Het grafkruis van Peter Kollwitz in het In Flanders Fields Museum; Yper. 
Oorlogskerkhof te Vladslo, met de Duitse graven. Hier staat het treurende ouderpaar. Het is nabij Diskmuide, waar Peter Kollwitz sneuvelde in 1914
Peter Kollwitz, 1896 1914. Stierf bij een poging de IJzer over te steken. 
Beeld van Käthe Kollwitz aan de Tiergarten in Berlijn: moeder met gestorven kind, Pieta. In de Neue Wache. 
Interieur van de Neue Wache, 
met een vergrote kopie van het sculptuur Moeder met haar dode zoon onder de oculus. Het beeld staat zo aan de elementen bloot en wordt centraal belicht.

Eveneen  terzijde: de naam Neue Wache komt slaat op de oorspronkelijke functie van het gebouwn namelijk het  wachthuis voor de troepen van de kroonprins van Pruisen, Frederik Willem III.
Na de Duitse eenwording werd de Neue Wache in 1993 opnieuw ingericht. Ditmaal werd het gebouw opgedragen als 'Centrale gedenkplaats van de Bondsrepubliek Duitsland voor de slachtoffers van oorlog en tirannie.'
Ook Berlijn heeft een KOLLWITZ MUSEUM.  

Terug naar het mooie boek van De Gruyter. 
Houtsnede, Ter herinnering aan Karl Liebknecht, 1919-1920.
Boven en onder: Houtsnedes, Oorlog, Weduwe.
Bovenste drie houtsnedes neem ik op, omdat die reproducties uit het boek gehaald zijn. Welke van de twee weduwen-prenten kon ik niet nagaan. 
Duidelijk aan deze beelden wordt wel, dat Kollwitz 'sombere dingen' maakte, zoals schoonzus Trudy het verwoordde. 
Inderdaad leefde zij mee met de gebeurtenissen en omstandigheden van de mensen die leden. Op de eerste plaats was dat de oorlog, die haar haar eigen zoon ontnam, 
De oorlog was ook thema in haar etsen en tekeningen over de Boerenopstand. Ik geef deze als voorbeeld:  
Uit: "De Boerenopstand", 1902-1908. De uitbarsting. 
Ik citeer van de site van het Keulse Kollwit-museum: "dass der große deutsche Bauernkrieg von 1524/25 für das liberal-sozialistische Umfeld von Käthe Kollwitz keine weit entlegene Vergangenheit bedeutet, sondern Aktualität besitzt."
Haar medeleven met de arme mensen valt ook af te lezen aan de etsenccyclus De Wevers.  
Uit  de cyclus De Wevers koos ik deze ontroerende Arbeidersvrouw, 1903. 
Kollwitz portretteerde veel kinderen, moeders met kinderen, en veel over de dood. Vat ik haar samen, dan noem ik haar gepassioneerde betrokkenheid, een zuiver sociaal rechtvaardigheidsgevoel. Uitgedrukt met grote eenvoud, die indringend werkt. 
Een van de Kollwitz-biografieën. Ik voeg ook nog een mooie paper toe met een helder, kort overzicht van haar leven, met foto's. Zie Universiteit Leuven, pdf.
Enkele boeken over haar. Ook zijn haaar Dagboeken uitgegeven. 

Standbeeld van Käthe Kollwitz in Berlijn, op het Kathe Kollwitzplein. We hebben daar koffie gedronken, in 2016. Een "Parijs' pleintje in Berlijn, heel leuk!
Mutter mit Zwillingen (1927/1937) voor het Käthe Kollwitz Museum, Berlijn
Onder en boven de indrukwekkende Pieta, Moeder met dood kind. Van verschillend perspectief, zie boven bij Neue Wache, Berlijn. 

Mutter mit zwei Kinder (1937/1951) in Berlijn Prenzlauer Berg
Het moet nog even worden vermeld dat Käthe twee zoons had. Peter werd niet ouder dan 18; de andere zoon heette Hans. 
Vooraanzicht Käthe Kollwitz op het naar haar genoemde pleintje. Gezicht ontroert me zeer. 
Ik kon hier haast niet wegkomen, destijds. Zó mooi!
Nog even over de auteur van dit boek, W. Jos. de Gruyter: hij heeft onder anderen ook geschreven over Floris Verster. Met Verster voel ik ook een bijzondere band, vanwege schoonzus Trudy. 
Dit doek hing een paar jaar geleden op de tentoonstelling SPIEGEL VAN DE ZIEL, in Laren. 
Avond te Warmond, 1894, Floris Verster. 
Tot slot een heel kort YT-filmpje, met de meest relevante informatie. 

zaterdag 17 april 2021

De missie van Michaël, Rudolf Steiner, 2007 (2019)

Boekomslag; ondertitel: De openbaring van het geheime wezen van de mens. 
Ik heb me wat op de hals gehaald met dit boek! 
Het begon allemaal (mijn interesse) met een verontrustend bericht in de krant, dat extreem rechts zich beriep op de antroposofie van Steiner. Later kwam daar nog het bericht bij, dat virus-ontkenners, hun waarheden baseerden op uitspraken van Steiner.... 
Rudolf Steiner in 1905. Hij leefde van 1861-1925.
Désanne van Brederode, schreef in Trouw van 27 februari 2021 een essay onder de titel: 
 #nietmijnantroposofie
Zij schreef hoe verbijsterd zij was, dat corona antroposofen in extreemrechtse armen drijft. 
Antroposofen stonden gebroederlijk naast extreemrechtse groeperingen.Terwijl zij werkte aan een nog te schrijven boek, verdiepte zij zich in de verbindingen tussen esoterie en nazisme. Helaas zag ze in precies diezelfde tijd op sociale media beelden van de grote demonstraties in Duitsland tegen de coronamaatregelen aldaar. Antroposofen stonden gebroederlijk naast nationalistische en extreemrechtse groeperingen. Zingend, dansend, juichend en applaudisserend voor speeches waarin de woorden en vrijheid en autonomie centraal stonden en echt Duitse verworvenheden heetten. 

'Het leek bij de demonstaties meer te gaan over de vrijheid van het eigen lichaam dan over Geistesfreiheit,'schrijft ze. 
En betoogt vervolgens dat het bij Rudolf Steiner dáárom gaat: om die Geistesfreiheit.
Demeter, biologisch-dynamisch merk, stamt ook uit de antroposofie. 

0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0

Ik maak hier even een uitstapje: want Van Brederode refereert in ditzelfde artikel ook aan de racistische uitspraken die Steiner gedaan heeft. Ik herinner me nog, hoe hij zeer in opspraak kwam, rond het jaar 2000. Inmiddels is er een commissie geweest, die Steiners werk daarop onderzocht heeft. Steiner deed zestien racistische uitspraken. Zie hiervoor DE GROENE. De commissie die dit onderzocht, stond onder leidng van de jurist Ted van Baarda. 

Ik citeer uit  De Groene één van zijn Steiners racistische uitspraken, ik schrok hier nogal van: 

1 Lezing over evolutie, 10 augustus 1928, Stuttgart ´Er kwamen tijden dat de lucht zich meer van het water had gereinigd, waar de klimaatsverhoudingen anders waren geworden, daar paste het achtergeblevene niet meer in. Zulke groepen van mensen, bij wie het bottenstelsel om zo te zeggen uitgestreden was, bleven dan als gedegenereerde mensenrassen achter. Zij konden geen plek meer vinden binnen de verhoudingen van de post-Atlantische tijd; en de laatste overblijfselen daarvan zijn de Amerikaanse indianen. Ze waren gedegenereerd. En ook diegenen bleven achter, bij wie niet alleen het bottenstelsel niet snel genoeg verhardde, maar ook het systeem, dat aan de voeding daarvan ten grondslag ligt, dat door de krachten van het etherische lichaam gecontroleerd wordt, zoals het bottenstelsel door de krachten van het fysieke lichaam gecontroleerd wordt. De laatste overblijfselen van die mensengroepen, bij wie het voedingssysteem verhard is, vormen heden het zwarte ras. En dan zijn er ook mensen, die gedegenereerd zijn omdat hun zenuwenstelsel in een vroeger stadium is verhard en niet lang genoeg zacht bleef, om tot werktuig te kunnen worden van een hoger denkstelsel – daar zijn de Maleisische rassen de laatste overblijfselen van. Daarom treft u bij hen bepaalde driften en instincten, bepaalde neigingen tot zinnelijke instincten. En tot slot zijn er ook mensen, bij wie in een bepaald stadium het Ik in het bloed, in de veruitwendigde uitdrukking van dat Ik, is verhard, als we dat zo zouden mogen zeggen. Deze mensen, die – symbolisch gesproken – zo verhard zijn in het bloed, hebben hun laatste nakomelingen in het Mongolische ras.

Oordeel commissie: ´In dit citaat worden verschillende rassen getypeerd op een wijze die bezwaarlijk is. Dit geldt in het bijzonder voor Steiners opmerking over de Amerikaanse indianen.

Overigens is opmerkelijk dat Hans Stolp in zijn biografie (zie onderaan dit blog) nergens iets vindt van racistische uitspraken bij Steiner! 

De Vrije School - Pedagogie van Rudolf Steiner in woord en beeld
Euritmie is ook een uitvinding van Steiner; wordt op Vrije Scholen beoefend, als zelfstandige kunstvorm, wordt soms ook bij therapeutische processen ingezet. 
Logo Triodosbank; 
De bank kiest voor ethisch, transparant en duurzaam bankieren en stelt zich tot doel om te helpen bouwen aan een samenleving waar levenskwaliteit en menselijke waardigheid voorop staan.
De naam Triodos komt van het Griekse 'τρὶ ὁδος - tri hodos', wat driewegbenadering betekent, Die benadering vinden we ook bij Steiner terug. Bij de mens bij voorbeeld: de eenheid van lichaam, ziel en geest. 

0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0

Terug naar Désanne van Brederode: 
Zij is geschokt over de verbindingen tussen rechts-nationalisten en 'haar' antropsofie. Dit is haar conclusie: 

"Kan ik de antroposofie dan niet gewoon terzijde schuiven, nu blijkt dat sommige antroposofen zo makkelijk te verleiden zijn tot extreemrechts gedachtegoed? Nee, dat kan en wil ik niet. Juist omdat ik in deze coronacrisis ook heb mogen zien, en nog zie, hoe prachtig antroposofie zich blijft ontwikkelen in de Antroposofische Vereniging en in individuele mensen, en meer en meer met de wereld en haar vragen en noden samengroeit.

Nooit zal ik pretenderen dat ik Steiner ken, maar ik weet één ding wel: hij reikte mij inzichten aan zonder welke ik nu niet deze persoon was, die met actieve hoop midden in het leven wil staan en kan wakker liggen van de grootste gruwelijkheden, zonder antwoorden, maar ook zonder moed te verliezen en bitter te worden. Iemand die idealen koestert en gelooft in onbewijsbare zaken – louter omdat eigen ervaringen met het bovenzinnelijke sterker bleken dan mijn sceptische en cynische pogingen tot weerlegging ervan – en die regelmatig faalt, tekortschiet, en niettemin wil doorgaan, met wie en wat er ook op mijn weg komt, met zelfrelativering en humor en verbeeldingskracht. Vragend. Verwonderd. Lerend. Zoals dat past bij bezielde, geestelijke wezens."

Mooi.... 
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0

In Désannes essay viel de term "de missie van Michaël". Die titel bleef hangen.... 
Aartsengel Michaël, door Guido Reni. 
Michaël wordt meestal afgebeeld als overwinnaar van de draak. 
Ga je zoeken, dan vind je meestal wel meer. Zo vond ik ook een artikel van Stevo Akkerman, een columnist van Trouw die ik erg graag lees. Hij had in 2016 beschreven, hoe er in Zeist een conglomeraat zit van antroposofische instellingen. Wat behoorde daar al niet toe, het was weer nieuw voor mij: de Triodosbank, de Antroposofische Vereniging, uitgeverij Christofoor ook.
Logo Rosa Veritas
Verder patiëntenvereniging Antroposana. En het Kindertherapeuticum. Aan de Utrechtseweg staan nog altijd de Zonnehuizen, voorheen 'heilpedagogisch instituut'. Er is een Christengemeenschap, anno 1937, die huist in de Raphaëlkerk. De Vrije School, voor zowel basis- als middelbaar onderwijs, telt hier duizend leerlingen. Er zat een esoterisch christelijk gezelschap, dat inmiddels van naam veranderd is, het heet RosaVeritas. "Zeist is, met andere woorden, het Jeruzalem van de Nederlandse antroposofie," grapt Akkerman.  
Aartsengel Michaël weegt een ziel, naar Guariento rond 1350
Beeldje van hout, Sint-Michiel verslaat de draak, gepolychromeerd, Gruuthuusemuseum, Brugge. 
Het wordt tijd dat ik terugkeer van mijn omzwervingen, en naar het boekje ga: het boekje over de missie van Michaël. 
Ik zie er een beetje tegenop, omdat het een eerste plonsje (ik wil het geen duik noemen) is in de leer van de antroposofie. 
Ik maakte kennis met de engelen Lucifer en Ahriman, met een voor mij volkomen onbekend gedachtengoed. Ik kreeg bovendien het gevoel dat het voor insiders geschreven was, 'ik heb u al vaak verteld...' Het boekje bestaat uit twaalf toespraken, die Steiner niet zelf genoteerd heeft, maar door een stenograaf werden opgeschreven. Middenin het boekje zitten tekeningen die hij maakte, om zijn verhaal te illustreren. Het zijn schematische weergaven, er is geen enkele schoonheid aan. Mij hielpen ze ook niet om het verhaal duidelijk te maken. 
Ik heb er dit van opgestoken: wij mensen moeten meer aandacht hebben voor het geestelijke. Niet het individuele geestelijke alleen, maar ook het kosmische, wat ons verbindt met andere mensen. Lucifer en Ahriman zijn twee duivels, vaak worden ze ten onrechte als één satan gezien. Ze proberen bezit van ons te nemen, en daar moeten wij ons tegen teweer stellen. Lucifer is de lichtdrager, hij streeft omhoog, uiteindelijk kom je met hem in arrogantie en hoogmoed terecht. Ahriman is uit op macht, hij is aards; zijn geest heerst zeer in dit tijdperk, nu God dood is, en alleen wetenschap en techniek nog lijken te tellen. We moeten beide geesten niet ontkennen, maar ze hun plaats geven, en dat betekent dat er een balans moet komen. Dat evenwicht is de Christus-impuls, Christus in ons. Michaël is dan het aangezicht van Christus. 
Voor wie het nog eens beter en gedetailleerde weergegeven wil zien, verwijs ik naar DEZE DIA-SITE.
Ook  Stichting De Heraut geeft nadere uitleg. 

Conclusie:
Ik vind de antroposofie een interessante, belangwekkende beweging. Maar alles is nieuw voor mij, het is een grootse, samenhangende leer, die ik niet meteen helemaal doorheb. Er zitten heel sympathieke gedachten en instellingen aan, bij voorbeeld de Vrije School, Biologisch Dynamische Landbouw. 
Het spreekt me aan, dat Steiner al inzag, dat alleen 'het denken' niet genoeg is om tot volledige ontwikkeling te komen. Hetzelfde vind ik terug bij Zen, bij de contemplatieve (christelijke) oefeningen van Franz Jaliczs. 
0-0-0-0-0-0-0-0-0

Overigens moet ik ook nog vermelden, dat de Antroposofische vereniging een artikel heeft geplaatst waarin werd uitgelegd hoe mensen van Viruswaarheid teksten van Steiner misbruikt en misvormd hebben om hun eigen waarheid ervan te maken. Zie hiervoor DEZE LINK.

Ik besluit met een citaat uit de Kerngedachten van de antroposofie [Wat Michaël wil], van Rudolf Steiner: 

"Antroposofie is een weg naar inzicht die het geestelijke in de mens met het geestelijke in de kosmos wil verbinden. Zij maakt zich in de mens kenbaar als een behoefte van het hart en van het gevoel. Zij moet haar rechtvaardiging vinden in het vermogen deze behoeften te bevredigen. Alleen diegene die in de antroposofie vindt waar hij vanuit zijn gemoed naar zoeken moet, kan haar waarde erkennen. Daarom kunnen antroposofen alleen mensen zijn die bepaalde vragen over het wezen van de mens en wereld even existentieel ervaren als zij honger en dorst ervaren."
Hans Stolp schreef een biografie van Rudolf Steiner. 
Hans Stolp, Biografie Rudolf Steiner, 2020.