zaterdag 10 april 2021

Verhalen, Anton Tsjechov, 1993 (1999)

 

Mijn boekomslag
De omslagfoto is een afdruk van Tsjechovs visitekaartje met een opdracht aan Olga Knipper, Jalta, 1900. Olga Knipperactrice, was zijn echtgenote; hun huwelijk vond plaats in 1901.
Ik ben geweldig enthousiast over Tjsechov! Ik geef in mijn blog verspreid wat opmerkingen over de verhalen die me aanspraken: 

Mevrouw NN:
Verhaal van een jonge vrouw,  Natalja Vladimirovna, die jong en onstuimig een rit te paard maakt met Pjotr Sergejtisj. Hij verklaart haar zijn liefde, zij is diep gelukkig.... Maar in de stad voelt alles anders dan op het land, tijdens die prachtige rit bij onweer. Pjotr is van lagere komaf, zij is rijk en leeft comfortabel. Hij durft na die ene ontboezeming verder niets te doen, zij zegt ook niets meer over haar liefde. De tijd verglijdt, beiden verouderen en bezien elkaar. De rijke mevrouw NN ziet in verdriet en spijt terug op haar leven, hij vermagert. 
 
Tsjechov in 1889
Anton Pavlovitsj Tsjechov werd geboren in Taganrog in 1860. Hij overleed in Badenweiler in 1904.  
Hotelkamer te Badenweiler (Zwarte Woud), waar Tsjechov stierf; rechts  sculptuur "Meeuw" (van Alexander Taratinov).  
Een zenuwinzinking
Verhaal over drie studenten, die een bordeel bezoeken. Hoofdpersoon Vasiljev voelt medelijden met de prostituées. 'Zij kennen de reine liefde niet, ze hebben geen kinderen, ze zijn niet rechtsbevoegd; hun moeders en zusters rouwen om hen als waren ze dood, de wetenschap behandelt hen als een kwaad, en de mannen spreken hen aan met 'jij'. Maar ondanks alles hebben ze het beeld en de gelijkenis met God niet verloren.' Hij wil hen redden, maar de werkelijkheid laat zijn onverschilligheid en lelijkheid zien. Vasiljev krijgt een zenuwinzinking, een psychiater probeert hem te helpen maar komt niet verder dan het geven van een drankje. Geschreven naar aanleiding van de zelfmoord van Vsevolod Garshin.(1855-1888).
Dit is een portret van Vsevolod Garshin, door Ilya Repin. De zelfmoord van deze schrijver van korte verhalen is de aanleiding geweest voor Tsjechov voor het schrijven van Een Zenuwinzinking. 
Tsjechov leed aan tbc; daaraan stierf hij uiteindelijk ook. Hierboven het paviljoen in het Andrejevski-sanatorium in Aksjonovo aan de voet van de Oeral waar Tsjechov in 1901 verbleef
Dit is zijn  geboortehuis in Taganrog.
Anton Tsjechov, een fotobiografie.
samengesteld door de Duitse vertaler van zijn werk Peter Urban. 
De illustere Russische (toneel)schrijver en arts beschikte  over een snijdende spot, waarbij hij zichzelf niet bepaald spaarde. Maar hij was ook begaan met zijn medemens. Zo bouwde hij diverse scholen rond zijn eerste landgoed en bleef, ondanks dat hij zich eigenlijk volledig aan zijn ‘minnares’  de literatuur wilde wijden, toch ook bij zijn ‘eega’ de medicijnen.

Ton en ik hebben het boekje aan elkaar voorgelezen na de avondmaaltijd. Het roerde ons dikwijls  tot tranen toe. 
Het bijzondere van Tsjechovs verhalen is dat ze zo door en door menselijk zijn. Tegelijk vond ik ook deze treffende zin over Tsjechov: "Voor zowel zijn proza als zijn toneel geldt dat Tsjechov veel erbarmen heeft met zijn personages en hen tegelijk alle hoop uit handen slaat. Zie DEZE SITE.
Elders las ik: "Nederland houdt van Tsjechov. Maar wel om de verkeerde redenen, Niet mededogen dreef hem, zoals iedereen beweert, maar haat - jegens de Russische maatschappij.  Aldus slavist Hans Boland. Zie DEZE SITE.
Hans Boland, slavist. (Boland weigerde in 2015 de Poesjkin vertaalprijs uit handen van Poetin). 
Tsjechov was arts, hij schreef ook vaak over artsen (en over tbc, waaraan hij zelf leed; ook opmerkelijk vaak over psychisch leed). Wat het onderwerp artsen betreft, denk ik nu aan het verhaal De Vlinder, waarin hij verhaalt van de hardwerkende, volstrekt nobele jonge huisarts, die zijn speelse vrouw Olga Iwanowa blijft aanbidden, hoewel hij haar in romantische bevliegingen met andere mannen verstrikt weet. Uiteindelijk verplettert hij haar met zijn goedertierenheid.
Op de site De Steven staat een mooi stukje van J.J.C Marlet over Tsjechov als arts, en als tbc-lijder. Als arts leerde hij observeren, wat hem natuurlijk zeer van pas kwam bij zijn literaire werkzaamheden. Ook hier treffen we de opmerking aan, dat hij een hekel aan de vreselijk slechte toestanden in Rusland. Zo schreef hij onder andere De reis naar Sachalin. Tsjechov maakte die reis omdat hij de strafkampen daar wilde bezoeken waar gedeporteerde gevangenen onder zware omstandigheden hun straf uitzitten. Zijn verslag wordt een klassieker. Behalve van het desolate landschap en zijn eigen wederwaardigheden geeft Tsjechov ook een gedetailleerde beschrijving van de gevangenen op Sachalin en hun barre levensomstandigheden. 
De reis naar Sachalin verscheen voor het eerst in tientallen jaren weer in een nieuwe, Nederlandse vertaling in 2004, met een nawoord van Frank Westerman.
Uitgave van 2004, nieuwe vertaling, met een voorwoord van Frank Westerman. 
Op de al aangehaalde site De Steven herinnert de auteur aan dr. Jefimytsj, de zeer sympathieke hoofdfiguur uit het in 1892 verschenen verhaal van romanformaat: Zaal 6. Ik geef hieruit een citaat, ook omdat het meteen een mooie smaenvatting geeft van het prachtige verhaal: 
"Dokter Jefimytsj mag representatief heten voor de russische arts uit die dagen van druk en geslagenheid, de laatste uren van het tsaristisch regime toen het volk haast leeggebloed was en de mentaliteit van de heersende minderheid getypeerd werd door onzekerheid, onderling wantrouwen, bedrog en vervlakking. Andrej Jefimytsj had reeds lang de strijd tegen de wantoestanden en ook tegen ziekte en dood opgegeven. Het was toch allemaal zinloos, een weg zonder licht en zonder einde. Wat je ook ondernam, het was gedoemd te mislukken, omdat er van hoger hand geen medewerking bestond. De regerings-apparatuur was verstard. Zo verzandde Andrej Jefimytsj in apathie. In zijn ziekenhuis, een totaal verouderd en vermolmd gebouw, waarin nooit enige vernieuwing had plaats gevonden, was een bergruimte voor krankzinnigen, onder bewaking van de sadistische Nikita. Dit afdelinkje was zaal 6. Hier ontmoette de dokter als bij toeval Dmitri Gromow, een paranoïde man, die bezeten was door de idee dat men hem elk ogenblik in boeien kon slaan en gevankelijk wegvoeren. (Deze idee was eigenlijk niet zo dwaas in het Rusland van Alexander III). Dokter Andrej gaat steeds vaker buurten bij Dmitri, hoewel deze hem allesbehalve vriendelijk bejegent. Gromow wil in Andrej Jefimytsj de arts niet zien, verwijt hem zijn stoïcisme als angst voor pijn en ellende, als een filosofie geknipt voor de epicurist. Een eerzuchtige jongere collega, Chobotow, wenst zich van zijn chef te bevrijden, strooit rond dat deze krankzinnig is en weet hem op slinkse wijze in de tyrannieke sfeer van Nikita te krijgen, onder dwang geïsoleerd op zaal 6. De grijze dokter kan zich niet teweer stellen. ‘Mijn ziekte bestaat louter en alleen hierin, dat ik in de loop van twintig jaren in de hele stad maar één verstandig mens gevonden heb - en dat is nog een krankzinnige’. Bedoeld wordt Gromow, de idealist die zich verzet tegen dat wat Rusland in de greep houdt. Op zaal 6 beseft Andrej Jefimytsj eensklaps het verschrikkelijke van zijn situatie, de ramp van zijn leven. Hij sterft een dag later aan een beroerte. - In deze lamgeslagen arts heeft Tsjechow naar mijn mening veel persoonlijke verwerkingen van de eigen situatieve problematiek neergelegd, iets van zijn eigen angst, onmachtsgevoel en gedrevenheid, alsook van zijn eigen benadering van de evenmens. Tevens gaf hij een boodschap door aan zijn landgenoten, speciaal aan de leden van de toonaangevende laag, de intelligentsia. Andrej Jefimytsj was zoveel als de ongewenste psychiater-therapeut van het hem ontglippende tijdseuvel. Zijn praktijkvoering was een alarm, zijn einde een onveilig signaal."
'Ik weet niet meer of ik hem ergens gelezen heb of ergens heb gehoord, maar het is een vreemde legende, die op geen andere lijkt. Om te beginnen munt hij niet uit door duidelijkheid. Duizend jaar geleden dwaalde er een in het zwart geklede monnik door de woestijn, ergens in Syrië of Arabië... Op enkele kliometers van de plek waar hij liep zagen vissers een andere zwarte monnik, die zich langzaam over de oppervlakte van het meer voortbewoog.... 
'Hij zou nooit van een geonde, sterke, roodwangige vrouw kunnen houden, maar de bleke, zwakke, ongelukkige Tanje beviel hem.'
Op een nacht, als hij niet kan slapen, steekt Kovrin om half vijf de kaars aan, 'en op hetzelfde moment zag hij de zwarte monni die in een stoel bij het bed zat.'Gegroet', zei de monnik en hij vroeg na enig zwijgen: 'Waar denk je aan?'
'Aan roem,'antwoordde Kovrin. 
(Kovrin begrijpt het verlangen naar roem niet.)
'Dat komt omdat jij verstandig bent. Jij staat onverschillig tegenover roem, alsof het een stuk speelgoed is waar je niks aan vindt. 
Ja, dat is waar. 

 De Zwarte Monnik over waanzin, of over iets anders? Hoofdpersonen zijn de geleerde Kovrin, zijn vrouw en haar vader, de tuinder Pesotsky. Kovrin is rusteloos, drinkt veel wijn, en ziet de schim van een zwarte monnik over het veld zweven. Enige tijd later onderhoudt hij zich met hem in zijn kamer. Zijn vrouw ziet dat: haar man zit tegen een lege stoel te praten... Dat loopt niet goed af. 

De dame met het hondje is het bekendste van alle verhalen. In alle bloemlezingen komt het dan ook voor. Het is het prachtige verhaal van een man en een vrouw, die allebei gehuwd zijn, maar hun ware liefde met elkaar, buiten dat huwelijk vinden. 
Er zijn zeer veel verschillende uitgaven van de verhalen van Tsjechov. Dit is er één van. 
De verhalen uit mijn boekje zijn niet uit de vroege periode, maar uit zijn 'rijpe periode'. Aldus het Nawoord, van de hand van vertalers en samenstellers Marja Wiebes en Yolanda Bloemen.

Op de site  8Weekly lees ik: 
"Als geen ander was Tsjechov in staat om in enkele velletjes een waarheidsgetrouw beeld neer te zetten van het leven om zich heen, terwijl hij daarin ook nog eens gedurfd en origineel uit de hoek kwam. Hij was een humaan schrijver die bewogen was met de mensen waarover hij schreef, zonder water bij de wijn te willen doen. Zijn taalgebruik is opmerkelijk fris en recht voor zijn raap, heel anders dan het klassieke Russisch dat collegaschrijvers als Tolstoj gebruikten. Hij was een scherp observator en kwam door zijn artsenopleiding veel onder de mensen. Dit stelde hem in staat om een nietsontziend portret te schetsen van de Russiche samenleving, waarin niemand er genadig van af komt. Wie goed leest, ziet duidelijk dat Tsjechov niets zo verfoeide als de hypocrisie, de lamlendigheid en de onnozelheid die hij om zich heen aantrof. Het universum van Tsjechov wordt bevolkt door mislukkelingen, lamzakken, dronkelappen, stomkoppen, gierigaards en schoften. Hij weet ze vaak op onvergelijkbare en tragikomische manier neer te zetten. Maar wel zo dat het nooit een romantisch plattelandsplaatje wordt. De wreedheid en rauwheid van het leven is bij Tsjechov alomtegenwoordig. Zelf schrijft hij hierover in een brief:

Voor scheikundigen is er op aarde niets onreins. De literator moet even objectief als de scheikundige zijn; hij moet de gewone burgersubjectiviteit van zich afwerpen en weten dat mesthopen een zeer voorname rol in het landschap vervullen, en dat boze hartstochten evenzeer eigen aan het leven zijn als edele.


Verder wordt er gewezen op de meestal negatieve eindes:

"Veel van Tsjechovs verhalen kennen geen duidelijk afgebakende structuur; ze zijn open van karakter en eindigen vaak erg plotseling. De bekende Russische formalist Viktor Sjklovski constateerde om die reden dat Tsjechov heel vaak gebruik maakt van ‘negatieve eindes’: eindes die de verwachting van de lezer frustreren en zijn verlangen naar afronding niet bevredigen. Dit levert eindzinnen op als: “En hij liep het kantoor uit” of: “Ptacha zwijgt”. Alsof je in de bus een flard van een gesprek opvangt en opeens weer uit moet stappen. Dat busreisje is dan echter wel een ongekend aangename ervaring geweest."
Zeer recent is er nog een nieuwe uitgave verschenen:
 De dertig beste verhalen van Tsjechov, april 2021.
Vertaling Hans Boland, zie foto boven. 
Grote Volodja en kleine Volodja
Over een vrouw die met een oudere man is getrouwd, maar een relatie met een andere, jonge man begint. Beiden heten Volodja. 'Na een week zette Volodja haar aan de kant. En daarna nam het leven weer zijn gewone loop. even oninteressant, droefgeestig en soms zelfs kwellend.'

En ten slotte, de typering van De man in het etui:
'Een zekere belikov, een leraar grieks. Hij stond erom bekend dat hij altijd, zelfs als het heel mooi weer was, uitging met een overjas en een paraplu, en onveranderlijk met een warme, gewatteerde jas aan. Zijn paraplu zat in een hoesje, zijn horloge zat in een hoesje van grijs zeemleer, en als hij zijn pennemesje tevoorschijn haalde om zijn potlood te slijpen, dan zat ook dat  mes in een hoesje; en ook zijn gezicht leek in een hoesje te zitten omdat hij het voortdurend verborg in een hoog opgezette kraag. Hij droeg een donkere bril, een trui, had altijd watjes in zijn oren, en als hij in een rijtuig stapte moest de kap altijd omhoog. Kortom, deze man had de onbedwingbare neiging zich voortdurend te omgeven met een omhulsel.'
Korte levensschets, 4 minuten, met mooie beelden. Engels gesproken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten