maandag 28 maart 2022

Het Handboek van de Inquisiteurs, António Lobo Antunes, 1996 (2007)

Boekomslag; de raven vliegen voortdurend rond om de gebouwen van de quinta. Ze lachen. Sinister beeld bij het verhaal. 
Dit boek is als een caleidoscoop samengesteld: tijden, personen en plaatsen worden door elkaar heen gemengd in een kleurrijk verhaal. Dat het ondanks alle stukjes en brokjes tóch goed verstaan kan worden, ligt aan de talloze zinnen die steeds herhaald worden. 
Zo is er in een eerste hoofdstuk de herhaalde zin: "Ik doe alles wat ze willen maar houd mijn hoed wel op zodat ze weten wie de baas is." - De zin typeert Francisco, de eigenaar van de quinta, die elk dienstmeisje of een hem bekende vrouw (onder anderen de weduwe van de apotheker, de vrouw van de sergeant) pakt, en die, naar later blijkt, hoorndrager is. Zijn vrouw Isabel heeft hem verlaten voor een ander. Hoewel Francisco beestachtig is, krijgt hij door die verloren liefde een menselijke trek.  
Terug naar de herhaalzinnen: 
De schoonmoeder van Francisco's zoon Joao wordt getypeerd met de zin: Zeg ben je betoeterd; als Francisco oud is en na een beroerte in een verpleegtehuis is beland, wordt voortdurend de zin van de verpleging herhaald: Plasje meneer goed zo mooi heel braaf. 
Ik zit in de knoei, Titina, help me. Weer een zin van Francisco. Typeert meteen ook de belangrijke rol die de huishoudster Titina speelt in het leven van vader en zoon. Voor beiden moet ze de angst bezweren. 
Harrie Lemmens vertaalde het boek. 
Als ik het verhaal chronologisch vertel, gaat er een hoop verloren; het is juist dat door elkaar lopen dat het zo interessant maakt. Toch, voor het goede begrip, een korte samenvatting: 
Het gaat om quinta-eigenaar Francisco, minister in het bewind van dictator Salazar. In zijn goede tijden was hij machtig en rijk, en kon doen waar hij zin in had. 
Als er oorlog uitbreekt in Angola (kolonie van Portugal) en meteen ook de communisten in Portugal de macht grijpen, is het gedaan met zijn macht en rijkdom. 
Op het persoonlijke vlak heeft hij het ongeluk dat zijn vrouw Isabel, van wie hij veel houdt, hem in de steek laat voor een andere hooggeplaatste. Dat maakt hem wrokkig en boers. Hij kleedt zich in een broek met elastieken bretels, heeft altijd een maf hoedje op en een sigaar in zijn mondhoek. 
Het botert niet tussen hem en zijn zoon. 
Zijn zoon Joao opent het boek met zijn verslag, hij zit in een rechtszaak omdat zijn vrouw van hem wil scheiden. Hij krijgt het verwijt van haar en haar familie dat hij de erfenis van de quinta verduisterd heeft. Het tegendeel is waar, Joao was een soort loopjongen van de familie, die moest doen wat zij hem opdroegen. Het was ook vernederend, 'daar en daar moet je tekenen.' De werkelijkheid is dat één van haar neven na het vertrek van Francisco gezorgd heeft dat via malversaties het gehele eigendom naar de schoonfamilie ging. De man in kwestie kwam er natuurlijk het beste vanaf. Schaamteloos liet hij de hele quinta slopen, en zette er een bungalowpark voor in de plaats. Zo werd hij er zelf het beste van.
António de Oliveira Salazar (1889-1970) 
was tussen 1932 en 1968 minister-president van Portugal. Hij gaf leiding aan het autoritaire bewind van de Estado Novo. 
Het keukenmeisje - steeds gepakt door Francisco, met zijn hoed op, en sigaartje in de mond - raakt zwanger. De huishoudster Titina helpt meneer, hij laat de veearts (!) komen om het meisje bij te staan bij de bevalling. Het dochtertje wordt naar een vrouw in de stad gebracht, een winkelierster met een winkeltje in garen en band. Zij wordt de stiefmoeder van Paula. 
Die stiefmoeder zal later zelfmoord plegen. Paula en Joaoa zijn dus halfbroer en -zus. Ook zij verdenkt haar broer van het inpikken van de erfenis. 
Francisco pikt, als hij al oud en wat seniel is, een meisje op die hem erg aan zijn vrouw Isabel doet denken. Deze Tania (?) en haar moeder komen in een dure flat te wonen, en kunnen opeens allerlei dure spullen kopen. De hele buurt kijkt naar hen op, nu ze in de gratie bij de minister staan. Maar dit is van tijdelijke aard, op een gegeven dag denkt Francisco dat deze geliefde die hij voor Isabel aanziet, hem (net als Isabel) in de steek gaat laten. Dan zet hij haar aan de dijk. 
We maken episodes mee dat we het Portugese bewind van zijn vreselijkste kant zien: een moord op een echtpaar, de lijken worden met ongebluste kalk bestrooid. En een jong meisje dat rustig uit het raam springt, een communiste, met grijze trui en rok en een bos zwarte krullen. Ze leeft nog, maar medische hulp wordt haar onthouden. 
Het laatste woord is aan Francisco, hij blijkt toch van zijn zoon te hebben gehouden. 

Het boek bestaat uit een aantal verslagen, de verslagen worden gevolgd door commentaar. 
De verslagen hebben ondertitels, of motto's: 
Zo krijgt het Eerste Verslag het motto mee: Laat iedere clown vliegen als een onbekende vogel.
Het Tweede verslag: Het malicieuze karakter van de levenloze dingen.
Het Derde Verslag: Over het bestaan van Engelen. 
Het Vierde: De twee in extase uitgetrokken schoenen.
Het Vijfde: Bijna sterfelijke vogels van de ziel. 
Quinta da Avelada in Penafiel, Portugal; een voorbeeld van een traditionele landelijke quinta.
Quinta betekent dus: landgoed. 
Elk verslag is weer samengesteld uit diverse andere verslagen, plus commentaren daarop. 
Ik vind het moeilijk om de motto's te verklaren. Ik probeer nu alleen van het Eerste Verslag een opsomming te geven, dat verheldert wat: 
Het begint met een verslag van de huishoudster Titina; de chauffeur wordt 'een clown' genoemd. Het commentaar komt van Odete, dochter van de pachter. Moeder van het bastaarddochtertje van Francisco. 
Het tweede verslag in dit deel komt van zoon Joao. Hij heeft als klein jongetje de ruzies tussen zijn ouders meegemaakt. Hij is bang voor wolven in de nacht, Titina is zijn 'eigenlijke' moeder, zij verzorgt hem liefdevol. Zij is ook erg belangrijk voor Francisco, al jaagt hij haar na de Revolutie weg als communiste. In haar ouderdom - zoals verderop zal blijken - mist ze zowel vader als zoon, ze begrijpt niet dat die haar niet opzoeken in het bejaardentehuis. 
Het commentaar hierop komt van Sofia, de nare, rijke vrouw van Joao, zij en haar rijke familie vernederen Joao en pikken alle bezittingen in.
Opnieuw een verslag van Joao, die na de scheiding op de quinta woont, zijn bed tegen het fornuis heeft aangeschoven. Hij bouwt een boot in de schuur. Mannen 'als clowns' laten hem papieren tekenen, hij werkt voor hen op een bank maar snapt er niets van.  
Na de REvoluite zetten 'twee onbeduidende mannetjes hem de quinta uit. De clowns zitten nu in Cascais, de gevangenis. 
In het commentaar volgt het relaas van de man in Zwitserland. Ook na de Revolutie zorgen de rijkaards dat ze bezit in handen krijgen. 
Schrijver Antonio Lobo Antunes. 
geboren 1942. 
Geldt als een van de belangrijkste hedendaagse schrijvers. 
Citaat Trouw, Ger Leppers, 23 januari 2021:
"Er zijn niet veel schrijvers wier boeken op mij zo verslavend werken als die van de inmiddels 78-jarige Portugees Antonio Lobo Antunes. Die verslaving is vooral te danken aan de diepte die de auteur aan zijn personages geeft en het mededogen dat hij weet op te roepen, ondanks hun menselijke tekortkomingen."

De titel behoeft nog wel enige toelichting:
Het oordeel over al deze personages komt denk ik de lezer toe. De lezer is de inquisiteur, hij moet het doen met de geboden verslagen en de commentaren daarop. 
Het geheel maakt duidelijk, dat het niet altijd gemakkelijk is om uit te maken hoe slecht een slecht mens precies is.  

donderdag 17 maart 2022

Het Heilige, Rudolf Otto, 1917.

Ondertitel: Over het buitensporige van het numineuze, het mysterie dat doet huiveren en fascineert. 
[De afbeelding op de boekomslag is een schilderij van Caspar David Friedrich, Neubrandenburg im Morgennebel, 1817.]
Dit boek is geschreven door Rudolf Otto, 1869-1937; 
Luthers godsdiensttheoloog.
Dit is zijn hoofdwerk, oorspronkelijke titel Das Heilige (Breslau 1917). 
Wikipedia: Otto benoemt het heilige als de essentie van iedere religie. Het goddelijke is altijd 'das ganz Andere', het 'totaal vreemde', het is de kern van religie. 
Het heilige wekt tegelijkertijd vrees en fascinatie op. 
Otto introduceerde ook het begrip numineus, aan adjectief dat verband houdt met het begrip numen: Numen (meervoud Numina) is een Latijnse term voor 'spirituele kracht' of 'voelbare heilige aanwezigheid' om te verwijzen naar het geheimzinnige, wat tegelijk kracht uitstraalt. 
Otto vormde dit woord naar analogie van het woord omen: Omen (meervoud 'omina') is van oorsprong een Romeinse, maar tegenwoordig overal gebruikte, term voor een gunst­ig of ongunstig voorteken, dat uit een geobserveerd fenomeen wordt afgeleid. Deze voortekenen komen over de hele wereld voor, in allerlei culturen.
Tapijt van Bayeux, Komeet Halley als omen. 
Vermoedelijk vervaardigd in 1068. De komeet zit rechtsboven. 
De termen numen/numineus worden in de Nederlandse literatuur gebruikt door onder meer Hella Haasse, Johan Polak, Gerard Reve en Harry Mulisch. Het komt overeen met het begrip het sublieme, van Kant.  
Het Nederlandse boek Het numineuze van Tjeu van den Berk verwerkt praktisch wat Otto theoretisch uiteenzette. 

Het Heilige is een merkwaardig mooi boek, dat eigenlijk probeert te beschrijven wat religie, meer in het bijzonder: religieuze gevoelens, precies behelzen. Door de nadruk op de religieuze emoties kom je als geïnteresseerde veel te weten over wat mensen in religieus opzicht bezighoudt.
Het boek is al tamelijk oud, 1917, en wereldberoemd. Otto schrijft met zeer veel gevoel. 
Ik neem er een paar dingen uit:

Ik was getroffen door de paragraaf over 'uitingsmiddelen van het numineuze in de kunst.'  Voor het onzegbare, het goddelijke, verhevene dus. 
Otto noemt hier de grotten van Longmen:
Grotten van Longmen
Het Longmen Caves Research Institute heeft becijferd dat er 2345 grotten en nissen aanwezig zijn, met 43 pagodes, 2800 inscripties en meer dan 100.000 boeddhistische beelden en beeldjes. Ze vormen de grootste verzameling van Chinese kunst uit de late Noordelijke Wei-dynastie en de Tang-dynastie een zijn ontstaan in de periode van 494 tot 907 na Chr.
longmen grottoes - fengxiansi. (Foto: CC/Flickr.com | Xuan Che)
Longmen Caves. (Foto: CC/Flickr.com | James Jin)
Ik had nog nooit gehoord van deze geweldige schat uit het verleden. 

Al lezende, herinnerde ik mij het verschrikkelijke verhaal van de grote Boeddha-beelden in Afghanistan, die door de Taliban werden opgeblazen. Ook deze plaatjes zocht ik nog eens op:
55 m, "Westelijke Boeddha"
38 m "Oostelijke Boeddha"
De twee plaatjes hierboven zijn De boeddha's van Bamiyan in 1886, zoals gepubliceerd door PJ Maitland, The Illustrated London News.
Foto uit 2005Tracy Hunter van Kaboel, Afghanistan - Vernietigd Standbeeld
Zicht op de Bamiyan Vallei met verwoest boeddha-beeld. 
De grootste boeddha voor en na de vernietiging
De Boeddha's dateren uit de zesde eeuw; het grootste beeld stelde Dikanpara voor. 
Ze werden verwoest in de eerste week van maart, 2001.

Niet alleen in beelden komt het numineuze tot uiting, Otto geeft ook voorbeelden van schilders:
Uit: Chinesische Landschaftmalerie, Otto Fischer, 1921
'Deze werken behoren tot het diepste en verhevenste, wat menselijke kunst ooit heeft voortgebracht.' - Aldus Otto.
Otto Fischer, Landschaft mit Regenschauer.
'Wie zich daarin verdiept, speurt achter deze waterpartijen en nevelen en bergen geheimzinnig ademend het oeroude Tao, het op en neer verborgen Zijn. Menig diepe geheimenis ligt in deze beelden omsluierd-ontsluierd. Het weten van het 'niets', het weten van 'het ledige', het weten van Tao van hemel en aarde, dat ook het Tao van het menselijk hart is, ligt erin.' (Rudolf Otto)

Otto beschrijft niet alleen het christendom, maar religie wereldwijd. 

De volgende kunstvorm die hij noemt, is - het kan niet missen: de Gotiek.
Interieur van de kathedraal van Amiens (Hauts-de-France, Frankrijk)
Kathedraal van Reims op een 19e eeuws schilderij
Foto van DEZE SITE.
Ulm Minster (2005)
Foto Patrick Six. 
Kerk met de hoogste toren ter wereld, Ulm, Baden-Würtemberg. 'Méér dan magisch', aldus Otto. 

In de literatuur wordt het numineuze aangegeven door het zwijgen en het donkere:

Nun kehr ich ein;
Herr, rede du allein
Beim tiefste Stille-sein
Zu mir im Dunklen,  

Gerhard Tersteegen.
Gerhard Tersteegen, Rijnlandse mysticus.
1697-1769.
Ik citeer heir graag Meister Eckharts boek: Over God wil ik zwijgen. 
Behalve zwijgen en duisternis is er nog een derde middel voor een sterke numineuze indruk: het lege en de uitgestrekte leegte. 
Otto noemt hier de keizerlijke grafgebouwen van de Ming-dynastie bij Nanking en Peking,  'die de lege vertes van een compleet landschap in hun opzet integreren'. 
Ligging van de graven aan de voet van de bergen.
Heilige weg, of weg der zielen, naar de tombes toe. 
Omgeving.
p. 144 
Een heel mooie samenvatting van het boek is te vinden op deze site: 

“Ik heb het Sanctus, Sanctus, Sanctus gehoord van de kardinalen in de Sint Pieter, en het Swiat, Swiat, Swiat in de kathedraal in het Kremlin en het Hagios, Hagios, Hagios van de Patriarch in Jeruzalem. In welke taal ze ook klonken, deze sublieme woorden reiken altijd tot in de diepste diepten van de ziel, opwekkend en met een machtige huivering het geheim beroerend van het bovennatuurlijke dat daar slaapt.”

Rudolf Otto beschrijft zijn indrukken en gedachten over het heilige na zijn reis naar het oosten in 1911. Vanaf dat moment kon Otto de kwestie van het heilige niet loslaten. Het is het thema van zijn leven.
In 1917 publiceerde hij dit boek, dat hem beroemd zou maken en dat nog steeds wordt beschouwd als een mijlpaal in de religieuze psychologie en religieuze studies.
Immanuel Kant, 1724-1804
Bij zijn studie naar het heilige was Otto beïnvloed door Kant, in het bijzonder met diens Kritik der reinen Vernunft (1781). Daarin onderzoekt Kant de grondslagen en de grenzen van de menselijke kennis. Het wordt als zijn belangrijkste werk beschouwd.
Jakob Friedrich Fries, post-kantiaan.
1773-1843
Maar ook de kantiaan Jakob Friedrich Fries was van bijzonder belang voor Otto's denken. Fries beschreef in "Kennis, Geloof en Bewustzijn" (Wissen, Glauben und Ahndung) intuïtie als een aparte vorm van kennis. In tegenstelling tot kennis en geloof verwijst intuïtie niet naar de werkelijkheid, maar naar een ideale wereld. Gevoelens en esthetische ervaringen spelen daarbij een rol.
Via Fries kwam Otto bij psychologie, in het bijzonder de kennis van emoties. Zo kwam hij uiteindelijk in aanraking met de geschriften van de Amerikaanse psycholoog William James, de grondlegger van de moderne godsdienst-psychologie.
William James, 1842-1910
In zijn standaardwerk The Varieties of Religious Experience  (Over de diversiteit van religieuze ervaringen) uit 1902 beschreef hij religieuze gevoelens als persoonlijke, subjectieve en serieus te nemen gevoelens die geen cognitieve waarde hebben, maar wel de praktische levenswijze van het betreffende individu beïnvloeden. Religie in deze zin betekent volgens James:
'Gevoelens, acties en ervaringen van individuen die van zichzelf geloven dat ze verband houden met het goddelijke.'
Ook voor Otto is religie vooral een gevoel. Hier is hij het niet alleen eens met William James, maar ook met de grote protestantse theoloog Friedrich Schleiermacher.
Friedrich Daniel Ernst Schleiermacher, 1768-1834.
Theoloog, filosoof en bijbelgeleerde, bekend om zijn poging om de kritiek van de Verlichting te verzoenen met het christendom. 
Schleiermacher had religie beschreven als het gevoel van absolute afhankelijkheid. Hier is Rudolf Otto het dan weer niet mee eens, er zijn immers ook gevoelens van afhankelijkheid in wereldse relaties. Wat eigenlijk religieus is, is de ervaring om oog in oog te staan ​​met een almachtige God. Otto noemt deze ervaring 'Kreaturgefühl', het gevoel een schepsel te zijn. Dat zit in de ervaring van een concrete 'geschapenheid', een 'schepsel' dat verwijst naar een object buiten mij.

'Wat hier belangrijk is, is niet alleen het moment van verzinken en het eigen niets in relatie tot een absoluut overweldigend persoon in het algemeen, maar de relatie tot zo'n overweldigend persoon.'

Otto noemt het object dat het gevoel van dit wezen kan opwekken 'het numineuze'. Het numineuze wordt het sleutelbegrip in Otto's godsdiensttheorie. Het duidt het heilige aan, maar zonder de ethische, morele of zelfs esthetische eigenschappen die we in het dagelijks leven aan het heilige toeschrijven. 

Later voegt hij daar nog aan toe:
'Het heilige minus zijn morele moment en, zoals we nu zullen toevoegen, minus zijn rationele moment in het algemeen.'

Met andere woorden: religie is irrationeel, of op zijn minst een vermenging van het rationele met het irrationele. Het gaat om de ervaring met het totaal andere, het goddelijke, het ultieme, dat aan alle conceptualisering en alle cognitie ontsnapt. Volgens Otto is het numineuze daarmee de eigenlijke kern van alle religie. Dit betekent dat het beslissende aan religies niet hun individuele leringen, tradities en gebruiken zijn, maar hun emotionele verwijzing naar het numineuze. Het Mysterium Tremendum et fascinans. Zo heeft het Numineuze dan ook meerdere aspecten, Otto spreekt van momenten die er in elke religie bij horen. Het ene moment is het al genoemde schepselgevoel. Een ander is het gevoel van huivering. Awe. Zie het gedicht The Tyger
Maar het fascineert ook, trekt op de een of andere manier aan. 

Conclusie: 
Het mooie van het boek van Otto vind ik ook, dat God geen 'lieve God' voor hem is. Het huiveringwekkende, het ontzagwekkende, is juist, dat wij God niet kunnen begrijpen. Er zit een grote mate van irrationaliteit in het religieuze. God is beter te beschrijven in termen van alles wat Hij niet is, de opvatting die terug te vinden is in de via negativa. 
De grootsheid vind ik prachtig beschreven, ook bij voorbeeld in de bijbelcitaten. Het geloof van Job bij voorbeeld, is bij uitstek irrationeel. 
Job en zijn vrienden, 1869.
Ilja Repin 1844 – 1930.

woensdag 16 maart 2022

Het Nationaal Socialisme als Rancuneleer, Menno ter Braak, Bas Heijne, 2022.

Boekomslag
Voor een samenvatting van de denkbeelden van Menno Ter Braak maak ik gebruik van het artikel uit de Humanistische Canon, van de hand van Drs. Jo Nabuurs.
 
Het nationaal-socialisme als rancuneleer (1937) mag als een karakteristieke analyse van Ter Braak gelden. Het heeft een dubbele laag, namelijk sociaal-psychologisch en politiek-cultureel. Rancune, wrok en ressentiment vormen de psychologische ondertoon. Uitkomst van deze gevoelens en gedragingen zijn uiteindelijk de pervertering van de democratie. 
Ter Braak noemt de rancuneuze mens een 'raté'. Het is de mens die het meerdere bezit van een ander niet verdragen kan. Hij klaagt, wordt wrokkig, en gaat uiteindelijk haten. 
Met een variant: 'zij hebben wat wij niet hebben, zij zijn wat wij niet zijn.’
Anton Mussert; 
Ter Braak vreesde de bezetting door de nazi's, Mussert heeft hij zichzelf bespaard. 
Deze NSB-er gold van 1942 tot mei 1945 als de leider van Nederland.
Zowel nationaal-socialisme als fascisme voeden zich aan het ressentiment: rancune vormt hun basis. De ressentiments-mens heeft een zo eenvoudig mogelijk wereldschema nodig; het simplisme is voor hem de maat van alle dingen. De wereld wordt vereenvoudigd tot een strijdtoneel van de ene groep tegen de andere.
Menno ter Braak
1902-1940
De rancunemens streeft vóóir alles naar gelijkheid. Maar hoewel ieder individu streeft naar gelijkheid, zijn wij in biologisch en sociaal opzicht niet aan elkaar gelijk. De een heeft meer en kan meer dan de ander. Het streven om allemaal even rijk en succesvol te zijn, kan onmogelijk gerealiseerd worden. Omdat het gelijkheidsideaal er altijd is, is de rancune er ook altijd. Ook in een democratie. 

Is daarmee de democratie waardeloos?
Nee! Want: ‘…in een democratie (…) heeft het ressentiment minstens de vrijheid om zichzelf te diagnosticeren.’ 
Ter Braak achtte zeker de democratische gelijkheid voor de wet van groot belang. Maar het streven naar economische en sociale gelijkheid is zijns inziens een bron van afgunst.

De verleiding van het nationaal-socialisme.
Het nationaal-socialisme had zijn aantrekkingskracht; betekende dat dan niet dat er iets goeds in moest schuilen? Waarom zou het anders zo verleidelijk zijn? 
Onzin, zegt Ter Braak. Juist de verleiding moet ons alert maken. Het is ‘de verleidende kracht van de reclame‘. Het democratisch socialisme kan ‘pervers’ worden, zijn eigen doel voorbijstreven:

'Het ressentiment wil eigenlijk niet wat zij beweert te willen: ‘... zij kritiseert niet om het kwaad te verdelgen, maar bedient zich van het kwaad als voorwendsel tot scheldwoorden.’  In onze dagen: ‘het zijn allemaal zakkenvullers’. Bovendien: er moten redenen blijven tot rancune. Dus oplossingen zijn soms onplezierig, worden afgewezen! De woede moet in stand gehouden worden. Het gaat om de lust om te haten: ‘haten om te haten', kankeren om het kankeren. Oppositie uit principe. ‘Het onmiddellijk overslaan van het ene gekanker op het andere (wanneer per ongeluk iets in vervulling gaat).’ 

Wat expliciet niet bij rancune hoort is humor: relativeringsvermogen ontbreekt de rancunemens.
Het ging Menno ter Braak met name om het ontmaskeren van de aanvallers op de open samenleving. Als kritisch humanist kapittelde hij zowel het officiële humanisme, alsook het marxisme en reformistisch socialisme. Hij verwierp het gelijkheidsideaal, en bovendien kon de menselijke waardigheid volgens hem nooit aan een ideologie gekoppeld worden. Hij bleef tot het einde een zéér onorthodoxe, soms onnavolgbare humanist.
Bas Heijne; gaf het essay van Ter Braak opnieuw uit, met een voorwoord. 
Hierboven een still uit Buitenhof, waarin hij zijn boekje promootte. 
Menno ter Braak (1902-1940) geldt als één van de scherpzinnigste, anti-autoritaire intellectuelen van de twintigste eeuw in Nederland. Hij was onorthodox, soms onnavolgbaar. Ook toen het politieke risico’s met zich meebracht, stond hij pal voor de Europese, humanistische waarden. In zijn denken bleef hij volstrekt onafhankelijk; een 'politicus zonder partij'. 
Ter Braak heeft maar kort geleefd. Op 14 mei 1940 pleegt hij zelfmoord: hij kon ieder moment door de nazi’s gearresteerd worden. Dit besef was ondraaglijk. Gedurende zijn hele, korte leven was Ter Braak een man zonder dogma’s, de onafhankelijke humanist voor wie de beschaafde mens boven alles ging. Dat hij lid werd van het Comité van Waakzaamheid lag voor de hand toen de beschaving vanwege het fascisme en nationaal-socialisme in het geding was. Door zijn vlijmscherpe pen joeg hij de NSB en de nazi’s in de gordijnen. In 1939 schreef hij: ‘Tegen Hitler-Duitsland moet worden opgetreden’. 
Exemplaar van het Comité van Waakzaamheid.
Het inleidend essay van Bas Heijne heeft als titel Met de moed der wanhoop.
Hij legt uit welke plaats Ter Braak had in de geschiedenis, en dat zijn moed om tegen Mussert en tegen het nationaals-socialisme op te treden, de moed der wanhoop was. Omdat hij zich geen enkele illusie maakte over zijn toekomst onder nazi-bewind, pleegde hij zelfmoord. 
Joris Ivens, filmmaker,
1898-1989
Samen met Joris Ivens richtte Ter Braak ooit de Filmliga op, die de experimentele cinema naar een groter publiek wilde brengen, en zich afzette tegen het Hollywoood-vermaak.
Met Edgar du Perron richtte hij Forum op, het belangrijkste literaire tijdschrift van vóór de oorlog.
E. du Perron, 1899-1940.
Overleed haast tegelijkertijd met Ter Braak; bij Du Perron ging het om een aanval van angina pectoris. 
Rancune, uitvloeisel van nationaalsocialisme, komt volgens Ter Braak weliswaar rechtstreek voort uit het democratisch stelsel. Dat betekende niet dat hij tegen democratie was. Immers, juist democratie kan/kon zichzelf diagnosticeren, debat, kritiek en tegenspraak kunnen helend werken.
Ter Braaks grote voorbeeld was Friedrich Nietzsche: volgens beiden gaat democratie, net als christendom, tegen de menselijke natuur in. Gelijkheid tussen mensen bestaat niet. 
Friedrich Nietzsche, 1844-1900; inspirator van Ter Braak.
Er worden tegenwoordig vaker parallellen getrokken tussen het fascisme van de 20e eeuw en de tegenwoordige tijd. Heijne noemt dat een zinloze exercitie, omdat de geschiedenis zich nooit één op één herhaalt. Dat neemt echter niet weg, dat er nog zeer veel van Ter Braaks pamflet herkenbaar is. 
De begrippen rancune en ressentiment doen elitair aan, en het is verdacht om ook maar enigszins elitair te lijken. 
We hebben geleerd de zielen van de tegenstander te begrijpen, ons erin te verdiepen, en te zoeken naar een redelijke grond van het ongenoegen, de woede. We voelen ons gedwongen de 'boze', de raté, als slachtoffer te zien. Hun boosheid afdoen als 'haat om de haat' is 'een intellectuele doodzonde'.
Maar in iedere politieke uitspraak - van bijvoorbeeld: Poetin, Donals Trump. Erdogan, Orban, Salvini, Forum voor Democratie - is een vijand aan te wijzen. 
Als voorbeeld noemt Heijne J.D. Vance, die Hillbilly Elegy schreef. Het is 'het beste boek om de Trump-stemmer te begrijpen.' In dit boek beschreef Vance Trump als 'immoreel en absurd'.... Maar in 2021 bood hij Trump zijn excuses daarvoor aan, en verdedigde de leugen dat 'de verkiezingen gestolen zouden zijn.' Hij ging werken voor Trump!
Een ander voorbeeld van hoe de rancune en het ressentiment eruitziet:
Hold-Up, de documentaire over het coronavirus, die er eigenlijk geen is.
Duurt 2½ uur, volop fake-news.
'Langzaam maar zeker verandert de documentaire in een composthoop van wantrouwen en rancune.' 
Vertaling van The Age of Anger, Pankaj Mishra.
Dit boek is van een ander niveau; het geeft achtergronden, verbreedt het inzicht:
Pankaj Mishra (1968) is een Indiaas schrijver en journalist. We leven in 'the age of anger', aldus Pankaj Mishra. Tijd van woede (2017) behandelt eveneens de globalisering en de wereldwijde opkomst van ressentiment als krachtige politieke emotie. Mishra verklaart dit ressentiment vanuit de niet-ingeloste en tegenstrijdige beloften van kapitalisme (rijkdom, vooruitgang) en democratie (gelijkheid). Hij legt verbanden tussen het islamitisch terrorisme, de verkiezing van populisten als Modi en Trump, en de etnische zuivering van Myanmar door boeddhistische extremisten. 
Woede en haat zouden nog weg te nemen zijn, rancune en ressentiment niet. Die vragen zelfinzicht.
De conclusie van Heijne is somber: Rancune en haat behoren 'tot de meest essentiële verschijnselen van onze cultuur', ja van ons mens-zijn. Redelijkheid is helaas geen remedie, rancune is alomtegenwoordig. Lees Twitter, denk aan het gescandeerde 'Lock her up', en 'Stop the steal'- en denk dan weer terug aan Ter Braak, die zegt dat wrok 'een doel op zich' kan zijn. Ze kan worden geëxploiteerd door handelaren in rancune.

Het kost ons grote moeite onszelf onder ogen te zien. De rancune, dat zijn wij. Aldus Bas Heijne. 

maandag 7 maart 2022

Dark Waters, Todd Haynes, 2019.

Filmposter.
Amerikaanse historische dramafilm uit 2019, regie Todd Haynes. 
Todd Haynes, geboren 1961. 
De film is gebaseerd op de lange, juridische strijd die advocaat Robert Bilott eind jaren 1990 begon te voeren tegen chemiebedrijf DuPont. 
Robert Bilott, de advocaat die in werkelijkheid strijd voerde met Dupont. 
Geboren 1965.
Dupont zit in Nederland in Dordrecht. 
De hoofdrollen worden onder anderen vertolkt door Mark Ruffalo en Anne Hathaway. Echtpaar, met twee zonen. 
Het script is van Nathaniel Rich, die zich baseerde op een artikel in The New York times, getiteld  "The Lawyer Who Became DuPont's Worst Nightmare". 

Verhaal
Een advocaat ontdekt een duister verband tussen een groot aantal onverklaarde sterfgevallen en een van de grootste bedrijven ter wereld. Hij zet zijn leven en carrière op het spel om de waarheid aan het licht te brengen.

Voorgeschiedenis
Bedrijfsadvocaat Robert Bilott werd in 1998 door een veehouder uit Parkersburg, West-Virginia, ingeschakeld om een rechtszaak aan te spannen tegen het chemiebedrijf DuPont. De veehouder meende dat het bedrijf een plaatselijke kreek, waar zijn vee van gedronken had en ziek van was geworden, vervuild had. In de daaropvolgende juridische strijd tegen DuPont bracht Bilott een decennialange geschiedenis van milieuverontreiniging aan het licht. Het ging in het bijzonder om de ongezonde effecten van perfluoroctaanzuur (C8), een van de PFAS. 
Voor mij is van belang dat het in teflon zit, en we het dus via die weg binnen hebben gekregen. Jarenlang. 
Teflon-pan. 
Twee jaar na het artikel van Rich regisseerde Stephanie Soechtig met The Devil We Know (2018) een documentaire over het onderwerp.
Poster van de documentaire. 
De opnames voor de film Dark Waters gingen midden januari 2019 van start en eindigden in maart 2019. De film ging op 22 november 2019 in première.
Op het erf van de boer die alles in gang zette. 
Mark Ruffalo.
Victor Garber in “Dark Waters”.

Als de advocaat om bewijsstukken vraagt, krijgt hij schofterig genoeg het volledige archief. Daar zit mega veel werk in om dat uit te zoeken. Maar hij doet het!
De rechtszaak. Alles duurt verschrikkelijk lang, het medisch onderzoek komt pas na zeven jaar met resultaten. Maar Bilott wint wel!
Zijn huwelijk lijdt onder zijn inzet voor de zaak. Toch steunt zijn vrouw hem, dat levert een prachtige scene op, als zij haar man verdedigt. 

Hier weer met de boer in kwestie, de man die hem beslist overtuigt van de ramp die zich op zijn erf voltrekt. 


Trailer.
Ik vond het een indrukwekkende film, Robert Bilott heeft een grootse strijd gevoerd, feitelijk helemaal alleen. Het schandaal dat onthuld werd is ook verschrikkelijk, daarom des te beter dat deze advocaat de moed had om dit gigantisch grote werk te verrichten. 
Uiteindelijk is het wel zo, dat iedereen min of meer PFAS in zijn lijf heeft......