Boekomslag. Ontwerp Bram van Baal. Op de illustratie is te zien
Een suikerfabriek op een landgoed in Brazilië, circa 1650; geschilderd door Frans Jansz. Post, ca. 1650, collectie Boymans.
Dit was een goed boek - maar met een verschrikkelijk verhaal. Ik had me niet eerder gerealiseerd hoe erg het is geweest, wat wij als rijke westerlingen onze tot slaaf gemaakte medemensen hebben aangedaan. De ogen werden mij eigenlijk pas goed geopend door de vergelijking die Emmer maakte met de Holocaust.
Tot aan dit boek toe heb ik niet werkelijk voor de problematiek opengestaan. Films als Twelve years a slave, waren films voor me. Akelige fictie, weliswaar historisch, maar toch: fictie. Ik vind het erg om te bekennen.
Tot aan dit boek toe heb ik niet werkelijk voor de problematiek opengestaan. Films als Twelve years a slave, waren films voor me. Akelige fictie, weliswaar historisch, maar toch: fictie. Ik vind het erg om te bekennen.
Filmposter Twelve Years a Slave;
naar het gelijknamige boek van Solomon Northup, van 1850.
Zie ook Mijn blog Twelve years a slave.
Maar Emmer beschrijft de feiten.
Internationale dag voor de herdenking van de slavenhandel en de afschaffing ervan. Ik weet niet waar dit monument staat.
Rechts onder staat:
Het ladingsplan van het Franse slavenschip Marie Séraphique, dat via Congo-Angola naar het Caribisch gebied voer in 1769-1770.
Collectie Historisch Museum van Nantes.
Het artikel in Trouw ging over de publicatie van het boek 'Rotterdam in slavernij', van Alex van Stipriaan.
Toeval of niet, deze publicatie, terwijl ik me voor het eerst serieus verdiep in de geschiedenis van de slavernij.
Emmer maakt overigens onderscheid tussen de handel in slaven en de slavernij zelf. De handel is een gruwelverhaal op zich: de mensen lagen opeengepakt, als tonnen bier...
Als haringen in een tonnetje; van Zalig Zeeland.
Slavenkijkdag Middelburg, zelfde site als boven.
Middelburg was belangrijk voor de slavenhandel. Er staat ook een monument voor de slavernij. Er komt mogelijk ook een museum, daar zijn veel argumenten voor te geven.
Terug naar het boek van Emmer:
De term 'zwarte holocaust' voor het slavernijverleden van de zwarte mensen is van Martin Luther King. Naast alle overeenkomsten geeft Emmer in zijn boek ook wel de verschillen. Zo was het bij de holocaust de bedeoling mensen uit te moorden, bij de slaven was dat geenszins het geval. Integendeel, een dode slaaf was verlies voor de handelaar, alsook voor de eigenaar.
In de jongste geschiedschrijving van de slavenhandel wordt geschat dat er in de Atlantische slavenhandel ruim 10 miljoen mensen als slaven zijn verscheept. Van hen werden er 554.336 verhandeld door Nederlanders, dit is ruim 5%.
Wat ik het schokkendste misschien wel vond, was hoe 'gewoon' wij de handel vroeger vonden. Er was nauwelijks meegevoel, of respect. Een uitzondering is de arts D.H. Gallandat, aantrof op schepen. die beschreef wat hij De beeldvorming is zeer veranderd.
David Henri Gallandat (1732-1782)
Mede op basis van zijn ervaringen als scheepsdokter op slavenschepen schreef medisch doctor David Henri Gallandat een gids met richtlijnen voor slavenhandelaren. Tekening door A. Schouman, 1759 Zeeuws Museum, Collectie Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen'.
De Engelsen, Fransen en Portugezen hebben veel meer slaven verhandeld dan wij. Ook is niet onbelangrijk te weten, dat Afrikanen zelf eraan meegewerkt hebben, en eraan hebben verdiend.
Arabische slavenhandelaren met hun 'vangst' in Mozambique
Slavenmarkt in Khartoem, Sudan; beide foto's van Historiek.net.
Emmer betoogt dat de slavenhandel niet is uitgevonden door de westerse machten, maar door de Arabieren. Via hun karavaan- en scheepvaartroutes verlieten de meeste slaven hun continent. Wel zeker bevorderden de Europeanen die handel!
Emmer wijst erop, dat de slaven het lot van de indianen in de Nieuwe Wereld moesten verzachten. Zo krijgt die mensenhandel een klein menselijk trekje.
Ook relativeert hij de ellende van de zwarte man, door te wijzen op het lot van de Joden op het Iberisch schiereiland, en dat van de hugenoten in Frankrijk. Met andere woorden: ze waren de enigen niet.
De Portugezen waren voor de Nederlanders het grote voorbeeld. In Zuid-Spanje en Portugal bestond 6 à 10 procent van de bevolking uit slaven. Toen de Portugezen ontevreden waren over het aanbod van de Afrikaanse slaven, besloten ze ze zelf te gaan halen.
Nederland aapte de Portugezen niet meteen na, dat kwam pas toen ze mankracht zochten voor de suikerplantages in Brazilië.
Historisch aanzicht op Elmina in de 17e eeuw.
Elmina Slave Castle; mina slaat op goudmijn.
Het fort van Elmina vandaag de dag; oorspronkelijk Portugees.
Een serieuze tegenstem in Nederland van meet af aan was die van dominee Bernard Smijtegeld. Slavenhandel was diefstal, dus dat mocht niet. De dominee was geliefd onder het volk, maar de hoge heren luisterden niet naar hem.
Na 1635 kwam er een geregelde Nederlandse slavenhandel naar Brazilië. Vanaf 1621 leed de West Indische Compagnie verlies op de slavenhandel. In 1645 brak er een opstand uit onder de Portugese planters tegen het koloniale gezag, de macht van Nederland werd beperkt.
Bestraffing van een Braziliaanse slaaf, door J.M. Rugendas, 1830.
Er werden aanvankelijk ook contractarbeiders uit Europa gestuurd naar de Engelse en Franse eilanden in de Caraïbische Zee. Maar de berichtgeving over leefomstandigheden en hoge sterfte leidden ertoe dat Afrikaanse slaven de opvolgers werden voor deze witte arbeiders. Bij deze omslag speelden de Nederlanders een grote rol.
Ook de Engelsen begonnen deel te nemen aan de slavenhandel.
Het eiland Curacao werd een van de belangrijkste doorvoerhavens. De rol van de Nederlandse handelaren werd beëindigd door politieke verschuivingen (Spaanse Successie-oorlog, 1702-1714).
Curacao:
Planter vergezeld door zijn slaven op weg naar de kerk, Pierre Jacques Benoit - 1839 (Afb: museumkennis.nl)
Een prent uit 1839. Slaven op Curaçao verdienden vaak een klein salaris waarvan zij zich uiteindelijk konden vrijkopen.Beeld KIT Tropenmuseum.
Ook waren er geregeld en opeenvolgend oorlogen met Engeland. Daardoor duurde het lang voordat de WIC Suriname tot de belangrijkste afzetmarkt van slaven maakte.
De WIC ging uiteindelijk ten onder door financiële meningsverschillen tussen Hollandse en Zeeuwse aandeelhouders van de WIC.
Vlag WIC
West Indisch Huis, Amsterdam.
De MCC (Middelburgse Commercie Compagnie) werd de grootste slavenhaler, met een marktaandeel van 15 à 20 % van de totale Nederlandse slavenhandel.
De bemanning van de schepen bestond voor het grootste deel uit buitenlandse gastarbeiders. Discipline was moeilijk te handhaven, matrozen smeerden 'm nogal eens wanneer er een haven werd aangedaan. De gages waren laag, de ziektes en de sterfgevallen veelvuldig. In Engeland werd dat een argument voor de tegenstanders van de slavenhandel. In Nederland niet, men accepteerde hoge sterftecijfers.
Kaart van West-Afrika, één van de gebieden waar de schepen van de MCC hun slaven kochten. In: Geschiedenis van de MCC.
Bij de inkoopboeken van de rederijen staat uitvoerig genoteerd welke ruilmiddelen de slavenhalers aan boord haalden om de aankoop van slaven mee te betalen. Het waren verschillende soorten textiel, buskruit en geweren (vaak verouderd of defect). Daarna kwamen mog alcohol, spiegeltjes en snuisterijen. Vooral de kraaltjes en spiegeltjes deden lang opgeld voor het idee dat de slaven voor een appel en een ei te koop waren.
Emmer bestrijdt dat de slavenhandel Afrika zodanig verzwakt had, dat de vestiging van koloniën een makkie was voor ons rijke westerlingen.
De meeste slaven werden op of voor de Afrikaanse kust aangekocht van slavenmakelaars. Dezen werden steenrijk met hun handel.
Overigens kwam slavernij in Europa zelf niet voor. In Afrika hoorde het er eenvoudig bij, in stammenoorlogen werden krijgsgevangenen niet langer gedood maar verkocht.
Bovendien was slavernij overal ter wereld normaal!
Vrouwen en kinderen vormden een groot aantal, vermoedelijk wat de vrouwen betreft vanwege hun vruchtbaarheid.
De prijzen van de slaven werden na 1750 zo hoog, dat er bendes ontstonden die dorpen overvielen en bewoners kidnapten om ze als slaaf te verkopen.
Er bestaat een autobiografie van een slaaf die later in Engeland een vooraanstaand lid werd van de antislavernijbeweging. Het gaat om Equiano, een Eboe-jongetje uit het koninkrijk Benin. Rond 1760 werd hij op tien-jarige leeftijd ontvoerd, en kwam als slaaf in West-Indië terecht. Hij leerde Engels, en trof het goed: hij werd vrijgelaten en ging naar Engeland.
De slavenreizen waren verschrikkelijk, dat kwam door de slechte huisvesting, dicht opeengepakt in het ruim zonder frisse lucht, inferieur voedsel, ongezuiverd drinkwater en besmettelijke ziekten. Veel slaven waren al in slechte conditie als ze werden aangekocht.
In de loop van de 18e eeuw werden nieuwe inzichten wat betreft hygiëne en medische kennis toegepast. Een arts adviseerde katten aan boord te nemen in de strijd tegen muizen en ratten, die besmettelijke ziekten verspreidden.
Opstanden waren een ander probleem aan boord. Hoewel de meeste daarvan met gemak werden neergeslagen.Toch was er voor de kapitein veel aan gelegen dat de slaven heelhuids overkwamen,
De overtocht duurde als regel twee maanden, bij uitzondering liep dat uit tot vier. In de 17e eeuw bracht een volwassen slaaf rond tweehonderd gulden op, in de achttiende eeuw liep dat op tot 700 gulden.
Eenmaal in Zuid-Amerika groeide de slavenbevolking niet goed. Het is nog steeds niet goed duidelijk waar dat aan lag. Mogelijk was er sprake van een 'geboortestaking' door de slavinnen? Maar verwerpt die mogelijkheid toch zelf. Wel denkt hij dat geïmporteerde ziektes uit Afrika de schuld kunnen zijn. Slechte zorg door de plantagehouders wijst hij af, die hadden daar zelf geen voordeel bij.
Slaven werden onmiddellijk gebrandmerkt bij aankomst!
Brandmerken slaven. bron: Virginia University; soms 2 x, bij vertrek uit Afrika, en bij aankomst op de plantage.
Er werd flink verdiend in en aan de slavenhandel, maar in zijn totaliteit was hij toch niet erg winstgevend. De winstpercentages in de Engelse slavenhandel lagen veel hoger dan die bij ons, 6 à 7 % tegen 2 à 3.
In 1773 ontstond er een financiële crisis omdat de planters hun schulden niet meer konden betalen. Uit de cijfers blijkt geen groot belang voor de Nederlands economie als geheel.
Het beeld is ontstaan van Suriname als het grootste slavenkerkhof ter wereld, als gevolg van de brute behandeling door calvinisten of Joden. Maar dat beeld kwam hoofdzakelijk door een populair geschrift van de Schotse schrijver J.G. Stedman, met veel gruwelijke tekeningen. Emmer spreekt dit tegen, het slavenregime in Suriname was niet erger dan elders; planters waren bovendien voornamelijk uit Frankrijk, Duitsland of Engeland.
Ophanging aan een rib, de straf voor een opstandige slaaf in Suriname.
Illustratie van William Blake bij Stedmans Reize naar Surinamen.
Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana,
oorspronkelijk in 1797 in het Engels uitgegeven als Narrative, of a five years' expedition, against the Revolted Negroes of Surinam.
Het is een reisverslag van John Gabriël Stedman, die in 1773 in Suriname arriveert. Het is vertaald door Johannes Allart en gepubliceerd in 1799. Het boek beschrijft Suriname en een expeditie tegen opstandige slaven.
De uitgave speelde een belangrijke rol in de beeldvorming over de slavernij in Suriname en de afschaffing daarvan.
Toen er steeds meer kritiek op de slavenhandel kwam en veroden werd, ging hij toch nog een tijdlang illegaal door. Daarbij waren ook schepen met Nederlandse papieren.
Het was nog een lange weg naar een wereld zonder slaven. Pas in 1826 werden de planters in Suriname verplicht een deugdelijke administratie voor hun slavenpersoneel op te zetten. Afschaffinf van de slavernij gebeurde in Nederland pas in 1863. Engeland verbood de slavernij in haar gebiedsdelen uiteindelijk in 1833, via de Slavery Abolition Act.
Engeland had natuurlijk internationaal veel in de melk te brokkelen. Ze hadden de Nederlandse koloniën in beslag genomen, en al in 1806 de invoer van slaven verboden. De economische gevolgen van de afschaffing van de slavernij werden vooral gevoeld in de Nederlandse forten aan de Afrikaanse westkust. Tussen 1837 en 1867 werden er nog enkele duizenden Afrikanen geronseld voor dienstneming in het KNIL. Later werden de forten overgedragen aan de Engelsen.
Er wordt in dit boek alleen geschreven over de transatlantische slavenhandel. Niet over die in Nederlands Indie. Zie daarvoor: https://geschiedenismagazine.nl/de-onbekende-slavernij-in-oost-indi; ook het boek:
Reggie Baay, boek van 2015. Over de slavernij aan de andere kant van de wereld.
Deel 1 slavernijmonument: slavernij, verleden.
deel 2: de muur van weerstand
deel 3: de vrijheid, monument erwin de vries.
Emmer maakt gebruik van dit boek van de bevrijde slaaf Equiano. Hij ontkwam naar Engeland, en werd een bekend abolitionist.
Professor Emmer heeft veel kritiek gekregen op zijn boek, het zou te relativerend zijn. Zie voor deze discussie. DE GROENE.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten