dinsdag 10 november 2020

Politieke Filosofie IIIA: John Locke, Verlichting, Vrije Academie okt. '20

 

John Locke, 1632-1704 - Verlichtingsfilosoof
‘Vader van het liberalisme’
Bij Machiavelli en Hobbes werd  in de 16de eeuw gebroken met begrippen als ‘natuurlijke sociale harmonie’ en ‘Goddelijk recht om te heersen. Toch blijft iemand als Hobbes conservatief: koningschap is de beste regeringsvorm vanwege de stabiliteit die het garandeert.

In de periode tussen de 16de en 18de eeuw, de periode van de Verlichting, wordt radicaal met deze conservatieve conclusie gebroken.
De Verlichting kende grote namen in de wetenschap, zoals Galileo Galilei, René Descartes, en Isaac Newton. Maar de beweging slaat ook door naar het politieke domein, denk aan de Franse Revolutie onder leiding van Maximilien Robespierre (1758-1794).
De macht van adel en koning wordt ondermijnd, het doel is een ‘republiek’ te stichten waar het volk de macht heeft.
Met Robespierre zelf liep het helaas ook slecht af. Hier een afbeelding van zijn arrestatie. Na de moord op koning en adel werd hij zelf ook onthoofd. 
Lockes Two Treatises on Government (Twee verhandelingen over het Staatsbestuur) uit 1690;
Ik noem eerst de belangrijkste werken van Locke. Hierboven de Two Treatises on Government. Vooral in het tweede Treatise bracht Locke een ander concept van het sociaal contract naar voren dan dat van Hobbes. Locke bood een theorie die legitimeerde om een koning af te zetten wanneer deze gevaarlijk werd voor de burgers in zijn staatsgebied. 
(Een essay over het menselijke begrip)
Moderne uitgave.
Locke schreef dit toen hij in Nederland was, 1683. 
Het verscheen in 1690 en behandelt het proces van de verwerving van menselijke kennis en begrip. De menselijke geest zag hij – in navolging van Aristoteles -  als een leeg blad (tabula rasa, deze woorden gebruikte Locke evenwel niet), die met zintuiglijke ervaringen gevuld moest worden. 

Locke behoorde met zijn filosofie tot de klassieke liberalen. Zij maken vrijheid tot hun centrale waarde. Hoofdfiguren in Engeland: John Locke, Adam Smith, en John Stuart Mill. 
Er is een tweede groep liberalen, die we vooral in Frankrijk zien. Daar verloopt de ontwikkeling in die zin anders, dat men daar de waarden van vrijheid en gelijkheid aan elkaar koppelt.  Dit is deels te vinden bij Montesquieu, en vooral bij Rousseau. Dat noemen we sociaal liberalisme.

Locke bouwt voort op de gedachte van het sociaal contract, dat we al zagen bij Thomas Hobbes. 

Wat is het Sociaal contract? 

Waar Hobbes in zijn Leviathan gepleit had voor een bijna absoluut gezag, argumenteerde Locke dat alle acties van de staat slechts gelegitimeerd konden worden vanuit het algemeen belang. Locke was er ook van overtuigd dat mensen in een samenleving het 'juiste' zouden doen en dat alle mensen beschikten over natuurlijke rechten.
Lockes opvattingen over het  Sociaal Contract waren heel invloedrijk, in het bijzonder bij de Amerikaanse Founding Fathers.
 Over Tolerantie (1689), 
Hierin beschreef  Locke zijn gedachten beschreef over de tolerantie in relatie tot religie.

Humber van Straalen neemt A Letter on Tolerance als uitgangspunt van zijn uitleg van Locke. Dit traktaat over de staatsinrichting heeft vele generaties Verlichtingsdenkers, waaronder Montesquieu, Voltaire, en Rousseau, sterk beïnvloed.

Natuurtoestand en natuurwet 

Locke meent, als typisch modern filosoof, dat de overheid ontstaat bij gratie van conventies en gedrag van mensen onder wie van nature geen hiërarchische relatie bestaat. De manier waarop we samenleven is daarom te zien als een sociaal contract, omdat ze staat bij het naleven van afspraken. Locke stemt op dit punt dus in met het denken van Hobbes (zie Politieke Filosofie IIB). Maar waar Hobbes de natuurtoestand schetst als diep ellendig, vindt Locke dat onzin. Mensen voelen zich van nature geroepen bepaalde regels te volgen, zoals het tonen van respect voor leven en bezit. Hiervoor zijn geen afspraken nodig. De natuurtoestand is daarom wel: “Een toestand van vrijheid, maar niet één van willekeur. [...] De natuurtoestand heeft een natuurwet die er heerst, en waaraan iedereen gebonden is” .

De natuurwet volgens Locke 

Dat er natuurwetten en rechten bestaan is volgens Locke zowel in te zien op basis van de rede als op basis van theologische overwegingen . De mens heeft immers, stelt Locke, niet  zichzelf gemaakt. Wie de mens aanschouwt, ziet een schepsel en wordt gevoerd tot het idee van een Schepper: “De Natuurtoestand heeft een natuurwet die haar beheerst, en die ieder verplicht: en de Rede, die deze wet is, leert ieder die haar raadpleegt dat aangezien allen gelijk en onafhankelijk zijn, niemand een ander dient te schaden in Leven, Gezondheid, Vrijheid, of Bezit. Want de mensen komen toe aan Hem wiens handwerk zij zijn. Zij bestaan omwille van zijn plezier, en niet dat van elkaar. Ieder van ons beschikt over dezelfde vermogens, en heeft deel aan dezelfde gemeenschappelijke natuur. Er kan niet verwezen worden naar een vorm van ondergeschiktheid volgens welke de één het recht zou hebben de ander te vernietigen. 
Uitvoering van de natuurwet ligt in de handen van ieder mens, en zo heeft eenieder gezag over de ander. Niet willekeurig, maar met kalme rede en in overeenstemming met het geweten; en door de ander tot de orde te roepen."

De noodzaak van een staat in het liberalisme 
Waarom zou men een georganiseerde staat willen oprichten?
Locke meent dat er ruwweg vijf stappen gezet dienen te worden: 
Ten eerste dient een groepje mensen er met elkaar van overtuigd te geraken dat de natuurtoestand niet langer wenselijk is. Onder druk van bijvoorbeeld bevolkingsgroei gebeurt dit volgens Locke als vanzelf, omdat er onpartijdige rechters ontbreken, vaste protocollen, en het vermogen de wet te handhaven. Doordat daarin niet wordt voorzien, escaleren conflicten snel en kunnen niet worden opgelost. Van de natuurlijke vrijheid kan daarom niet genoten worden. 

Ten tweede, als die groep individuen heeft besloten met de natuurtoestand te breken, dienen zij zich in een gemeenschap aan één te sluiten. Zij moeten uit vrije beweging een ‘society’  vormen. Zij kunnen dit alleen uit vrije beweging doen, aangezien zij van nature elkaars gelijken zijn, en recht hebben op vrijheid. 

Ten derde dient deze ‘society’ vervolgens te beslissen over hoe de staatsvorm er specifiek dient uit te zien. Via een meerderheidsstem bepaalt de society welke wetten, machtsorganen en instituten haar zullen regeren. Deze instemming is belangrijk, om te verzekeren dat de vrijheid die de individuen in hun gemeenschap hebben geïnvesteerd, gerespecteerd wordt in de overheid waaronder zij zullen vallen. 

Tot slot dienen deze posities dan door individuen ingenomen te worden, volgens de protocollen die door de society zijn vastgesteld. Zo ontstaat er een concrete regering langs de wegen waarover men het eens is. Een monarchie is goed mogelijk, als daar overeenstemming over is. 

Instemming 

Revolutionair in het denken van Locke, is de wijze waarop instemming van burgers een rol speelt in de legitimiteit van de zittende regering. Er moet vrije instemming zijn, ook bij voorbeeld bij de vraag in welke gevallen men een regering of monarch op goede gronden zou kunnen afzetten. Maar er moet ook vrije instemming zijn bij voorbeeld bij een wet die het mogelijk maakt voor agenten om boetes uit te delen aan mensen die ten tijde van een pandemie een verzorgingstehuis ingaan. 
Over het algemeen gesproken, zijn wetten voor mij als burger alleen bindend indien:
 a. de regering de juiste protocollen heeft doorlopen die het volgens de huidige regeringsvorm dient te doorlopen om dit te beslissen;
b. deze regeringsvormen de instemming dragen van de gemeenschap; 
c. ik uit eigen instemming tot deze gemeenschap behoor; 
d. dit niet een schending is van de mij toekomende natuurrechten die de staat juist in bescherming dient te nemen. 
In het liberalisme is dit idee van ‘instemming’ een vruchtbare bodem gebleken voor politiek debat. 


Liberale principes 

Ter afsluiting van dit gedeelte over Locke acht Humber van Straalen het relevant enkele principes op te noemen die duidelijk in de liberale geest van Locke’s tekst passen, maar niet letterlijk en als dusdanig door hem zijn verwoord. Dit zijn dus principes die horen bij het klassiek liberale gedachtegoed: 

1. Rechten en wetten: ieder mens is in het bezit van niet te ontvreemden rechten. De wetten dienen deze reeds bestaande rechten te beschermen.
2. Instemming: instemming dient om inherente redenen een belangrijke rol te spelen in de politiek. Hiermee wordt de democratie gefundeerd.
3. Nachtwakerstaat: de staat dient niets anders te doen dan de natuurwetten te beschermen. Verder dient de burger met rust gelaten te worden (vooral vanwege diens natuurlijke recht op vrijheid). 
4. Legitiem verzet: sommige regeringen kunnen illegitiem zijn. Soms is verzet nodig. Sterker nog, soms is inmenging in andere regeringen mogelijk omdat deze de natuurwetten schenden. 
5. Gemeenschap: de gemeenschap is een gevormde gemeenschap, en niet een natuurfeit. Het ligt in de geest van Locke om niet ‘bloed en bodem’ aan te wijzen als het hart van de politieke gemeenschap, maar een vrij gekozen vereniging ten behoeve van universele rechten. 
6. Scheiding van machten: de uitvoerende, rechtgevende, en rechtsprekende machten kunnen onderscheiden worden, en dienen ter bescherming van de burgers ook institutioneel gescheiden te blijven. Dit is bij Locke te vinden, maar vooral de latere Montesquieu is beroemd om zijn uitwerking hiervan in De Geest van de Wet. 
7. (Scheiding kerk en staat) 
Onder een nachtwakersstaat (in het Engels Night-watchman state) wordt een overheid verstaan, die zich zo weinig mogelijk met de burgers van een staat bemoeit. De idee van een nachtswakersstaat is afkomstig uit het liberalisme. De overheid dient een laissez faire (‘laat maar gaan’)-beleid te voeren, die de burgers zoveel mogelijk vrij laat.
(Foto Historiek)

Tot slot twee afsluitende opmerkingen:

1. Een ander fundament?
Locke lijkt zijn politieke denken zoals genoemd uiteindelijk te baseren op theologische overwegingen. Theologische overwegingen spelen in de latere liberale Engelse traditie echter maar een kleine rol. Filosoof John Stuart Mill en proto-econoom Adam Smith baseren hun politieke denken eerder op utilistische overwegingen dan op theologische overwegingen. Dat wil zeggen, ze baseren hun denken eerder op een theorie van wat het geluk van het grootste aantal ten goede komt. Ook Mills liberale denken is beroemd.
John Stuart Mill, (1806-1873). 
Schreef het boek Utilitarianism  (1861)

2. Het 'no harm principle': John Stuart Mill 
Definitie: de overtuiging "dat niemand met geweld mag worden belet om op welke manier dan ook te handelen, op voorwaarde dat zijn daden niet indruisen tegen de vrije daden van anderen", is een van de basisprincipes van de liberale politiek geworden.
Dit no harm principle - het schadeprincipe - werd voor het eerst volledig verwoord door de Engelse filosoof  John Stuart Mill (1806-1873) in het eerste hoofdstuk van On Liberty (1859). 
Utilisme voert volgens Mill zowel tot de vrijheid van meningsuiting, als tot het gunnen van een privédomein, als tot een nachtwakerstaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten