woensdag 30 december 2015

De Heksen van Bruegel, Catharijneconvent, Utrecht

Tekstboekje bij de tentoonstelling.
Ik vond dit een aardige tentoonstelling. Er is niet heel veel van Pieter Bruegel de Oude te zien, feitelijk zijn het maar twee prenten: Jacobus bij de tovenaar, en Jacobus en de val van de tovenaar.

Jacobus bij de tovenaar 
Jacobus en de val van de tovenaar.
Met deze twee prenten legde Bruegel de basis voor ons stereotype heksbeeld: bezem, heksenketel, haard en kat.
De pelgrim Jacobus gaat de strijd aan met tovenaar Hermogenes om hem te overwinnen. Jacobus overwint Hermogenes. In de legende wordt Hermogenes bekeerd, maar Bruegel laat hem door demonen verscheuren. Het kwaad wordt niet alleen belichaamd door een heks, maar ook door goochelaars, acrobaten en kunstenmakers. Doordat zij spelen met illusies worden ook zij in verband gebracht met toverij.
Detail van een schilderij van Fran Francken II, heks met ketel. Bruegel was heel bekend en vond veel navolging
Inwijding van de heksen, David Teniers II
Heksenkeuken, Frans Francken II
David Teniers II, heksensabbath
Heksenbijeenkomst, Frans Francken II
Detail van De Dulle Griet, David (III) van Rijckaart
Hans Baldung Grien
Ik heb dit detail uit een schilderij erbij gezet vanwege de 'main de gloire' op de schouw.
Cornelis Saftleven
Die main de gloire staat ook op de eerste prent van Bruegel. Ook in het museum stond er een (van was gemaakt), als een der objecten van de heks. Oorspronkelijk was hij gemaakt van de hand van een gehangene. Mensen beroofden lijken van veroordeelde criminelen van hun handen. Dat is ook te zien op de Bruegelprent: monsters graven door een gat in de vloer een lijk op. Als sinds de Oudheid worden dergelijke handen beschouwd als magisch.
Dievenhand, oftewel Main de Gloire, zoals tentoongesteld in het Catharijneconvent.
Er was niet alleen veel te zien,  ook veel te leren. De middeleeuwse hekserij wordt tegenwoordig in verband gebracht met angst, angst voor het onverklaarbare. Zo kregen heksen de schuld van misoogsten, ziektes, maar ook bijvoorbeeld de kleine IJstijd.
Kruiend IJs te Delfshaven, Van Culemborch, 1565. Uiteraard lag de oorzaak voor een zeer strenge winter als toen ook aan heksen. 
Overigens waren heksen van origine ook mannen; maar al gauw werd het begrip verengd  tot alleen vrouwen. Mannen waren tovenaars. Zij hadden boeken met bezweringsformules. En als ze zich dan bijvoorbeeld in de magische cirkel bevonden, geraakten ze onkwetsbaar voor het kwaad. 
Een voorbeeld van een magische cirkel, uit een toverboek, de Clavicula Salamonis, de Sleutel van Salomon. (Deze is niet die van de tentoonstelling).De geleerde elite gebruikte dergelijke toverboeken. Stond hij in de magische cirkel, zoals hierboven, dan meende hij beschermd te zijn door God, en dat hij daarom zijn experimenten wel mocht uitvoeren.
Die angst voor de duivel groeit aan het eind van de Middeleeuwen. De mensen zien ook overal handlangers van de duivel. Er ontstaat een samenhangende heksenleer, met traktaten en handboeken. Een bepaald traktaat geeft de oudst bekende duivelsscene: heksen maken zich klaar om de anus van een bok te kussen, om zo het duivelspact te bezegelen.  




Herdruk van de Heksenhamer 
Oorsrponkelijke Heksenhamer, de Malleus Maleficarum. 1485-1486, geschreven door een Dominicaans Inquisiteur.
Interessant waren ook de afdrukken van de Nieuwsbrieven van destijds: de voorlopers van de krant, die werden voorgelezen op publieke plaatsen, of in herbergen. Daarin werden bijvoorbeeld executies van vrouwen aangekondigd.  
Keisnijder of de heks van Mallegem, Pieter van der Hyden, Theodoor Gallen.
Dit detail uit dat schilderij vond ik interessant, omdat ik het begrip 'keisnijder' pas voor het eerst leerde kennen op die andere tentoonstelling: van Bosch tot Bruegel. Daar werd keisnijden in verband gebracht met de uiterste domheid. Wie die kei uit zijn hoofd liet halen, was superdom. Hier wordt het in verband gebracht met hekserij. 
De hekserij als verschijnsel nam mettertijd een ander karakter aan, het was meer tot 'horror-vermaak' ; de schilderijen van Frans  Francken en David Teniers (zie hogerop) zijn daar voorbeelden van. 

Uitgangspunt voor de gehele tentoonstelling is het proefschrift van Dr. Renilde Vervoort, met de (lange) titel: Vrouwen op den Besem en derghelijck Gespoock. Pieter Bruegel en de traditie van hekserijvoorstellingen in de Nederlanden tussen 1450 en 1700.
Het proefschrift dat als basis diende voor de tentoonstelling

De auteur ervan, Dr. Renilde Vervoort

Geen opmerkingen:

Een reactie posten