Ontroerend mooi verhaal over de verhouding van het jongetje Aart tot het bos vlakbij zijn huis - of beter: tot de bomen.
Hij is erdoor gefascineerd, vanaf het begin van het verhaal. Aart is dan zeven, zijn zusje Fientje elf. Hij wil graag naar die bomen toe, vooral naar het grote bos. Denkt dat het reuzen zijn, hij meent dat hij met ze kan praten, en dat ze tegen hem terug mompelen. Als hij erdoor heen loopt of rijdt, valt hem op dat de bomen met hem meegaan.
Aart is een leuke, wat zwijgzame jongen. Zijn onderwijzer, Barre, noemt hem Aart van Aardenburg.
'Aardenburg'
Aart denkt over een reus van een boom met zevenmijlslaarzen aan.
Albert heeft een roggeveld.
Reuzen-bomen
De bomen.
Twee reuzen
Later krijgt hij ook nog een mooie tekening van meneer Barre van een open plek.
We maken ook kennis met de mensen uit de omgeving van Aart: zijn moeder, mevrouw Duclos, zijn zusje Fientje. Zijn oom Matthias, die veel drinkt (net als meneer Barre, overigens). De vriend van Aart op de HBS, Theo. Marietje en Mientje, dochters van Albert met zijn roggeveld en suikerbieten.
De zinnen in het verhaal zijn heel kort, soms denk je even dat je met een kinderverhaal van doen hebt.
Als Aart het koud heeft, zet hij een theemuts op zijn hoofd.
Aan het eind van het verhaal is Fientje getrouwd met Jan Lambrechts. Fientje noemt hem Lamme. Lamme moet helemaal ingewijd worden in het leven daar op het land, vlak bij het bos. Aart gaat studeren, en wordt ontgroend.
Beeld van een ontgroening.
Hij keert terug naar het bos, hij wil met de bomen praten, schreeuwt tegen ze. Albert vraagt later of Aart of de bomen net ook hoorde. Nee, zegt Aart, dat was ik.Dit schrijft de Nederlands Bibliotheek over De Bomen:
De bomen
In 1953 verscheen Alberts’ eerste roman: De bomen. De hoofdpersoon is Aart Duclos, die zich meer verwant voelt met de bomen dan met de mensen. Hoewel hij de hoofdpersoon is, leert de lezer hem niet echt kennen. De verteller geeft geen blik in de ziel van Aart. Hij wordt alleen benaderd via de andere personages, waarover soms iets, maar ook weinig, méér wordt verteld. Het dorp waar Aart opgroeit, lijkt op Apeldoorn, maar het krijgt nergens een naam. Grote gedeelten van het boek bestaan uit zeer beknopte dialogen, waarin steeds niets wezenlijks wordt gezegd, maar waardoor met omtrekkende bewegingen toch de wereld van Aart wordt getekend. De schrijver Bernlef zei over deze typische Alberts-stijl: ‘Alberts is als een beeldhouwer die ons niet het uitgehakte beeld toont maar het materiaal dat hij heeft weggehakt.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten