Aforisme, los van dit hoofdstuk
'De rechtvaardigen zullen eeuwig leven, en hun loon is bij God.'
Boek der Wijsheid, 5, 15.
Wie zijn de rechtvaardigen? Dat zijn zij, die aan eenieder geven wat hem toekomt.
Alle eer komt God toe.
Wie eren God? Dat zijn zij, die zichzelf helemaal hebben losgelaten en in geen enkel opzicht hun eigenbelang zoeken. Zij aanvaarden alles als van God komend, wat het ook is. 'Je moet je helemaal bevrijden van je eigen wil', ofwel: de rechtvaardigen hebben geen wil. Ze zijn daardoor onder elke omstandigheid gelijkmoedig. Hoe groot de last ook mag zijn.
Soms zijn Eckharts woorden duizelingwekkend van grootte:
'Wat is leven? Gods zijn is mijn leven. Is mijn leven Gods zijn, dan moet Gods zijn mijn zijn zijn en Gods wezenheid mijn wezenheid, niet meer en niet minder.'
Eckhart vergelijkt dit met wat staat in het evangelie van Johannes: 'Het woord was bij God.' Het was volkomen gelijkgesteld aan God, naast Hem.
En:
'De Vader baart de Zoon in de eeuwigheid aan zichzelf gelijk: het Woord was bij God, en God was het woord.' Het was dezelfde in dezelfde natuur. Zo ben ik ook kind van God, en is Hij mijn vader. Anders dan mijn lijfelijke vader, van wie ik afgescheiden ben (hij kan dood zijn en ik levend). Ik ben al wat ik ben dank zij mijn hemelse vader.
Je moet God niet aannemen of beschouwen als buiten jezelf, maar als jou eigen en als binnen in jou.
'Ook moet je niet dienen of handelen om een bepaalde reden, niet omwille van God, niet voor je eigen eer of om wat dan ook dat buiten jezelf ligt, maar uitsluitend om wat in jou je eigen wezen en je eigen leven is.'
Tenslotte:
'God is de werker en ik de wordende. Het vuur verandert datgene wat eraan wordt toegevoegd in zichzelf en het wordt zijn natuur. Het hout verandert het vuur niet in zichzelf, maar het vuur het hout. Op dezelfde manier worden wij in God veranderd.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten