zaterdag 18 januari 2014

Rainer Maria Rilke (1875-1926)

'Wer spricht van siegen? Überstehn ist alles.'

Deze zin is de slotregel van  het gedicht REQUIEM,  een vers bij de dood van Wolf Graf von Kalckreuth in 1908.
Voor mij heeft deze regel bijzondere betekenis in de vriendschap met Geert, die enkele jaren geleden stierf. Het was een zin tot troost en bemoediging, die ik vaak van haar heb ontvangen.
 
============

Rilke is heel populair geweest, in Duitsland en daarbuiten. Meestal ging het daarbij om zijn eerste werk, dat goed verstaanbaar was. Het was emotioneel-godsdienstig van toon, vooral vrouwen waren er gevoelig voor.
Rainer Maria Rilke
In zijn middelste periode schreef hij veel meer vanuit observatie. Dat had hij geleerd van Auguste Rodin, met wie hij een intensieve relatie heeft onderhouden. Hij was een tijdlang niet alleen diens secretaris, Rodin was een soort vaderfiguur voor hem. Rilke concentreerde zich onder zijn invloed op wat hij waarnam, en probeerde vanuit die observatie de kern van iets weer te geven. Een mooi voorbeeld (en het bekendste) van deze zogenaamde 'dinggedichten' is Der Panther':

Der Panther

In een van de boeken van Rilke die ik bezit vond ik op een los blaadje een ander gedicht, dat me jaren geleden kennelijk aansprak.
Ik vind het nog altijd mooi, en ik herinner me dat ik er met Geert over heb gesproken.

Manchmal steht einer auf beim Abendbrot...


Manchmal steht einer auf beim Abendbrot
und geht hinaus und geht und geht und geht, -
weil eine Kirche wo im Osten steht.
 
Und seine Kinder segnen ihn wie tot.
 
Und einer, welcher stirbt in seinem Haus,
bleibt drinnen wohnen, bleibt in Tisch und Glas,
so dass die Kinder in die Welt hinaus
zu jener Kirche ziehn, die er vergaß.
 
Uit: Das Stundenbuch / Das Buch der Pilgerschaft (1901)

=============================

Ik wil nu proberen iets te lezen en te begrijpen uit De Elegieën van Duino & De Sonnetten van Orpeus. Deze beide bundels heb ik in één band, uit 1996. De uitgave is tweetalig. Vertaling, voorwoord en aantekeningen zijn van W. Blok, W. Bronzwaer en C.O. Jellema.
Dat ik een fan ben van Jellema heb ik hier al eens verteld bij mijn stukjes over Meister Eckhart. Ik hoop nog wel eens meer over Jellema zelf  te schrijven, maar nu gaat het om Rilke.
De Duineser Elegien, uit 1922 vormen volstrekt hermetische poëzie. In mijn uitgave staan meer aantekeningen dan dichtregels, en zelfs verwijzen de aantekeningen eerder naar voorgaande studies dan naar Rilke zelf!
Ik ben er dan ook niet in geslaagd veel te ontcijferen. Het woord 'Weltinnenraum' uit de inleiding blijft bij me hangen. Maar hoe zit dat precies? Ik moet daarmee beginnen om iets van het raadsel 'de late Rilke'  op te lossen. Al zou ik de dichter liever willen begrijpen vanuit zijn dichtregels.
Maar dan: ook voor Roland Holst had ik ooit een inleiding nodig om hem te begrijpen; de mythe van het eiland der verzworvenen, ver over zee. (Leest iemand A. Roland Holst nog?) Dus aanvaard ik maar dat ik óók eerst wat secundaire literatuur over Rilke moet lezen voordat er iets van zijn moeilijker poëzie tot me doordringt.

Eerst de naam:
Duino is de naam van een kasteel uit de 14e eeuw; het ligt op zo'n twintig kilometer ten noordwesten van Triëst op een rots boven de Adriatische Zee. Het kasteel was eigendom van de familie Thurn und Taxis. Rilke verbleef hier van 1911-1912, en het kasteel inspireerde hem tot het schrijven van dit werk. dat overigens pas in 1922 uit kwam.
 
Kasteel Duino

Maar nu de inhoud:
Rilke probeerde in dit werk een nieuwe, eigentijdse opdracht voor de dichter te formuleren. Die taak betrof de meest fundamentele levensvragen voor de mens. In een nieuwe, postchristelijke mythologie worden vragen naar leven en dood en de zin van het bestaan aan de orde gesteld.
Zijn profetische stelling was dat de mens de opgave had te komen tot  'verinnerlijking': 'De mens is, als geestelijk wezen, in staat om de aarde en het leven in de grenzeloze ruimte van zijn bewustzijn op te nemen, een ruimte waarin hij moet leren thuis te zijn.'  Engelen, kinderen en dieren zijn hier van nature thuis. Het is een ruimte van de verbeelding, de Weltinnenraum. Heden en verleden beide zijn erin aanwezig, de dood is erin slechts een andere verschijningsvorm van het leven.

Okay. Dat moet mijn leidraad zijn. Hoe precies? Wat betekent het eigenlijk? En ligt hier ook een  verband met de grote Duitse romantici? Dat moet ik allemaal nog achterhalen.
De profetie - ik vervolg de inleiding van de geleerde heren van mijn boekje - wordt vertolkt met veel vuur, en is van een grote poëtisch-rijke kracht.
Voor sommige lezers werden de Elegieën wijsheidsteksten, contemplatieve teksten, zelfs meditatieve teksten, waarin men troost zocht voor de bitterheid van het bestaan. - Anderen knapten er volledig op af.
Er komt een modern levensgevoel in tot uiting, zoals dat ook bij Camus en Sartre gestalte kreeg, en bij Kafka. Voor hen was Rilke humanist.
Rilke in zijn werkkamer

=================================
 
Een stroom van wetenschappers heeft zich op Rilkes werk gestort. Wat voor bezwaren men ook tegen hem kan hebben, hij wordt een fenomenaal woordkunstenaar genoemd.

Toch is de tijd van de Rilke-verafgoding voorgoed voorbij. Dat heeft ook te maken met het einde van de patricisch-aristocratische bovenlaag, waartoe Rilke zelf behoorde.
Tegenwoordig wordt Rilke weer onder de aandacht gebracht met het zogenaamde Rilke-project: gedichten van Rilke op muziek gezet. Ze zijn onder Rilke-projekt op YouTube te vinden (niet te embedden, maar zie bijvoorbeeld HIER .)

Ik heb een gedicht vertolkt door Nina Hagen beluisterd, erg mooi: Die Welt die Monden ist.
Voor de bijbehorende teksten kun je hier HIER zoeken.
 
===================================

Voor de laatste keer terug naar de Elegieën van Duino.
Het zijn er in totaal tien.
Uit de eerste Elegie:

Wie, zou ik roepen, vernam, uit der engelen koren,
mijn stem? En gesteld, dat er onverwachts
een mij ter harte nam: aan zijn sterkere wezen
zou ik vergaan. Want het schone is niets
dan het juist nog door ons te verdragen begin der verschrikking,
en wij bewonderen het omdat het, onaangedaan, versmaadt
ons te vernietigen. Schrikwekkend is iedere engel.

Hetzelfde, auf Deutsch:

Wer, wenn ik schriee, hörte mich denn aus der Engel
Ordnungen? und gesetzt selbst, es nähme
einer mich plötzlich ans Herz: ich verginge van seinem
stärkeren Dasein. Denn das Schöne ist nicht
als des Schrecklichen Anfang, den wir noch grade ertragen,
und wir bewundern es so, weil es gelassen verschmäht,
uns zu zerstören. Ein jeder Engel ist schrecklich.

Die 'schrecklicher Engel' komt in de tweede elegie terug, en dan met beelden zo prachtig, dat het je haast duizelt. De engelen zijn

Volmaakte eerstelingen, gij oogappels der schepping,
bergketens, morgenzonbeschenen toppen des Als, -
stuifmeel der godheid in bloei, portalen
van licht, gangen, trappen, tronen,
zalen van zijn, gelukzalige schilden, tumulten
van onstuimige verrukking....

Voor de mensheid ligt het wel even anders,

Want wij, waar wij voelen, vervluchtigen; ach,
onze uitademing ademt ons heen; als een houtvuur,
te vaak ontstoken, verzwakt onze geur.
(..........)    Als dauw van het gras in de ochtend
vervluchtigt het onze van ons, als de warme damp
van een warm gerecht. O glimlach, waarheen? Oogopslag,
nieuwe, warme, vervloeiende hartsgolf -; wee mij,
zijn wij dit alles dan niet? Bewaart dan de ruimte
waarin wij oplossen geen nasmaak van ons? (...)

wij alleen
trekken aan alles voorbij als een wisseling van adem.

Zo zou de dichter ook wat blijvender willen zijn; want als bij de engelen 'zo stijgt ook ons hart altijd nog boven ons uit.'

============================

Ik kom zeker nog terug op Rilke. Dit was een aanzet, een eerste poging tot wat meer begrip.

Tenslotte hier een Duitse radio-uitzending over Rilke.



Borstbeeld

====================================== 

 





 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten