zaterdag 30 november 2019

De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha, Miguel de Cervantes Saavedra, 1605-1615.

Ton en ik lazen dit vermakelijke boek samen, aan het eind van de maaltijd. Om beurten las de één voor in het Nederlands, de ander las mee in de Spaanse uitgave. We begonnen in maart 2018, nadat we Moby Dick uit hadden, van Herman Melville. Het heeft ons dus twintig maanden gekost. Het is dan ook een hele pil! - Erg leuk overigens, samen lezen: en dan zo'n mooi oud meesterwerk!
We gebruikten de Nederlandse vertaling van Barber van de Pol, van 2012; de Spaanse uitgave (El ingenioso hidalgo Don Quijote de La Mancha) gaf geen jaartal. De illustraties erin waren van Ignacio Hernández-Iñigo en Joaquin Chacopino Fabre.
De Spaanse uitgave. In Spanje zijn tal van uitgaven te koop. Dit was een redelijk goedkope, leuk geïllustreerd. Geen annotaties.  
Miguel de Cervantes schreef deel I in 1605, deel II in 1615. 
Barber van de Pol leverde een geweldige vertaling af.  
Ik geef hier twee voorbeelden van de illustraties, en de bijbehorende citaten uit de Spaanse uitgave: 
"Mire vuesa merced, señor caballero andante, que no se le olvide lo de la ínsula qe me tiene prometido."
Sancho herinnert zijn baas eraan, dat hij hem het gouverneurschap over een eiland beloofd heeft. In ruil voor zijn trouwe dienst als zijn schildknaap. 
Volvió Sancho la rienda a Rocinante, y se dio por contento y satisfecho de que podía jurar que su amo quedaba loco. (Parte I, Cap. 25.)
Het gaat er hier om, dat Don Quichotte aan Sancho Panza wil laten zien dat hij gek is.
'Wacht, Sancho, in de tijd dat jij een credo zegt heb ik ze gedaan.' (- aldus Don Quichotte, AdW.)
En hij trok in allerijl zijn broek uit en stond op zijn hemd na in zijn blootje, en toen maakte hij zonder verdere rompslomp twee luchtsprongen en twee buitelingen met zijn hoofd naar beneden en zijn voeten omhoog, waarbij hij zodanige zaken onthulde dat Sancho, om ze niet nog eens te hoeven zien, Rocinant de teugels wendde, tevreden en voldaan nu hij met een gerust hart kon zweren dat zijn baas gek was."
Standbeeld Dulcinea en Don Quichotte, Toledo. 
We schoten om de haverklap in de lach, zoals bij bovenvermelde scene. De gesprekken tussen de dwaze ridder en zijn knecht zijn het leukste. En de begane dwaasheden uiteraard. De talloze uitweidingen maakten het wel eens lastig om de draad vast te houden: veel verkleedpartijen, veel bedrogen liefdes. Geen vaste structuur in het verhaal. 
Don Quichot geldt als een voorloper van de roman. Het is in de volkstaal geschreven, en behalve heel grappig, is de taal ook af en toe behoorlijk omslachtig. Maar goed: de typeringen zijn allemaal raak, de gekte van de Don gaat elke voorstelling te boven. Het is gemakkelijk hem voor de gek te houden. 
Sancho Panza spreekt in spreekwoorden, die hij verhaspelt, en bovendien soms nergens op slaan. Volgens Nabokov in zijn Lectures on Don Quichote komt Sancho's stijl in geen vertaling zo goed naar voren als in het Spaans. 
Zie  DIT BLOG. van mij over dit boek. 
Nabokov hield prachtige colleges over Don Quichotte, die zijn terechtgekomen in het boekje, dat ik eerder bespraken in DIT BLOG
Don Quichotte belooft Sancho het gouverneusschap over een eiland, als hij hem trouw dient. Trouw is Sancho zeker, en een korte periode regeert hij ook over een eiland. Hij blijkt dan buitengewoon slim in het oplossen van zijn regeerproblemen. Hij moet alleen te veel honger lijden, en dat vertikt hij nog langer. 
Slim is hij bij voorbeeld ook, als hij zich moet geselen van Don Quichotte, omdat zo'n drieduizend geselslagen vrouwe Dulcinea van El Toboso zouden genezen van de betovering die ze heeft ondergaan. Sancho is dan wel zo slim de gesel tegen de stammen van bomen te slaan, en daarbij hartverscheurend te schreeuwen. Zo krijgt hij zijn beloning, en Don Quichotte kan denken dat Dulcinea onttoverd wordt. 
De zogenaamde geselslagen van Sancho Panza. 
Don Quichotte gelooft in de betovering van zijn verre, onbereikbare geliefde, sinds hij in de Grot van Monteninos heeft gezien dat ze betoverd is. Sancho Panzo heeft gezien dat Dulcinea gewoon een dikke boerin is, behaard en sterk als een kerel. Voor Don Quichotte is dat de grootst denkbare belediging. 
Overigens krijgt Don Quichotte haar nooit te zien. In de taal verbeeldt ze dan ook de onbereikbare geliefde. 
Aan het eind van deel II heeft Don Quichotte zijn volle verstand weer terug, en sterft dan. Sancho Panza, maakte de omgekeerde ontwikkeling door: van broodnuchter is hij dwaas geworden - alleen niet zo ernstig gek als Don Quichotte was. 
Sancho Panza op zijn grauwtje; standbeeld Madrid. 
In deel II wordt een belangrijk stuk gewijd aan de pesterijen van de hertog en de hertogin. Nabokov wees erop, dat het boek feitelijk wreed was, omdat om een krankzinnige alleen maar gelachen werd, en nog meer voor de gek gehouden. Ongeveer zoals buitenissige mensen op de kermis ten toon werden gesteld. 
Een praktisch onderdeel van Nabokovs boek is een overzicht van de hoofdstukken van de Don Quichot; een samenvatting dus. Bij het lezen van het echte werk was dat wel eens handig om te hebben: er komen zo veel zijsporen in de Don Quichot voor, dat het soms lastig was om de draad vast te houden.
In la Mancha. Dulcinea van el Toboso. Zoals Sancho Panza haar gezien heeft: tarwe wannend. 
El Toboso Provincia de Toledo Castilla la Mancha España
Aldonza Lorenzo is de echte naam van Dulcinea. Die van Don Quichotte luidt Alonso Quijano, en zo noemt hij zichzelf ook weer nadat hij bij zinnen is gekomen vlak voor hij sterft. 
Collectie / Archief : Fotocollectie Anefo Reportage / Serie : Repetitie in kostuum van "De Man van La Mancha " Beschrijving : Lex Goudsmit (als Sancho Panza), Carry Tefsen (als Dulcinea) en Guus Hermus (als Don Quinchotte) Datum : 19 december 1968  Fotograaf Onbekend 
Portret, mogelijk Cervantes uitbeeldend.
Cervantes zat vóór het schrijven van de dikke roman gevangen wegens schulden. Bij publicatie van deel 1 was hij 57 jaar, en een miskende amateur-schrijver. Dit boek werd meteen een doorslaand succes en is dit tot op heden gebleven. De avonturen van Don Quijote en zijn schildknaap Sancho Panza vormen het hart van Cervantes’ meesterlijke parodie. Daarnaast zijn er in de hoofdhandeling talrijke korte episodes − verteld door verschillende personages − verweven, die voor een deel ook weer met elkaar samenhangen. Ik schreef al dat die het verhaal een al te losse structuur geven. 
Zoals in ridderromans gebruikelijk, presenteert Cervantes het verhaal van Don Quijote als zijnde een uit het Arabisch vertaald manuscript. Bijzonder is echter dat het verhaal door de fictieve vertaler, ene Cide Hamete Benengeli, af en toe door commentaar wordt voorzien, waarop Cervantes dan zelf ook weer commentaar geeft. Dat verhaal met commentaar maakt hem modern. 
Cide Hamete Benengeli, fictioneel Arabisch historicus. 
Nog in 1605 wordt Don Quijote zes keer heruitgegeven, al in 1612 verschijnt er een Engelse en in 1614 een Franse vertaling. Een zekere Alonso Fernández de Avellanada brengt in 1614 zogenaamd een tweede deel van Don Quijote uit (in Spanje) en maakt van die gelegenheid gebruik om Cervantes op allerlei manieren aan te vallen. Hierop reageert Cervantes met de versnelde publicatie, in 1615, van zijn eigen Segunda parte del ingenioso caballero Don Quijote de la Mancha [Tweede deel van de scherpzinnige heer Don Quichot van La Mancha]. Hij dient Avellanada daarin subtiel van repliek, zowel in het voorwoord alsook in verschillende hoofdstukken. Verder plagiaat voorkomt hij door Alonso Quijano  aan het einde te laten overlijden. Quichotte berouwt dan inmiddels zijn dwalingen en is bij zijn volle verstand.
Cervantes zelf overlijdt één jaar later.

De eerste Nederlandse integrale vertaling van Don Quijote als Den verstandigen vroomen ridder, Don Quichot de la Mancha door Lambert van den Bos dateert van 1657. Naast de vele vertalingen die zullen volgen, zijn er prozabewerkingen − al dan niet voor de jeugd −, toneelbewerkingen en toonzettingen.
Eerste integrale Nederlandse vertaling, 1657, Lambert van den Bos (L.V.B.)
Deze is van Werumeus Buning, geschreven in 1941 en 1942. Vertaalster Barber van de Pol had nog steeds bewondering voor dit werk, dat ze 'niet verouderd' noemt. Zijzelf pakte het heel anders aan, zie voor vergelijkingen tussen de twee vertalingen DEZE RECENSIE IN TROUW.

Na de bijbel schijnt de Don Quichotte het meest vertaalde boek ter wereld te zijn. Dat komt doordat "de auteur enerzijds tegemoetkomt aan de behoefte van de lezer naar spanning en vermaak door een spectaculair verhaal op een humoristische wijze neer te zetten. (En) Anderzijds heeft Don Quijote een voor die tijd ongekende psychologische diepgang: in de confrontatie met een scherp geobserveerde werkelijkheid werkt Cervantes de complexiteit van het karakter van zijn goedbedoelende, erudiete doch knettergekke hoofdpersoon uit. 
Don Quichotte kan daarom in elk opzicht gezien worden als de bakermat van de moderne roman."
Lezend in zijn ridderromans die hem stapelgek maken, 
VOORBEELDROL
Don Quichot is de personificatie geworden van de zuivere, niet door de realiteit te beïnvloeden idealist. Dat is zijn voorbeeldrol in de wereld. Zonder zulke zonderlinge vernieuwers zou de mensheid niet vooruitkomen, volgens Toergenjew. Wat De heerser van Machiavelli voor de realisten is, is Don Quichot voor de idealisten. Hij houdt zich consequent aan de altijd fris blijvende platonische ideeën van Dapperheid, Hoffelijkheid, Onbaatzuchtigheid, Zachtaardigheid, Mededogen en Rechtvaardigheid. Die kunnen niet aangetast worden, die zijn eeuwig. Dat hij zo belachelijk wordt gevonden, komt door zijn niet te corrumperen inborst. Zijn dolende ridderschap houdt in dat hij met deze deugden door velden, steden en dorpen trekt op zoek naar overtreders van deze deugden, zonder een moralist te worden. Zijn enthousiasme is zo groot dat hij windmolens voor vijandige reuzen aanziet. Ook al opereert hij met de nuchtere Sancho Panza aan zijn zijde binnen de werkelijkheid, Don Quichot ontstijgt eraan zodra hij aan zijn ridderschap denkt. Daardoor kan hij oog houden op de zuiverheid van de ideeën, zodat ze niet worden verwrongen door weifelmoedigheid of compromissen. Wanneer hij ziet dat een boer zijn knecht afranselt, laat hij hem uit naam van de rechtvaardigheid beloven het nooit meer te zullen doen. Don Quichot heeft zich nog niet omgedraaid of de knecht krijgt uit ergernis om die bemoeizucht een extra hard pak slaag. Toch blijft het idee van rechtvaardigheid intact. Zie voor dit commentaar Vrij Nederland.
De huishoudster, de nicht  en de pastoor verbranden heel veel van de vermaledijde ridderromans. 
Dat Don Quichot ‘stapelgek’ is, komen we niet alleen te weten door de avonturen waarin hij zich begeeft, het wordt ook voortdurend gezegd, door de barbier, de pastoor, wie ze maar tegenkomen. En door zijn schildknaap Sancho Panza zelf. Die noemt hem tegenover de hertogin en de hertog die hen in het tweede deel zo gastvrij ontvangen ‘kierewiet’. Maar Sancho Panza geeft toe dat zijn baas soms dingen zegt ‘die volgens mij en iedereen die hem hoort, zo wijs zijn en zo’n goed spoor volgen, dat satan zelf hem niet zou verbeteren’. Deze afwisselende gekte en wijsheid van Don Quichot behoort tot de grote charmes van zijn persoonlijkheid. Het is ook vruchtbaar om als lezer zelf te moeten uitmaken wanneer van het een en wanneer van het ander sprake is. Heel schrander en van gevoel voor stijl getuigend is dat Don Quichot zich elke keer dood ergert aan Sancho’s gewoonte om zijn volzinnen aan het eind vol te stoppen met spreekwoorden (die nooit betrekking hebben op hun gespreksonderwerp). Ook op het gebied van de moraal is Don Quichot leerzaam en zonder gezedenpreek. Hij heeft veel profijt van zijn ingebakken platonische deugden en brengt het idee dat deugd hoger staat dan afkomst in de praktijk wanneer hij zegt dat ‘deugden het bloed verbeteren’ en ‘dat iemand die deugdzaam is maar van bescheiden komaf hoger moet worden geacht en aangeslagen dan een hooggeborene die niet deugt’. Uiteindelijk geeft Don Quichot niet om rang of klasse. Daaraan onttrekken zich zijn deugden, die zijn ‘humanistisch’, onafhankelijk van maatschappelijke rang of stand. Dat is ook precies wat ze idealistisch maken.
Afbeelding door Picasso.
De toevoeging "de edelman met het droeve gelaat" is bedacht door Barber van de Pol. 
Dit is de grot van Montesinos, Ossa de Montiel, Albacete. Hier wordt Don Quichotte zich bewust dat Dulcinea betoverd moet zijn. Door geselslagen kan Sancho dit teniet doen. 
In 2013 zong ik met het Waterlands Kamerkoor in het programma Te Quiero, Spaanstalige volksmuziek. Helaas kan ik het programma niet meer achterhalen. Maar het leuke was wel, dat bij al deze Spaanstalige liederen grafteksten zaten op Sancho Panza en Dulcinea. Misschien kan ik die informatie nog ooit aanvullen.
Flyer van het concert; uitgevoerd 21 september in Purmerend, 29 september in Hoorn. 
Barber van de Pol, geboren 1944. Het nawoord in het boek is van Kees Fens. Fens overleed in 2008. 

vrijdag 29 november 2019

Léonardo de Vinci : le chef d'oeuvre redécouvert; Frédéric Wilner, 2019.

Filmposter.
Dit schilderij van Leonardo da Vinci heet De Madonna met de garenwinder. De compositie toont de Maagd Maria in een landschap met het Christuskind. Jezus kijkt naar een garenwinder die werd gebruikt om gesponnen garen te verzamelen. De garenwinder dient zowel als een symbool van de huiselijkheid van Maria als als een voorafschaduwing van het Kruis waarop Christus werd gekruisigd. Maria kijkt bezorgd toe dat het kind zich niet bezeert. Het kruis verwijst naar de toekomst, het lijden van Jezus.  De dynamische compositie en het geïmpliceerde verhaal van het schilderij was van grote invloed op latere afbeeldingen van de Madonna en het Kind door bij voorbeeld  Raphael. 
Dit schilderijtje is onderwerp van deze documentaire. 
Trailer
De documentaire werd uitgezonden op Arte; het schilderij is gedateerd 1507. Even in perspectief:
Leonardo's Mona Lisa, tussen 1503 en 1506. Vergelijkingsobject. 
Madonna met de garenwinder, 1507; Lansdowne versie . 
Er zijn heel wat kopieën van dit schilderij. De vraag is of en welke van de hand van de meester zijn. In elk geval kwamen twee versies aan de orde; de Lansdowne versie, en de Buccleuch Madonna. Groot verschil tussen beide is het landschap, 'the  dramatic mountain range far more typical of Leonardo'.
 De Buccleuch versie, ook wel de Schotse versie genoemd. 
Hoewel er een groot verschil is tussen de twee bovenstaande versies, worden beide verondersteld deels van Leonardo te zijn. 
De namen Lansdowne en Buccleuch gaan terug op adellijke eigenaars van later tijd.

De ondertekeningen van beide schilderijen tonen vergelijkbare experimentele veranderingen aan de compositie (of pentimenti), wat suggereert dat beide gelijktijdig in de werkplaats van Leonardo evolueerden. Ze doen ook vermoeden dat aan zowel de Buccleuch als de Lansdowne Madonnas er nog een eerdere versie ten grondslag lag aan deze twee.
Dit plaatje heb ik alleen toegevoed als illustratie van het begrip ondertekening. (klemtoon op ónder-).
Anna Bilińska-Bohdanowicz, Zelfportret, 1892, National Museum in Warschauw. Onvoltooid portret dat ondertekening laat zien. 
Interessant is, dat er een brief bewaard is gebleven over dit schilderij. Daarin staat dat Da Vinci bezig is aan  een schilderij voor Florimond Robertet:

"The little picture which he is doing is of a Madonna seated as if she were about to spin yarn. The Child has placed his foot on the basket of yarns and has grasped the yarn-winder and gazes attentively at four spokes that are in the form of a cross. As if desirous of the cross he smiles and holds it firm, and is unwilling to yield it to his Mother who seems to want to take it away from him."

Een beschrijving van een schilderij uit die tijd van een tijdgenoot van Da Vinci is heel bijzonder. Alleen is het opvallend, dat geen van de twee schilderijen de mand toont, waarop de voeten van het Christuskind rusten.
Men vermoedt, dat het werk in opdracht gemaakt werd voor de Spaanse Isabelle d'Este, die Da Vinci zowel getekend als geportretteerd heeft. De opdracht zou dateren van 1499, vlak voordat Da Vinci Milaan verliet.
 
Isabelle d'Este, portret door Leonardo da Vinci. 
Na 1507 is De Madonna met de garenwinder 300 jaar uit beeld geweest. In de vroege 19e eeuw keert het terug op de kunstmarkt. Sindsdien is het in handen van verschillende verzamelaars en wordt het al lang beschouwd als een kopie van hoge kwaliteit, geproduceerd in de werkplaats onder leiding van de meester van de Renaissance. 
Door de huidige eigenaar werd het werk toevertrouwd aan de kunstrestauratrice Cinzia Pasquali, Zij restaureerde onder andere ook Saint Anne van Leonardo da Vinci voor het Louvre. Drie jaar lang was zij met het onderzoek bezig dat deze documentaire op boeiende wijze liet zien. Zij paste infrarood-onderzoek toe, maar ook 'damage-detection': wat leren we van beschadigingen'. Ook onderzocht zij elementen van de achtergrond, en scande zij de schilderijen vóór en na de restauratie. Het werk werd vergeleken met twee andere schilderijen van Da Vinci: de Mona Lisa, en de Heilige Anna. Haar werk stond onder toezicht van experts uit Florence, uit het Opificio delle Pietre Dure, en van Vincent Delieuvin, curator belast met de 16e-eeuwse Italiaanse schilderkunst in het Louvre, en co-curator van de grote tentoonstelling gewijd aan Leonardo da Vinci deze herfst in het grote Parijse museum.
Restauratie van de Madonna met het kind met de Heilige Anna, Leonardo da Vinci, 1508-1510.
Met restauratrice Cinzia Pasquali.

Voor en na de restauratie. Er gaat een diepgaande analyse vooraf aan deze restuaratie. Met deze van Maria met de heilige Anna is Cinzia Pasquali wereldberoemd geworden. De Madonna met de garenwinder wordt ook vergeleken met dit werk. 
Onderdeel van het onderzoek. Ik weet niet meer precies op welk onderdeel. Wat ik nog wel weet, is dat lapis lazuli verwerkt is in het schilderij van Leonardo zelf/ Lapis lazuli was duur, maar het geeft ook een bijzondere kleur. Als ik het me goed herinner, werd het alleen in de Lansdowne versie gebruikt. 
Vincent Delieuvincurator en historicus.
Er worden dus allerlei disciplines toegepast bij het onderzoek: geschiedenis, wetenschap en kunstgeschiedenis. Het geheel wijst uit dat we met dit werkje inderdaad met een originele Da Vinci te maken hebben.
De documentaire is van de hand van Frédéric Wilner, uit Frankrijk.
Aangezien de docu nog maar tot het eind van dit jaar op Arte te zien zal zijn, geef ik hierbij een link naar WIKIPEDIA. 
Van links naar rechts: privé collectie, Madrid; Scottish National Gallery, Edinburgh; privé collectie (voorheen Chicago)
Van links naar rechts: Louvre, Paris; Museo Soumaya, Mexico City; Christ Church Picture Gallery, Oxford.
Ik geef nog wat navolgers (niet uit de docu: Heilige Maagd en kind met garenwinder: 
1566. Olie op paneel, Luis de Morales.
Nogmaals Luis de Morales, La Virgen de la rueca, New York.
Enkele zestiende eeuwse afbeeldingen
Deze wordt toegeschreven aan Fernando Yáñez de la Almedina. Weer een andere kopie van Madonna met garenwinder, naar Leonardo da Vinci; ook XVI eeuw, Edinburgh , National Galleries of Scotland.
De ondertekeningen in zowel de Buccleuch als de Lansdowne Madonnas laten verschillende schetsen zien die niet in de voltooide werken zit, maar wel in sommige kopieën zitten. Hier een mooi voorbeeld. 
Van de maker van deze docu heb ik geen foto kunnen vinden. Wel, dat hij docu's maakte over Angkor Wat, en Tut Anch Amon. 

dinsdag 26 november 2019

Senia-bespreking Het visioen van Constantijn, november 2019.

Hmmmm, heerlijk, Zelfgebakken door Hetty. 
Het is fijn om te voelen dat onze verbondenheid als Senia-leden onderling steeds groter wordt. Dat doet deugd, bij alle lief en leed...
En behalve die aandacht voor elkaar, geven we natuurlijk alle aandcht aan het gelezen boek. Vandaag was dat Het visioen van Constantijn, van Jona Lendering en Vincent Hunink. 
Het blijft boeien hoe we allemaal verschillend reageren op ons gelezen boek. Vandaag nog meer dan anders, de één vond het boek leuk, de ander helemaal niet. Er werd dit keer geen coherent verhaal aangeboden, 'laten zien wat wel en wat niet te weten valt, is de ambitie van dit boek', hadden de schrijvers Jona Lendering en Vincent Hunink van te voren meegedeeld. 
Maar geef de meesten dan toch maar een coherent verhaal....

Bij mij bleef de vraag hangen hoe het Romeinse Rijk zich eigenlijk ontwikkeld had sinds Constantijn. Constantijn werd alleenheerser in 312. 
Constantijn met zijn drie zonen die het rijk erfden. Het waren Constantijn II, Constantius II en Constans. Alle drie waren door Constantijn reeds vroeg als Caesares benoemd en volgden hem gezamenlijk op. Deze situatie leidde tot veel strijd tussen deze broers, oorlog, en een bloedbad waaruit Constantius uiteindelijk als overwinnaar tevoorschijn kwam.
Overigens had Constantijn ook nog twee dochters, Constantina en Helena.
Maar waren deze drie mannen en hun opvolgers aanvankelijk nog heerser over een ongedeeld rijk, dit bleef niet zo. Hierboven is de zien te zien van het Romeinse Rijk in 406. Dit was de situatie aan de vooravond van de invallen der Germanen. Maar toen zou binnen 70 jaar het West-Romeinse Rijk als politieke eenheid verdwenen zijn.
De Grote Volksverhuizing was dus verantwoordelijk voor het verdwijnen van het Westromeinse rijk. Hierboven zijn de Routes van de Germaanse invasies tijdens de Grote Volksverhuizing te zien.
Het Romeinse Rijk in 476.
Terwijl het Oost-Romeinse Rijk tamelijk ongeschonden de volksverhuizing is doorgekomen is het West-Romeinse Rijk praktisch verdwenen. Alleen in Dalmatia weet het Rijk zich nog tot 480 staande te houden, waarna dit eveneens bezet wordt door de 'barbaren'. Het voormalige grondgebied werd ingenomen door Germaanse stammen, die in theorie wel de Oost-Romeinse keizer erkennen als opperheer, maar in de praktijk hun eigen gang gaan.
Verder vond ik nog wat aardige plaatjes die ik hier nog een plaats kan geven: bijvoorbeeld deze van Constantijn als Apollo op een zuil. Bewijs dat hij niet zo door en door christelijk was. 
De zuil van Constantijn in haar originele vorm, met het beeld van Constantijn de Grote als Apollo op de top, ca. 330
Constantijns visioen, Piero della Francesca, fresco, 1452-1466, San Francesco, Arezzo
Interessant is dat dit schilderij werd gemaakt in de tijd, dat er een einde kwam aan het Byzantijnse (Oostromeinse) Rijk, dat in 1453 was.
De Leidse Constantijncamee, met Constantijn als Jupiter met bliksemschicht, zijn moeder Helena links, zijn vrouw Fausta rechts, naast hem zijn zoontje Crispus uit zijn huwelijk met Minervina. De gevleugelde overwinningsgodin Victoria schenkt hem zijn lauwerkrans. Zijn zegekar wordt door centauren getrokken, Museum van Oudheden, Leiden, ca. 315.
Wat nu het Oost-Romeinse Rijk wordt genoemd, was de overgebleven oostelijke helft van het Romeinse Rijk, nadat het westelijke deel (het West-Romeinse Rijk) uiteindelijk ten onder was gegaan door onder andere de Grote Volksverhuizing en interne instabiliteit tijdens de 5e eeuw. De cultuur, de religie en de taal van het rijk waren vanaf de Herakliden overwegend Grieks, maar de Byzantijnen beschouwden zichzelf als inwoners van het Romeinse Rijk, en de heersers voelden zich een ononderbroken continuering ervan. Het Byzantijnse rijk zou standhouden tot circa 1453. 
Het Westromeinse rijk ging ten onder door de invallen van de Germanen, rond 330. 
Terug naar de huidige tijd. Deze kruidnoten waren er óók nog volop.... 
Intussen zijn we bij vraag 19 beland; en Ton heeft nog een vraag 20. Vooruit, Henk dan nog vraag 21. Maar dan zijn we toch heus klaar. 
Kijk, en als je iets dergelijks dan na afloop op het toilet ziet, schiet je even in de lach.... 

zondag 24 november 2019

Beeldvorming rond een massamoord - Rawagede, Jacco Versluis en Maud van de Reijt, 17 november 2019

Logo Human Medialogica
Foto kerkhof Rawagede. Op de achtergrond zijn de grafmonumenten te zien van de slachtoffers. 

Uitzending van HUMAN, in de serie Medialogica. Nog te zien op DEZE SITE, HUMAN.

Eind 1947 voeren Nederlandse militairen een aanval uit op het Indonesische dorpje Rawagede. Zeker honderd mannen worden zonder vorm van proces geëxecuteerd. Volgens Indonesische bronnen komen in totaal meer dan vierhonderd mensen om bij de actie. Een onderzoek van de Verenigde Naties veroordeelt Nederland, maar Den Haag stopt het rapport in een diepe la. De verantwoordelijke militairen worden nooit vervolgd.
Nu, ruim zeventig jaar later, onderzoeken historici op verzoek van de Nederlandse regering het geweld dat in de jaren veertig in Indonesië plaatsvond. Waarom moest dit zo lang duren? Wat is het beeld dat de regering door de jaren heen rondom de executies heeft gecreëerd? Welke lezing stelden journalisten, activisten en wetenschappers daar tegenover? En wat is de houding van de Indonesische regering als het om het huidige onderzoek gaat?
Uitspraak van de rechtbank in februari van dit jaar (2019): de misdaad in Rawagede was destijds al een misdaad, en men wist dat. Eindelijk erkenning. De man op de foto is Jeffry Pondaag, die ook in de docu aan het woord komt. Hij zette zich in voor de weduwen van Rawagede, en de uitspraak die op de zaak volgde, had heel veel impact. 
De brandende kampongs van Generaal Spoor. Auteur: Rémy Limpach
Rémy Limpach speelt in deze documentaire een belangrijke rol, door zijn uitgebreide proefschrift over de dekolonialisatie-periode van Indonesië. 
Rémy Limpach, historicus. 
Van ded website van HUMAN: 
Rémy, Limpach: historicus die in Zwitserland promoveerde op het Nederlandse militaire optreden tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Zijn promotie werd in 2016 onder de titel 'De brandende kampongs van generaal Spoor' als publieksboek uitgegeven. Limpach's stelling dat Nederlandse militairen structureel extreem geweld toepasten staat haaks op het officiële regeringsstandpunt zoals verwoord in de zogenoemde Excessennota uit 1969, en was voor de regering aanleiding om alsnog een groot historisch onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië te financieren. 
Limpach maakt inderdaad duidelijk, dat Rawagede niet op zichzelf stond.
De graven van de slachtoffers van de massa-executies door Nederlandse soldaten.
Oorlogsmonument Rawagede. Op de foto Liesbeth Zegveld, advocaat voor de weduwen van Rawagede. 
Rechts meneer Sukarman, zoon van weduwe Ibu Cawi, en voorzitter van de stichting Rawagede. Hij nam het initiatief voor het oorlogsmonument, is lokaal historicus, en maakte zich als voorzitter van de Stichting Rawagede in Indonesie hard voor de belangen van de weduwen.
Alfred Edelstein.
Zijn bijdrage aan de docu: als documentairemaker reisde hij die in 1995 als eerste Nederlandse journalist sinds de Indonesische onafhankelijkheid naar Rawagede af, waar hij samen met Karen van Coevorden getuigen en nabestaanden van het bloedbad interviewde. 
De documentaire plaatst vraagtekens bij het officiële Nederlandse gehanteerde dodental ( honderdvijftig), en toont aan dat in Rawagede zelf een getal van ruim vierhonderd wordt gehanteerd. 
Bonnie Tryana, historicus.
Aan het woord komt ook deze Indonesisch historicus, tevens hoofdredacteur van een website over geschiedenis: Historia.ID. Triyana komt regelmatig naar Nederland, en is curator van de tentoonstelling 'INDONESISCHE REVOLUTIE' in het Rijksmuseum; die tentoonstelling komt in
2021.
Kamphuis was tot zijn pensioen in 2017 directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, onderdeel van het ministerie van Defensie. Deed in 2012 samen met de (toenmalige) directeuren van het Niod en het KITLV (Koninklijk Instituut van Taal-, Land- en Volkenkunde) een oproep aan het kabinet om geld uit te trekken voor een groot historisch onderzoek naar 'het Nederlandse militaire geweld in Indië'. De regering weigerde, maar zag zich na het boek van Rémy Limpach gedwongen om daarop terug te komen.

Één van de onderwerpen die ter sprake komen, is de datum van de Onafhankelijkheid. Voor Indonesië is dat 17 augustus 1945, kort na de capitulatie van Japan. De Republiek Indonesië werd op die dag uitgeroepen. 
De Nederlandse regering erkende de Republiek Indonesië niet als onafhankelijke staat, maar beschouwde haar als een opstandige beweging binnen de kolonie Nederlands-Indië.
De Indonesische Onafhankelijkheidsstrijd (Indonesisch: Revolusi Nasional Indonesia = 'Indonesische Nationale Revolutie') begon kort na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, en eindigde met de overdracht van de soevereiniteit over de kolonie Nederlands-Indië (uitgezonderd Westelijk Nieuw-Guinea) door het Koninkrijk der Nederlanden aan Indonesië in december 1949.
Nederland houdt nog altijd vast aan december 1949: één van de controverses. Die maken het ook moeilijk om de archieven te kunnen bekijken in Indonesië. 
In Nederland werd lange tijd gesproken over 'politionele acties'. In werkelijkheid was het een oorlog, in het bijzonder een guerilla-oorlog van de nationalisten tegen de Nederlanders.
Foto die lange tijd ongewenst was binnen de politiek en de media: Soldaten van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) bij gevangen genomen, gewonde en gesneuvelde Indonesisiche militairen. Malang, Oost-Java, eind juli 1947. Nat. Archief, Den Haag. 
Er waren beelden bij van het binnenkomen van de Nederlandse soldaten, die erop duidden dat de Indonesiërs blij waren met de terugkeer van de Nederlanders. 

Ik citeer ten slotte een stukje uit de recensie van Limpachs boek op de website JONGE HISTORICI:

Voorbeelden van ‘massageweld’, de term die Limpach hanteert, zijn het beschieten van kampongs en steden met burgerslachtoffers tot gevolg, executies zonder vorm van proces, martelingen van gevangenen en het doden van burgers. Om de vraag te beantwoorden, analyseert hij dit massageweld in al zijn facetten, variërend van omvang en intensiteit, tot verhulling en (het gebrek aan) bestraffing.

Dit gebeurt grondig. Op basis van legerdocumenten, overheidsbronnen en getuigenissen van soldaten en veteranen verwerkt Limpach een enorme hoeveelheid informatie en laat hij keer op keer zien hoe normaal en wijdverbreid massageweld was, welke vormen het aan kon nemen en hoe slecht het in de hand werd gehouden. Interessant zijn vooral de besprekingen van minder bekende aspecten zoals de massa-interneringen van tienduizenden Indonesiërs en de falende militair-juridische controle. En met name een inzicht is zijn observatie dat het geweld mogelijk werd gemaakt door ‘brede coalities’ van militairen van alle rangen en personen binnen het burgerbestuur.

Ook deze foto werd als ongewenst beschouwd: een Indonesische Pemuda wordt uit een greppel getrokken. (H. WILMAR, MARVO, NIMH)

Nog iets zeer opmerkelijks, en wat mijn verontwaardiging wekte: 
Het ministerie van Defensie wilde ‘maximale afstand’ tussen minister Hennis van VVD en het boek ‘De brandende kampongs van generaal Spoor’ van historicus Rémy Limpach. Uit angst voor imagoschade oefende Defensie in 2016 invloed uit op de presentatie van de studie naar het Nederlandse militaire optreden in voormalig Nederlands-Indië. Ook eiste de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht voorinzage in het boek. Dat zegt Piet Kamphuis, oud-directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in de aflevering van zondag 17 november.
Janine Hennis. 
Documentairemaker Jacco Versluis
En de tweede maker, Maud van de Reijt.
NB:
In de week ná deze Medialogica-uitzending, begon Coen Verbraak met zijn 4-delige interviewserie 
'Onze jongens op Java'. 
De meeste Indiëveteranen die de gewapende strijd van 1945–1949 overleefden, vertelden de buitenwereld nooit over wat ze in Indië meemaakten. Het merendeel hield 70 jaar lang zijn mond, zelfs tegenover hun dierbaren. In de serie vertellen veertien van hen voor het eerst publiekelijk hun verhaal. Journalist en historicus Coen Verbraak blikt met de veteranen terug op de 'politionele acties'.
Een van de veteranen die aan het woord komen.