dinsdag 12 november 2019

De tramrace, F.B. Hotz, 1976

Ik las Tramrace in deze uitgave, 1976.
Latere uitgave, met vier andere verhalen; uitgave 1982.
F.B. Hotz, geboren 1922, gestorven 2000, werkte van 1949 tot 1960 als jazzmusicus.
Hotz, met trombone.met de New Orleans Seven, 1955.
Hij debuteerde in het literaire tijdschrijft Maatstaf met het verhaal De Tramrace. Hij verruilde zijn leven als musicus voor dat van literator. 
Zijn  oeuvre bestaat voornamelijk uit verhalen, deels geïnspireerd door de romans van J. van Oudshoorn. Zij zijn in een zeer sobere, maar precieze stijl geschreven. De sfeer van de verhalen is bepaald niet opgewekt, maar wel rijk aan ironische observaties. Vaak zijn ze gesitueerd in een vroegere periode van de twintigste eeuw. Ze worden bevolkt door mannen wie het in hun leven heeft tegengezeten en die staan in een moeizame verhouding tot doorgaans dominante vrouwen. In veel verhalen zijn autobiografische elementen verwerkt. Volgens Maarten 't Hart, die met hem bevriend was, zou bij een bepaalde rangschikking van die verhalen een soort levensroman van Hotz kunnen worden samengesteld. Opvallend zijn de liefde en de detaillering waarmee voorwerpen, met name fortificaties en historische transportmiddelen als de stoomtram en de zeppelin, worden beschreven.
Enkele van zijn verhalen werden nog tijdens zijn leven vertaald in het Frans. Na zijn dood verscheen ook een bloemlezing in het Duits.
Een echte Hot-kenner is Aleid Truyens, die een biografie over Hotz schreef. 
Uitgave van 2011. 
Aleid Truyens in 2015. 
Ik kwam trouwens al een prachtig, lang achtergrondartikel tegen over Hotz van haar hand: zie
De lucht was blauw, Volkskrant.
Uit de aandacht is Hotz trouwens nog helemaal niet: zie ook de dure uitgave Geniaal is niet direct het woord. Brieven aan Theo Sontrop, Sontrop was Hotz' uitgever, op wie Hotz erg leunde.
De brieven werden geannoteerd door Jan Paul Hinrichs die ook een verhelderend begeleidend essay schreef. Uitgave 2014, circa 75,--
Even over het leven van Hotz: er heeft zich een enorme tragedie afgespeeld in zijn leven. Zijn vrouw Barbara hertrouwde met Serein Pfeiffer, een collega in de muziek van Hotz. Barbara was de moeder van Hotz' enige zoon. Zij vermoordde Serein Pfeiffer, hetgeen een verschrikkelijke invloed had op zijn leven. Hotz leefde lang bij zijn zus Atie in huis, te Leiden (tevens zijn geboortehuis), waar hij ook stierf.
Herdenkingssteen aan de Rijnsburgerweg in Leiden  
Zijn debuutbundel Dood weermiddel werd enthousiast ontvangen en ook voor de bundels die volgden bleef de waardering zeer groot. Alleen zijn enige roman De vertekening had minder succes, mogelijk doordat zijn kracht vooral lag in het korte verhaal. In 1998 werd hem de P.C. Hooft-prijs toegekend voor zijn totale oeuvre. Op zijn verzoek werd die hem, anders dan gebruikelijk, zonder verdere feestelijkheden uitgereikt op een kleine bijeenkomst bij hem thuis.

Over het drama van de moord op Pfeiffer schrijft Aleid Truyens:
'Het is een bizar verhaal, net een slechte film, maar het is wel degelijk gebeurd. Hotz was na de nodige aarzeling, want hij geloofde toen al niet echt in het huwelijk, getrouwd met Barbara. Ze woonden in een voor kunstenaars bestemd hofje in Den Haag. Nog tijdens hun huwelijk begon zij een relatie met Hotz' beste vriend, de musicus Serein Pfeiffer. Frits is van Barbara gescheiden en zij bleef bij Serein. En die heeft ze korte tijd later vermoord, in koelen bloede. Uit de gesprekken met Atie, met Jeroen en met Helga Ruebsamen, die zeer bevriend was met Serein Pfeiffer en met Hotz, is me pas duidelijk geworden hoezeer deze moord in Hotz' leven heeft ingegrepen. Je kunt zelfs zeggen dat het de motor is geweest voor zijn schrijverschap.'
Nogmaals een plaatje van Aleid Truijens; zij schreef ook een biografie over Hella Haasse. 
Over De tramrace: 
Het verhaal speelt in het interbellum, en betreft een wedstrijd tussen twee trams. De ene tram heeft katholieke, de andere protestantse aanhangers. Het hele dorp loopt uit om te kijken, maar er gaat iets mis. Er vallen doden, onder anderen een paar mooie jonge meisjes. Boer Boon bidt tot God of Hij het ongeluk ongedaan wil maken. God (wordt beschreven als zittend in Zijn Eeuwig Wachthuis met nieuwerwetse hendels die Hij bedient) verhoort zijn gebed, de klok wordt een kwartier teruggezet. Boer Boon gaat vóór de tram met zijn armen staan zwaaien, zijn benen worden eraf gereden. Alle andere slachtoffers worden gered, zij blijven gewoon in leven. Boon gaat verder door het leven op een rijdend plankje. 

Het eigenaardige is dat Hotz hier een rol toebedeelt aan God, die het niet erg op heeft met zijn schepping. ("Men had Zijn Tekens weer eens niet verstaan.") Toch is Hij het met boer Boon eens dat dit te erg is. Alleen is Boon zelf nu de klos. Al klaagt hij niet.
Voor de rol van God zie nogmaals De lucht was blauw, Volkskrant. van Aleid Truyens. Ik citeer daaruit:
'Religieus' kun je het werk van Hotz niet noemen. Er wordt flink de draak gestoken met kwezelachtige christenen. Maar het besef dat iedere gunst in het leven gekocht en betaald moet worden, is alom aanwezig. En op de achtergrond figureert altijd God. Soms is het een ironische, alwetende God, soms een straffende instantie, of manifestatie van iets als 'noodlot' of 'wereldwil'. 'Mijn personages roepen op momenten van grote wanhoop die God aan', zegt Hotz, 'en die noemen zij, of ik, dan laf 'de goden'. Maar ik bedoel er toch wel degelijk God mee. Niet de God die in de kerken bezongen wordt. Mijn God is er een voor de kreukelaars. Ik prefereer zelf een kinderlijk geloof: een God bij wie je om hulp kunt roepen als het nodig is. Soms luistert hij, vaak niet. En je denkt ook wel eens: nu maakt hij het te gek.'
Essay over de Nederlandse schrijver F.B. Hotz (1922-2000) en juryrapport bij de toekenning aan hem van de P.C. Hooftprijs in 1998.

Verder bevat het verhaal alle overige Hotz-kenmerken: Alles wordt zorgvuldig in de tijd van toen beschreven, inclusief de vuile kleren, de beschrijving van de tram, van in het algemeen gesproken de materialen, techniek, de nauwkeurig beschreven plaats enzovoorts.
Voor Hotz was het belangrijk kunst te maken met woorden. De nadruk lag voor hem dus niet op de beschrijving. Hij herschreef zijn werk vele malen, was nooit tevreden.
Ik vind het een beetje een 'mannenschrijver': vaak geeft hij blijk van weinig sympathie voor  vrouwen (komt in dit verhaal niet zo naar voren), en er is veel aandacht voor techniek. Bij herlezing kwam het verhaal steeds pregnanter naar binnen. Mooi!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten