zondag 10 februari 2019

Uit verveling, Awee Prins, 2007

Boekomslag
De auteur, Awee Prins
Ik vond het leuk iets meer te lezen van deze Awee Prins, na het interessante artikel onlangs in Trouw (Het wordt niet beter). 
Dit boek, Uit Verveling, herinner ik me nog vaag van de krantenrecensie bij het verschijnen ervan. Verveling is op zichzelf ook een leuk thema. 
Het lezen was overigens een grote opgave, omdat ik niet filosofisch geschoold ben. Het is een kloek filosofisch werk, Prins' proefschrift, gebaseerd op het werk van de filosoof Martin Heidegger. 
Heidegger was een omstreden filosoof, omdat hem nazi-sympathieën verweten werden. Hij was lid van de NSDAP van 1933 tot 1945, steunde Hitler onomwonden, en heeft daarvan nooit afstand genomen. 
Tegenwoordig schijnt Heidegger weer helemaal 'in' te zijn. Ik zag, dat Ad Verbrugge, de jonge filosoof, bekend van onder andere Het filosofisch Kwintet, ook een boek (proefschrift?) aan hem heeft gewijd. 
Verbrugge, A., De verwaarlozing van het zijnde: Een ethologische kritiek van Heideggers Sein und Zeit, SUN Nijmegen, 2001 (ethologie=karakterstudie, AdW)
Ad Verbrugge
Martin Heidegger (1889-1976), Duits filosoof.  Zijn filosofisch hoofdwerk, Zijn en Tijd, werd in 1927 uitgegeven. In dit metafysisch werk probeert Heidegger een antwoord te geven op de vraag hoe de mens in de alledaagsheid vrij zou kunnen zijn.
Ondanks zijn omstredenheid vormde Heidegger een grote inspiratiebron voor vele filosofen na hem.

Van DEZE LINK (Schooltelevisie) haalde ik deze aanvullingen:
In 1947 publiceert Martin Heidegger zijn Brief over het humanisme, op uitnodiging van de Franse filosoof Jean Beaufret. Heidegger is op dat moment een besmet figuur. Toch werd zijn kritiek op de moderniteit gretig opgenomen door Franse denkers als Jean Paul Sartre. In de ogen van Heidegger heeft de moderne filosofie, en in haar kielzog de wetenschap en techniek, de mens en de wereld uit elkaar gedreven. De mens staat tegenover de wereld. Die wereld wordt vervolgens voorgesteld als een verzameling dingen die wetenschappelijk verklaard en technisch beheerst kan worden. Neem bijvoorbeeld een rivier. In onze, moderne tijd zien we de rivier als iets dat ons wat kan opleveren. Met een stuwdam kunnen we bijvoorbeeld elektriciteit opwekken. Maar we vergeten dat die rivier ook een meer oorspronkelijke betekenis heeft voor een gemeenschap, die eromheen woont. Voor hen is die rivier geen te beheersen object, maar ten diepste bepalend voor wie ze zijn. Heidegger spreekt eerder al, in zijn hoofdwerk Sein und Zeit, van ‘zijnsvergetelheid’. We vergeten een manier van zijn, die voorafgaat aan de technische kijk op de wereld. Namelijk dat we ons niet tegenover, maar in de wereld bevinden. In een even vanzelfsprekende als zinvolle betrokkenheid tot alles om ons heen. Bijvoorbeeld een rivier. Volgens Heidegger is ook het humanisme onderdeel van die moderne, technische visie, met de nadruk op individuele autonomie, rationaliteit, en maakbaarheid. Heidegger is daarom zeer kritisch over het humanisme. Maar Heidegger wijst de legitimiteit van de technische of wetenschappelijke blik beslist niet af. Alleen is ze allesoverheersend geworden. In 1947 niet zo’n vreemde opmerking. Twee jaar eerder bleek de verwoestende kracht van techniek, toen een atoombom Hiroshima verwoestte.
De biografie van Heidegger, door Rüdger Safranski, is van 1995, en wordt nog steeds herdrukt. Bovenstaande uitgave is van 2017.
Ik wijs ten slotte nog op een essay van WELMOED VLIEGER, die Ad Verbruggen en Heidegger vergelijkt. Voor geïnteresseerden, omdat Vlieger héél begrijpelijk formuleert. 
Welmoed Vlieger, geboren 1978. Interessant om in de gaten te houden. Ze schreef ook een essay over Dostojewski en Meister Eckhart. 
Helaas is het niet mogelijk om Prins te begrijpen zonder iets meer te weten te komen van Heidegger. Heideggers terminologie is heel moeilijk te begrijpen. Op de site van TILBURG UNIVERSITY wordt een heel duidelijke verklaring van de Heideggeriaanse begrippen gegeven.

Nu eindelijk naar het boek van Prins: 
Prins begint met een hoofdstuk vol van interessante citaten uit de literatuur over de verveling: van Shakespeare tot Dostojovski, van Oblomov tot Flaubert, en van Beckett tot Pessoa: Prins strooit met citaten. Eén voorbeeld, van Seneca:
"Hier komt de verveling vandaan, die afkeer van zichzelf: de mens merkt tot zijn weerzin dat hij aan zichzelf is overgelaten.
De ene reis wordt ondernomen na de andere, en het ene schouwspel wisselt het andere af. Zoals Lucretius zegt: 'Ieder ontvlucht zo voortdurend zichzelf.'"
Vervolgens wijdt hij een hoofdstuk aan wat de wetenschap tot nu toe over de verveling heeft gezegd. Hij komt terecht bij de lexicografie, de psychologie en de antropologie.
In dit hoofdstuk maakt hij een onderscheid tussen endogene en exogene verveling: exogeen is bijvoorbeeld het vervelen als je in een rij voor de kassa staat.

Ten slotte wordt, na alle uitweidingen, duidelijk dat Prins het over verveling als grondstemming wil hebben. 
Dit is een term van Heidegger, die zegt, dat wij al het zijnde alleen maar kennen vanuit een bepaald gestemdheid. 
Sinds 'God dood is' (Nietzsche) en er geen metafysica meer is, zijn wij gedoemd onszelf steeds maar te herhalen. Het leven biedt een voortdurende cirkelgang van hetzelfde. Daar komt de grondstemming van de verveling eigenlijk vandaan. 
Wij kennen de wereld niet meer goed, het 'eigenlijke kennen' ontbreekt ons meestal. We praten elkaar meestal na, het 'Men' overheerst, via wie wij alleen maar 'oneigenlijk kennen'. 
Daarbij komt nog iets: wij kennen de dingen meestal om het nut, de bruikbaarheid die de dingen voor ons hebben. Een rivier kennen wij als handels-waterweg, als voorziening van drinkwater, als toeristische trekpleister, als bron van 'witte steenkool', en ga alle nuttigheden van een rivier maar na. Maar een rivier heeft ook betekenis in een heel andere zin, voor mensen die eráán wonen. 
Hoe kunnen wij de dingen 'als zichzelf' leren kennen? 

Prins denkt, dat we de verveling, die grondstemming, volkomen zouden moeten doorleven om er weer uit te geraken.  Dan leren we wellicht, dat het leven niet in alle opzichten maakbaar is: The McDonaldisation of Society (Ritzer), de Monotonisieriung der Welt  (alle grote steden lijken inmiddels op elkaar) (Stefan Zweig), de beschrijving van Sloterdijk in Het Kristalpaleis: opkomst shopping-malls, jaarbeurscomplexen en indoorattractieparken: dat alles heeft alle andere zingevingsstrategieën verdrongen. Snelheid en ont-verring (niets is meer ver, met het tegenwoordige vlieggedrag) zijn sleutelbegrippen in deze 'staccato-cultuur' (Zijderveld). Sloterdijk noemt ook de mobiliteit als fundamenteel proces van deze tijd, Machinatie, het reusachtige en de versnelling doen de ervaring verworden tot 'beleving'. Verwondering heeft plaats gemaakt voor 'rusteloze nieuwsgierigheid.' 'De moderne wereld is voorbestemd één groot spektakel te worden.' (Heumakers)
Hóe geraken we hieruit? Geraken we daar überhaupt uit?
Sleutelwoorden mogelijk hiervoor zijn: verstilling, 'een stilte van het soort, waar dingen worden gehoord, die nog nimmer het oor vernam.' (Nijhoff) Prins doelt niet op sabbaticals, onthaasting, slow-movement: die zijn meestal alleen bedoeld als medicijn  tegen burnout. Het gaat om iets veel fundamentelers, en het heeft meer met vervreemding te maken. 
De 'stilste woorden zijn het, die de storm brengen', en: 'gedachten die op kousenvoeten komen, richten de wereld.' Nietzsche. Er worden hier geen oplossingen geboden, maar mogelijkheden, dat wat vermag te gebeuren. Gelatenheid is daarbij belangrijk, zodat zich MOGELIJK het ware aandient. 

Dan volgt een heel interessant stuk over de dingen. Zoals wij 'in de wereld geworpen zijn' kennen wij de dingen vanuit een bepaald gestemdheid. Kunnen wij zo stil worden, dat de dingen zich op andere wijze aan ons voltrekken? Heidegger heeft het over Ge-stell. Als het denken fundamenteel een ‘voorstellen’ geworden is, dan volgt op het vor-stellen een her-stellen, een maken. Alles wat uit dat her-stellen ontstaat, noemt Heidegger das Gestell: het is de totaliteit van wat mensen hebben gemaakt, de hele wereld die wetenschap en techniek hebben opgebouwd. De techniek is de voltooiing van de metafysica (ie in laatste vorm de wil tot macht is) en in die zin ook de voltooiing van meer dan twintig eeuwen westerse filosofie. Maar het westen heeft daar volgens Heidegger een hoge prijs voor moeten betalen. Die prijs heet ‘Seinsvergessenheit’.De mens heeft zich geconcentreerd op vorstellen-herstellen-Gestell en is het zijn vergeten. Het zijn kan immers niet als een objectief zijnde voorgesteld worden. De mens kan echter zelf ook ontwerpen. 'Er bestaat een merkwaardige samenhang tussen wetenschap, techniek en minachting voor de dingen,' zegt Prins op bladzijde 337. Wetenschap en techniek gaan voorbij aan de zelfstandigheid van de dingen. Ze worden gereduceerd tot objecten, hetgeen Heidegger een vorm van verwaarlozing noemt. Het is derhalve de vraag de weg terug te vinden naar de dingen. Hier komt de kunst, of de dialoog  van kunst en techniek aan de orde; niet de esthetiek van de kunst, maar als een wijze van 'ontbergen'. De kunst kan ons de dingen anders doen zien. In dit verband noemt Prins Çeci n'est pas une pipe', van René Magritte.
Rilke (met moeilijke dichtregels; maar deze is mooi: 'Wij zijn de bijen van het onzichtbare. Wij vergaren hartstochtelijk de honing van het zichtbare om het op te slaan in de gouden korf van het onzichtbare.' - Brief aan Hulewics. Verder mooie voorbeelden van Pessoa, Drummond de Andrade enzovoort.
Paula Modersohn-Becker; vriendin van Rilke.  
Toevallig stuitte ik op een recensie van een tentoonstelling van deze kunstenares, in 2016. (Ze schijnt normaliter in Bremen in het museum te zien te zijn). Deze Paula was bevriend met Rilke en met de beeldhouwster Clara Westhoff. Uit de recensie in De Groene haal ik dit citaat:
'Innerlijkheid, verwondering en ernst; ‘fromm’ noemen Paula, Clara en Rainer Maria het in hun briefwisseling, een ‘vrome’ levenshouding, waarbij het heilige niet langer bij God, de priesters of de kerk, maar bij de dingen zelf, in de voorwerpen die hen omringen, in de aandachtsvolle omgang met de natuur, met de anderen en met zichzelf gezocht wordt.'

Dit hoofdstuk van Uit Verveling bevat erg mooie passages, die ook hoop bieden. 'Im Gewöhnlichen kann das Ungewöhnliche am reinsten erscheinen.' - Ik geef hierbij als toelichting een dichtregel van J.C. Bloem: 

Maar het ontwaken, zich wassen en kleden,
Het zitten aan 't gezamenlijk ontbijt
Driehonderdvijfenzestig maal in 't jaar -

Dit maakt dat zij, die boven daaglijksheden
Elkaar voor immer dachten toegewijd,
Hoewel in tranen, scheiden van elkaar.
(Bloem, Daaglijksheid.) 

Conclusie:
Ik heb hier en daar een klein beetje weergegeven van dit enorm rijke boek over het thema verveling. Omdat ik niet filosofisch geschoold ben, heb ik nergens de pretentie gehad een filosofisch doortimmerd blog te schrijven. Gewoon een paar aantekeningen om over te houden van een reuze interessant boek. 
Het gehele boek is trouwens online te lezen, zie DIT ARCHIEF. In PDF-formaat. 
Ook in PDF is een niet minder interessante kritiek te vinden, van XAVIER SCHERMER. Schermer is een Leuvens filosoof, en hij verwijt Prins, dat hij te veel citaten geeft, waarmee de lezer het maar moet doen. Bovendien is de mens er niet, als hij de verveling doorleeft, zegt Schermer: er is ook altijd een tegenpool aan de verveling, en dat is het verlangen er weer uit te komen. 

[Even een terzijde bij het gedicht van Bloem: de scheiding die hier wordt beschreven, is die tussen Bloem en Clara Eggink. 
Clara Eggink begon haar mooie egodocument Leven met J.C. Bloem (Athenaeum, 1977), tien jaar na de dood van Bloem met de krachtige zin: “Een ding staat voor mij wel als een paal boven water: wij hadden bij elkaar moeten blijven, J.C. Bloem en ik.” (...)
De recensie vervolgt: Het is een boek dat als een prachtig literair historisch document altijd de moeite waard zal blijven. -
Ik onthoud dat!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten