Ik wist niet, dat we met Oorlogsouders van Isabel van Boetzelaer zó'n omstreden boek op onze Senia-lijst hadden gezet.....
Boekomslag;
op de foto de ouders van Isabel, baron en barones Willem en Ingrid van Boetzelaer.
Ik zelf had de commotie gemist, terwijl een deel ervan zich op de pagina's van 'onze' krant Trouw had afgespeeld.
Maar eerst: een korte samenvatting:
Ik heb de vierde druk gelezen van dit boek. Het is belangrijk dat erbij te zetten, omdat hierin een geheel nieuwe paragraaf is ingevoerd, getiteld De Stalag-commandant, over de rol van Isabels grootvader Hilmar Baron Von der Recke als kampcommandant in Stalag XIIa. Stalag is de afkorting voor Mannschaftsstamm- und Straflager, een gevangenenkamp voor manschappen en onderofficieren, die gedurende de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers krijgsgevangen waren genomen.
Hilmar von der Recke, commandant van krijgsgevangenenkamp Stalag XIIA, bij het Duitse Limburg an der Lahn, 1943. Hij was de grootvader van Isabel van Boetzelaer.
De Senia-samenvatting slaat dit stuk over, omdat er ook lezers zullen zijn die een van de eerste drie drukken hebben gelezen. Het blijft natuurlijk van gewicht dit feit wel te kennen: Van Boetzelaer stelt de twee adellijke families voortdurend tegenover elkaar: de Von der Reckes, Duits, zijn 'de goeien' tegenover de Van Boetzelaers, Nederlands, de 'fouten'.
Ze is trouwens niet eenduidig negatief over de opa van moederskant: er zijn zowel positieve als negatieve getuigenissen over Stalag XIIa.
Op de voorplaat de toegangspoort tot Stalag XIIA
Iwan Goldstein, een Amerikaanse krijgsgevangene, beschrijft in bovengenoemd boek, hoe hij bij gevangenname (januari 1945) hoopt op een goede behandeling, omdat het kamp onder de Geneefse Conventie viel. Maar bij binnenkomst viel al zijn hoop in duigen, omdat de al vastzittende gevangenen veranderd waren in wandelende skeletten. Von der Recke heeft in zijn getuigenverklaringen altijd volgehouden dat hij zich aan de Geneefse Conventie heeft gehouden.
De negatieve en positieve beoordelingen over dit kamp die Van Boetzelaer beide noemt, zijn eigenlijk niet goed te rijmen met elkaar.
Het boek Oorlogsouders had al drie drukken beleefd, toen dit van die opa-kampcommandant naar buiten kwam.
Maar er is méér dat Van Boetzelaer niet wist, of bewust of niet bewust verkeerd presenteerde:
Willem van Boetzelaer was via zijn vrouw geparenteerd aan Harmen Westra; het was zijn schoonvader tijdens zijn eerste huwelijk met Stéphanie.
Harmen Westra, NSB-burgemeester Den Haag; vader Stéphanie, de eerste vrouw van Willem.
Via de zoon van Westra, Olaf, trad Willem toe tot de SS. Hij werd daar opgeleid, en vertrok als soldaat naar Rusland; hij werkte als 'melder' (geen idee wat dat precies is; een soort bode?). Hij keerde met geelzucht naar huis terug, en werd werkzaam bij een soort recherchedienst van de Duitsers, de zogenaamde Sipo, de Sicherheitspolizei. Onder zijn verantwoordelijkheid ('het commando van Boetzelaer') werkten onder anderen Krom en Zinkhaan, die beiden veel geweld toepasten op de arrestanten. Willem deed in zijn verweerschrift, Strijd tegen schijn, voorkomen of hij vooral tegen criminelen optrad, maar meestal waren verzetsmensen (die voedselbonnen en persoonsbewijzen en dergelijke stalen voor onderduikers) de klos. De genoemde Krom was verantwoordelijk voor de arrestatie van de ouders van Chaja Polak en haar broer Hans Fels. - Voor een groot deel erkent Van Boetzelaer deze feiten wél, maar toch is ze niet overal even duidelijk.
De hoofdstukken over de Boetzelaer-tak wisselen af met die over de Von der Recke-tak.Vooral de moeder van Ingrid (oma dus van Isabel), Muschatz, oftwel Louise von Recke, was een 'goede' Duitser, die veel oorlogsgewonden had verpleegd. In een hospitaal ontmoette ze ook Willem, met wie ze trouwde. Uit dat huwelijk werd Isabel geboren, zie de stamboom achterin het boek.
Het boek geeft heel veel avonturen, allerlei lotgevallen van beide families. In dat opzicht had het wel wat weg van Alexander Münninghofs De Stamhouder. Maar Isabel van Boetzelaer legt het glansrijk af tegen De Stamhouder, naar mijn mening: ik vond haar verhaal moeilijk te volgen, met de alternerende hoofdstukken en de diverse personages. Het boeide me niet. De personen kwamen voor mij niet echt tot leven, en ik verloor mijn aandacht. Daarbij kwam, dat ik Van Boetzelaer wat kletserig vond: ze doet soms net of ze erbij gezeten heeft, en dan verdwijnt de geschiedenis een beetje in haar fictie. Bijvoorbeeld (uit de jonge jaren van haar vader Willem):
'Moeder het is te warm, wanneer gaan we naar grootmama of tante Jeanne? Ik wil weer zwemmen en buiten spelen.'Willie trok een pruillip en keek zijn moeder aan met zijn puppyblik. Hij wist al jong dat zij deze niet kon weerstaan.'
Ik ga nu naar de kritieken op dit boek:
Chaja Polak en haar (half)boer Hans Fels zijn kinderen van Auschwitz-overlevende Annetje Fels-Kupferschmidt.
Annetje Fels-Kupferschmidt. hier samen met rabbijn Soetendorp.
Polak en Fels noemen Oorlogsouders een gevaarlijk boek, in een tijd dat kennis van wat zich in de Tweede Wereldoorlog heeft afgespeeld afneemt en dat het publiek vooral benieuwd lijkt naar verhalen vanuit eens een ander perspectief dan dat van de slachtoffers. Tot hun schrik werd het boek na verschijning omarmd in de pers en door een deskundige als historicus Ad van Liempt („dit hoge niveau komt zelden voor”.)
Chaja Polak.
Hans Fels en Chaja Polak. Hans Fels is een gelauwerd documentaire-filmer. Chaja is schrijfster.
Chaja Polak werd geïnterviewd door Trouw; bij het verschijnen van de krant bleek, dat Trouw er een dubbelinterview van had gemaakt. De ouders van Polak en van Van Boetzelaer stonden naast elkaar op één pagina.
De pagina in Letter & Geest in Trouw, waar Chaja Polak pijnlijk door was verrast. ©
https://www.trouw.nl/cultuur/-slachtoffers-en-daders-herdenken-dan-begrijp-je-het-niet-~a323fcaa/
Oorlogsouders was, en is ook in de nieuwe editie nog - de dus gereviseerde vierde druk - een voorbeeld van wat Fels en Polak als „nivellering” betitelen. „Iedereen was een beetje slachtoffer in de oorlog, iedereen beetje schuldig.” En dit is, wat zij Isabel van Boetzelaer het meest kwalijk nemen: dat zij zich wel in haar vader verplaatst, maar nooit in de positie van de gezinnen die haar vader oppakte.
Naar aanleiding van Oorlogsouders schreef Chaja Polak het boek De man die geen hekel had aan Joden. Zij heeft in dat boek „een gezicht willen geven aan twee van de slachtoffers van Willem van Boetzelaer: mijn ouders. Als een spiegelbeeld.”
Het spiegelbeeld van Oorlogsouders, van Chaja Polak. Het boek verscheen in november 2018.
'Isabel citeert selectief, tot aan de komma; en alles wat daar achter staat, laat ze weg,' lees ik in het NRC van 18 mei 2018. 'Dat is niet goed onderzoeken.'
De rel ging nog verder: het kamp Westerbork nodigde Isabel van Boetzelaer uit voor een lezing. Maar die moest worden afgezegd, nadat bekend was geworden dat ze het oorlogsverleden van haar opa had verzwegen. - Overigens gaf ze haar moeder daarvan de schuld, die zou haar niet goed hebben geïnformeerd.
Ad van Liempt trok overigens zijn aanbeveling voor het boek terug, nadat dit alles bekend was geworden. Alexander Münninghof deed dat bij mijn weten niet.
Ad van Liempt trok aanbeveling terug.
'Zijn steun voor dit hoax-boek beperkte zich echter niet slechts tot een ‘wervend zinnetje’. Hij hield ook een lovende toespraak bij de boekpresentatie, beval het boek aan in de Volkskrant en ging met Isabel van Boetzelaer in het tv-programma Jacobine op zondag zitten. Zijn autoriteit gaf het boek een schijn van serieusheid. Voortschrijdend inzicht siert een mens, maar toch schiet Van Liempt in deze affaire te kort. Als mediapersoonlijkheid draagt hij bij aan de publieke beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog. Aan die invloed kleeft een zekere verantwoordelijkheid. Juist in tijden dat ‘alternatieve feiten’ hoogtij vieren zou het een krachtig waarschuwingssignaal tegen geschiedvervalsing en moreel relativisme geweest zijn als Van Liempt publiekelijk uitleg had gegeven over zijn inschattingsfout.'Luxemburg, Maarten van Voorst tot Voorst
Albert Heymans schrijft in Jood zonder ster (1999) dat Van Boetzelaer hem tegen het eind van de oorlog vroeg of hij, mocht Duitsland verliezen, zou willen getuigen dat de politieman hem en zijn zus niet had aangegeven. „Jullie zijn niet het type Joden dat ik altijd heb bestreden”, zegt Van Boetzelaer.
De hele kwestie rond 'Oorlogsouders', dat na uitkomst in verschillende kranten en bladen vrij positieve recensies kreeg, is aangezwengeld door Maarten van Voorst tot Voorst. In NRC Handelsblad deed de bedrijfskundige uit de doeken waar het boek van Van Boetzelaer volgens hem uit de rails is gevlogen.
Voor de informatie van de Van Boetzelaers zelf, zie de site: ADEL IN NEDERLAND.
Logo
Van Voorst tot Voorst benaderde na zijn onderzoek boekhandels, distributiecentra, Joodse instanties, uitgever en schrijver Alexander Münninghoff en journalist Ad van Liempt, die het boek hadden aangeprezen. “Hij deed dat op een vervelende en obsessieve manier. Het leek een eenmanskruistocht,” zegt uitgever Hans van Aar van Just Publishers. Van Boetzelaer: “Waarom deed Van Voorst tot Voorst het zo? Ik ken hem verder niet, maar waarom heeft hij me niet opgebeld? Nu word ik als een soort leugenaar neergezet terwijl ik oprecht van niets wist.”Een boekhandel in Amstelveen zegde na een telefoontje van Van Voorst tot Voorst de lezing van Van Boetzelaer af. Ook het Herinneringscentrum Kamp Westerbork zag af van een lezing. Van Boetzelaer durfde nauwelijks nog naar lezingen te gaan en sliep niet meer. Op de eerste lezing nadien, bij de Rotaryclub, speelde ze open kaart en vertelde ze over haar vergissing.
Ik citeer bij de komende stukken veel uit de uitgebreide NRC-recensie van Maarten van Voorst tot Voorst.
Maarten van Voorst tot Voorst, publicist. Hij bracht de fouten uit Oorlogsouders aan het licht.
De adel en de nazi’s
In Duitsland verscheen in 2004 een studie over nazisme en de Duitse adel van de hand van Stephan Malinowski. Het in de Duitse pers veelbesproken Vom König zum Führer: Deutscher Adel und Nationalsozialismus analyseert de radicaliseringsprocessen die zich sinds het einde van de negentiende eeuw in adellijke milieus voltrokken en veegt de vloer aan met de mythe dat de adel zich massaal tegen het naziregime verzette. Malinowski beschrijft ook de apologetische verhaalcultuur (Erzählgemeinschaft) die na de oorlog ontstond: een collectief narratief dat met behulp van verdraaiingen, halve waarheden en relativeringen de adel van alle blaam zuivert. In haar memoires, dagboeken en anekdoten gaf de adelstand als het ware een Persilschein – een verklaring van goed gedrag – aan zichzelf waarbij de adellijke kopstukken van de mislukte couppoging van 20 juli 1944 vaak als joker fungeerden om de verstrikking met het naziregime te maskeren.
Dit boek, over onder andere de verhaalcultuur van de adel.
Het hele artikel van Maarten van Voorst tot Voorst, is terug te vinden onder: DEZE LINK.
Van Voorst tot Voorst onderzocht ook de rol van de Von der Reckes in de couppoging tegen Hitler. Een telefoongesprek met Johannes Tuchel, directeur van de Gedenkstätte Deutscher Widerstand, verschafte duidelijkheid. De naam van Isabels grootvader komt niet voor in de archieven van gevangenis Plötzensee. Er was daar nooit een gevangene Hilmar von der Recke en evenmin was hij betrokken bij de befaamde couppoging. De door Ingrid opgehemelde ‘favoriete peetoom’ Wentzel werd mede door toedoen van haar oom Ludolf gedenuncieerd (verraden, aangegeven, AdW) en in december 1944 in Plötzensee vermoord. Wentzels biografe Eva Scherf is in haar onderzoek Hilmar nooit tegengekomen. Het hoofdstuk ‘Onkel Carl’ blijkt dus grotendeels een verzinsel te zijn.
Van Voorst tot Voorst vervolgt:
'Hoe heeft zo’n grote dode hoek in Van Boetzelaers herinnering kunnen ontstaan? De Duitse sociaal-psycholoog Harald Welzer stelde in zijn onderzoek vast dat binnen families doorgegeven verhalen over de oorlog meestal opgeschoond en geheroïseerd worden; voor misdaden en antisemitisme is meestal geen ruimte in het familiegeheugen. Dat Van Boetzelaer haar grootvader als couppleger verheerlijkt waar één telefoontje genoeg was geweest om achter de waarheid te komen, grenst aan een gotspe. Ook verder (door ondergetekende) ondernomen onderzoek toont aan dat haar draaiboek op groteske wijze van de realiteit afwijkt.'
'Hoe heeft zo’n grote dode hoek in Van Boetzelaers herinnering kunnen ontstaan? De Duitse sociaal-psycholoog Harald Welzer stelde in zijn onderzoek vast dat binnen families doorgegeven verhalen over de oorlog meestal opgeschoond en geheroïseerd worden; voor misdaden en antisemitisme is meestal geen ruimte in het familiegeheugen. Dat Van Boetzelaer haar grootvader als couppleger verheerlijkt waar één telefoontje genoeg was geweest om achter de waarheid te komen, grenst aan een gotspe. Ook verder (door ondergetekende) ondernomen onderzoek toont aan dat haar draaiboek op groteske wijze van de realiteit afwijkt.'
Beide boeken over de herinnering in het familie-geheugen.
En:
'Na de oorlog weet Hilmar zich op slinkse wijze te onttrekken aan een enquête. Zo geeft hij in een akte valselijk aan dat hij in januari 1945 ontslagen werd wegens het niet brengen van de ‘Duitse groet’ – de oermythe! – en werd ‘verdacht op betrokkenheid bij de 20 juli 1944’. Daarvoor ontbreekt zoals gezegd ieder bewijs, en evenmin werd hij ontslagen. In deze Entnazifizierung-dossiers werd vaak gelogen en ook Hilmar nam het niet zo nauw met de waarheid. Hij versluiert bijvoorbeeld zijn NSDAP-lidmaatschap, en ook Van Boetzelaer stelt dat haar grootvader geen lid was. Zijn NSDAP-registratie, nr. 2462410, is gedateerd op 1 mei 1933. In Hilmars akte verder geen spoor van het meeslepende verzetsepos dat zijn kleindochter hem toedicht. (Ook bij de Studienkreis Deutscher Widerstand en de Bundeszentralkartei zu Entschädigungsakten blijkt hij volstrekt onbekend te zijn.)
'Na de oorlog weet Hilmar zich op slinkse wijze te onttrekken aan een enquête. Zo geeft hij in een akte valselijk aan dat hij in januari 1945 ontslagen werd wegens het niet brengen van de ‘Duitse groet’ – de oermythe! – en werd ‘verdacht op betrokkenheid bij de 20 juli 1944’. Daarvoor ontbreekt zoals gezegd ieder bewijs, en evenmin werd hij ontslagen. In deze Entnazifizierung-dossiers werd vaak gelogen en ook Hilmar nam het niet zo nauw met de waarheid. Hij versluiert bijvoorbeeld zijn NSDAP-lidmaatschap, en ook Van Boetzelaer stelt dat haar grootvader geen lid was. Zijn NSDAP-registratie, nr. 2462410, is gedateerd op 1 mei 1933. In Hilmars akte verder geen spoor van het meeslepende verzetsepos dat zijn kleindochter hem toedicht. (Ook bij de Studienkreis Deutscher Widerstand en de Bundeszentralkartei zu Entschädigungsakten blijkt hij volstrekt onbekend te zijn.)
En:
Ook op de verhaallijn aan vaderskant valt methodologisch het een en ander af te dingen. Het naoorlogse vonnis tegen haar vader citeert Van Boetzelaer uitvoerig en gebruikt zij als maatstaf om zijn daden te beoordelen. Omdat ten tijde van het oordeel in 1947 de activiteiten van de Nederlandse SS’ers nog nauwelijks in kaart waren gebracht, reppen de geciteerde passages met maar weinig woorden over Unterscharführer Willems traject in vijandelijke dienst. Het is mogelijk dat het beeld van deze levensfase hierdoor vertekend is, want recente onderzoeken over Nederlandse SS’ers gedurende Operatie Barbarossa hebben belangrijke nieuwe feiten aan het licht gebracht, met name over hun betrokkenheid bij misdaden tegen de Joodse bevolking.
Zo berichtte historicus Evertjan van Roekel in zijn boek Jongens van Nederland (2011) bijvoorbeeld over een Nederlandse SS’er, dienstdoende in de divisie Wiking, die in de zomer van 1941 in zijn dagboek noteerde: ‘Vergeten heb ik nog te vertellen hoe mooi het was om in Tarnopol een opperrabbijn aan de toren van zijn synagoge op te hangen en toen de synagoge in brand te steken.’ Van Boetzelaer vermeldt dat Willem als lid van dezelfde eenheid aan de verovering van die stad in dat jaar deelnam. Hij moet op zijn minst van het pogrom in Tarnopol geweten hebben. Waarom heeft zijn dochter deze nieuwe studies niet geraadpleegd? Waarom weigert zij zijn bewering dat hij van de massamoorden aan het Oostfront geen kennis had, te bevragen? Dat zij concludeert dat hij een ‘liefdevol en rechtvaardig’ man was, is vanuit het perspectief van een dochter wel te begrijpen, maar wat heeft de lezer er in het licht van het voorgaande aan?
Kwalijk is daarbij dat Van Boetzelaer in Oorlogsouders de morele tekortkomingen van haar familieleden steeds probeert te camoufleren door op die van anderen te wijzen (de bolsjewisten zijn in dit opzicht favoriet) en door hen te presenteren als slachtoffers. De scheidingslijn tussen dader en slachtoffer vervaagt volledig; het is een tendens die historica Evelien Gans als ‘nivellering’ typeert. De Von der Reckes – ‘arm als kerkratten’ – lijden na de oorlog uitgebreid honger en kou in een beeldtaal die meer doet denken aan beschrijvingen van belaagde getto’s dan aan de nood in het verslagen Duitsland. Als Van Boetzelaer uitweidt over ‘gevangenen die verbleven in overvolle tenten op de kale grond’, ‘door- en doornatte gevangenen’ die in de winter doodvroren, ‘zwaar werk op een rantsoen van 600-800 calorieën’ en ‘mishandelingen in de vorm van stokslagen en trappen’, heeft zij het niet over Hilmars regime in Stalag XIIA, maar over zijn naoorlogse krijgsgevangenschap. (Het zijn overigens zinsneden uit een naar het Nederlands vertaald plagiaat van het 1953 in Buenos Aires verschenen Alliierte Kriegs- verbrechen, een apologetiek voor het Derde Rijk.) Willem jeremieert in brieven over de beproevingen van zijn gevangenisstraf – hard werk, slecht eten en eenzame opsluiting –, maar nimmer lijkt dit tot een dieper inzicht over zijn eigen verantwoordelijkheid en berouw voor zijn daden te leiden.
Ook op de verhaallijn aan vaderskant valt methodologisch het een en ander af te dingen. Het naoorlogse vonnis tegen haar vader citeert Van Boetzelaer uitvoerig en gebruikt zij als maatstaf om zijn daden te beoordelen. Omdat ten tijde van het oordeel in 1947 de activiteiten van de Nederlandse SS’ers nog nauwelijks in kaart waren gebracht, reppen de geciteerde passages met maar weinig woorden over Unterscharführer Willems traject in vijandelijke dienst. Het is mogelijk dat het beeld van deze levensfase hierdoor vertekend is, want recente onderzoeken over Nederlandse SS’ers gedurende Operatie Barbarossa hebben belangrijke nieuwe feiten aan het licht gebracht, met name over hun betrokkenheid bij misdaden tegen de Joodse bevolking.
Zo berichtte historicus Evertjan van Roekel in zijn boek Jongens van Nederland (2011) bijvoorbeeld over een Nederlandse SS’er, dienstdoende in de divisie Wiking, die in de zomer van 1941 in zijn dagboek noteerde: ‘Vergeten heb ik nog te vertellen hoe mooi het was om in Tarnopol een opperrabbijn aan de toren van zijn synagoge op te hangen en toen de synagoge in brand te steken.’ Van Boetzelaer vermeldt dat Willem als lid van dezelfde eenheid aan de verovering van die stad in dat jaar deelnam. Hij moet op zijn minst van het pogrom in Tarnopol geweten hebben. Waarom heeft zijn dochter deze nieuwe studies niet geraadpleegd? Waarom weigert zij zijn bewering dat hij van de massamoorden aan het Oostfront geen kennis had, te bevragen? Dat zij concludeert dat hij een ‘liefdevol en rechtvaardig’ man was, is vanuit het perspectief van een dochter wel te begrijpen, maar wat heeft de lezer er in het licht van het voorgaande aan?
Evertjan van Roekels studie Jongens van Nederland (2011); Van Voorst tot Voorst vraagt zich af, waarom deze recente studie niet is geraadpleegd.
En:Kwalijk is daarbij dat Van Boetzelaer in Oorlogsouders de morele tekortkomingen van haar familieleden steeds probeert te camoufleren door op die van anderen te wijzen (de bolsjewisten zijn in dit opzicht favoriet) en door hen te presenteren als slachtoffers. De scheidingslijn tussen dader en slachtoffer vervaagt volledig; het is een tendens die historica Evelien Gans als ‘nivellering’ typeert. De Von der Reckes – ‘arm als kerkratten’ – lijden na de oorlog uitgebreid honger en kou in een beeldtaal die meer doet denken aan beschrijvingen van belaagde getto’s dan aan de nood in het verslagen Duitsland. Als Van Boetzelaer uitweidt over ‘gevangenen die verbleven in overvolle tenten op de kale grond’, ‘door- en doornatte gevangenen’ die in de winter doodvroren, ‘zwaar werk op een rantsoen van 600-800 calorieën’ en ‘mishandelingen in de vorm van stokslagen en trappen’, heeft zij het niet over Hilmars regime in Stalag XIIA, maar over zijn naoorlogse krijgsgevangenschap. (Het zijn overigens zinsneden uit een naar het Nederlands vertaald plagiaat van het 1953 in Buenos Aires verschenen Alliierte Kriegs- verbrechen, een apologetiek voor het Derde Rijk.) Willem jeremieert in brieven over de beproevingen van zijn gevangenisstraf – hard werk, slecht eten en eenzame opsluiting –, maar nimmer lijkt dit tot een dieper inzicht over zijn eigen verantwoordelijkheid en berouw voor zijn daden te leiden.
Misschien bedoelt Van Voorst tot Voorst dit boek? Een apologetiek voor het Derde Rijk, maar dan een Nederlands plagiaat; hieruit zou Boetzelaer volgens Van Voorst tot Voorst zinsneden overnemen.
Isabel van Boetzelaer, schrijfster.
Interview met Chaja Polak; zij vertelt onder meer, dat zij geschokt was door het feit, dat Van Boetzelaer voorlichting op scholen gaf; en tot overmaat van ramp in Westerbork.
Ik concludeer, dat dit boek vooral interessant is om de dingen die in andere publicaties erover worden rechtgezet! Het dwingt je zelf ook beter te kijken naar de geschiedschrijving. Al met al schrok ik wel een beetje van de verdraaiingen; het is goed, dat er mensen zijn die kritisch toezien en daarover publiceren!
Ik dank Marjanne Bakker voor het vinden van de volgende twee aanvullingen: zie https://www.trouw.nl/opinie/de-wijze-waarop-trouw-met-mij-omging-was-onaanvaardbaar~a850a2b3/, en: https://www.trouw.nl/opinie/het-is-begrijpelijk-dat-chaja-polak-haar-vertrouwen-in-trouw-verloor~a890f7de/.
BeantwoordenVerwijderenVan belang voor de rol van Trouw in het debat.
Geachte mevrouw de Wit, op basis waarvan berust deze opmerking in uw artikel? Betekent dit dat de lezing alsnog verwacht mag worden? "" Ook het Herinneringscentrum Kamp Westerbork ziet voorlopig af van een lezing"" Dat zou nog schandaliger zijn wanneer alsnog overweegt deze lezing plaats te laten vinden.
BeantwoordenVerwijderenU hebt gelijk, geachte Anonymus; ik heb het veranderd. Dank voor uw oplettendheid.
Verwijderen