dinsdag 18 november 2014

De Boerenoorlog na honderd jaar, Dr. G.J. Schutte, 1997.

Dit boekje is een uitgave van het Suid-Afrikaan Instituut uit Amsterdam.
Zuid-Afrikahuis, Keizersgracht 141, Amsterdam
Met de grootse bibliotheek van Zuid-Afrika in Nederland
Het is maar een dun boekje, maar ik vond het interessant om te lezen. Schutte laat zien welke boeken er successievelijk verschenen zijn over de Boerenoorlog, en hoe die de kijk op de gebeurtenissen veranderden.
Toen het boekje verscheen, was de 100e verjaardag van het begin van de Boerenoorlog natuurlijk aanstaande.(Schutte spreekt trouwens over de Anglo-Boerenoorlog, 1899-1902.)

De fase van de vestiging van de blanken in Transvaal en de eerste decennia van de Zuid-Afrikaansche Republiek vormden een verwarde periode. Dat is te lezen in het boek van Pelzer, Geskiedenis van die Zuid-Afrikaansche Republiek: Wordingsjare.
Lang werd er niet gepubliceerd over die periode; als standaardwerk ging vanaf 1933 gelden Thomas Francois Burgers, 'n Lewenskets, van S.P. Engelbrecht.
Burgers, president van 1872-1877
President Thomas Francois Burgers (1872-1877) heeft de Engelse annexatie van zijn land in 1877 niet weten te voorkomen. Burgers was intelligent, idealistisch en ondernemend, maar totaal geen politicus. Hij ging nogal amateuristisch te werk bijvoorbeeld bij de pogingen een eigen munt en spoorweg in te stellen. Door hem werd de hele situatie alleen maar verwarrender, en van die omstandigheid hebben de Engelsen gebruik gemaakt.
Het voordeel van de aanval door de Engelsen was wel dat de verdeelde Transvalers zich verenigden.
De wording van dit moderne Afrikaner nationalisme als protestbeweging is beschreven door M.C. van Zyl. Oud-Nederlanders speelden in dit verzet een rol, zoals Jorissen, Bok, die bijvoorbeeld weigerden Britse belasting te betalen. Zij vormden de toplaag, waren meer intellectueel geschoold dan de meeste 'zonen des lands.' Toch bleven de Hollanders voor de Afrikaners vreemdelingen.
Paul Kruger werd de eigenlijke leider, al ging van hem niet in de eerste plaats het gewapende protest uit. Dit kwam van de mensen/boeren zelf, in opstanden bij o.a. Potchefstroom, Rooihuiskraal en vooral Majuba in 1881, waar de Engelsen smadelijk verloren.
Majuba 

Gladstone won de verkiezingen in 1880, hij was liberaal. Hij wilde onderhandelen met de Boeren.
De Boeren ontwikkelden steeds meer een eenheidsgevoel. Sinds 1880 groeiden ze in maatschappelijk, economisch, cultureel en politiek opzicht. Daardoor konden ze de overwinning van de Engelsen in 1902 ook overleven.
De Engelsen waren zeer imperialistisch, hetgeen natuurlijk versterkt werd door de ontdekking van de vele bodemschatten. De verpersoonlijking van dat imperialisme waren Cecil Rhodes en Joe Chamberlain, minister van koloniën.
Louwrens Penning schreef over de Boerenoorlog vol romantiek. Via deze jeugdboeken kenden de meeste Nederlanders de Boerenoorlog: zwart-wit.
Dat taaie leven van dat mooie beeld werd aangetast door het werk van dr. J.H. Breytenbach, die De geskiedenis van die Tweede Vrijheidsoorlog in Suid-Afrika 1899-1902 schreef. Het waren vijf delen van ongeveer 600 bladzijden. Breytenbach heeft het werk niet kunnen voltooien.
Deel van het standaardwerk van Breytenbach
Het is zeer uitvoerig, met te veel details. Hij schreef eraan door toen hij al met pensioen was. Toch moet er ook een andere reden zijn dat hij het niet afmaakte, dan zijn hoge leeftijd: de oorlog verviel steeds meer tot een guerilla-strijd, daar was minder onderzoeksmateriaal van overgebleven.
Breytenbach verleende eenheid en samenhang aan zijn verhaal, en kon ook naar de andere kant kijken. Belangrijk was de strijd bij Paardeberg, waar Cronjé zich over moest geven. De Boeren vochten alleen maar defensief, en lieten de aanval aan de Engelsen over, die daar graag gebruik van maakten.
De Boeren raakten oorlogsmoe, er heerste 'verlofpest' . Daarbij moeten we wel in het oog houden, dat de Boeren geen soldaten, maar gewone burgers waren. Zij ontbeerden de training en alle middelen die de Engelse soldaten wel hadden. Er kwam een duidelijke scheiding tussen 'hensoppers' en 'bittereinders'. (De eersten liepen over naar de Engelsen, of gaven zich over; de anderen hielden tot het einde vol.)
De Britten haalden een doorbraak aan de Tugela, nota bene op Majubadag.

Schutte noemt Breytenbach een overgangsfiguur als geschiedschrijver. De slag bij Paardeberg liet zien dat de Boeren niet alleen maar helden waren: Cronjé blunderde, en Breytenbach liet dat zien.
De Boeren dienden offensiever te worden., en dat gebeurde ook.
Het traditionele zelfbeeld van de Afrikaners veranderde doordat  De Wet veel oorlogsmoede mannen naar huis stuurde. Dit werd de 'verlofpest' genoemd Behalve de Hensoppers had je de National Scouts, die beiden als verraders werden gezien. Door Breytenbach werden mythes doorgeprikt. Boeren waren niet alleen vaderlandslievend en dapper, maar soms ook laf, dom, en vaak onbekwaam.
Officieren kozen ze zelf, zo kwam lang niet altijd de beste man op de beste plaats. Bovendien hadden ze geen militaire kennis, ik noemde het al. Er zijn militaire geschiedschrijvers (o.a. J. Allum, en J.H. Ram) die dat als de werkelijke oorzaak van de Boeren hun uiteindelijke nederlaag zien.
Uit de hele rijstebrij-berg van Breytenbachs boek komen enkele individuen als levende persoonlijkheden naar voren. Schutte noemt Generaal de la Rey, en Louis Botha.
En ten slotte gaaf Breytenbach ook aandacht aan het ellendige lot van de gewone soldaat, bijvoorbeeld het vechten zonder nachtrust of ontbijt te hebben genoten, of de vreselijke hitte.
Het was wel de laatste oorlog waarin ridderlijkheid een rol speelde: de Boeren stonden een wapenstilstand toe om de doden te begraven.

Pakenham schreef The Boer War in 1979. Pakenham was een aristocraat. Een zeer kritisch boek, waarin de Engelsen zelf geenszins gespaard worden. Hij geeft ook aandacht aan de zwarte bevolking.
Zijn blik is vooral op de Engelsen gevestigd, zijn hart gaat niet echt uit naar wat er bij de Boeren gebeurt.

In 1990 schreef dr. J. Ploeger Die Lotgevalle van die burgerlike bevolking gedurende die Anglo-Boerenoorlog, 1899-1902. Hij schrijft over de gevolgen van drie jaar oorlog voor alle bevolkingsgroepen.
Velen sloegen op de vlucht; anderen werden gedeporteerd. Opperbevelhebber Roberts kreeg te maken met de noodzaak burgers te beschermen tegen de strijdende Boeren. De Burgher Peace Committees wensten een verzoening tussen  Boer en Brit, omdat voortzetting van de strijd alleen maar verwoesting, verwijdering en wrok kon veroorzaken.
Zeer velen leden oorlogsschade, omdat de Britten de tactiek van de verschroeide aarde toepasten. Overigens plunderden de Boeren net zo veel als de Engelsen, is de conclusie van Ploeger.
Ploeger was staatshistoricus, benoemd in 1973. Hij was zich wel bewust van de gevoeligheid van de informatie die hij gaf.
Veel vrouwen en kinderen stierven in de concentratiekampen. Meer dan 26.000 slachtoffers vielen. Ploeger concentreert zijn verhaal op dat van 'Arme Lizzy'. Een meisje van twaalf jaar, uit een kamp te Bloemfontein, zie afbeelding.
Arme Lizzy, Bloemfontein. Meteen al bekend rond 1900 als slachtoffer van de Britten Jaren later blijkt het toch wat anders te liggen.
In 1901 bezocht de Engelse anti-oorlogs activiste Emily Hobhouse Zuid-Afrika. Haar rapportage werd één aanklacht tegen het Britse beleid in Zuid-Afrika.
Emily Hobhouse
Ploeger meldde, dat het Bloemfonteinse kamp geen concentratiekamp was, maar een opvangcentrum voor oorlogsslachtoffers. Lizzy's ouders behoorden tot de 'bijwoners' , arme en weinig ontwikkelde Afrikaners. Waarschijnlijk gaf de moeder te weinig aandacht aan haar kind. Dit alles is wel in tegenstelling met het gangbare verhaal dat de Britten schuld waren.
Ploeger zorgde er dus voor, dat de feitelijke weergave het beeld veranderde. Schurken en domkoppen zaten aan beide kanten van de strijds-lijn. Ook heel wat individuele erekronen vielen.
Hij vond ook heel wat ontluistering.

Dan noemt Schutte nog enkele relazen van oudstrijders, o.a. een Nationaal Scout en een dichter.
Oorlogsmisdaden waren er ook. Schutte noemt de Kapenaar Japie Neser. Hij schreef zijn herinneringen op, Het was een harde, echte bittereinder, die zonder pardon zwarten en bruinen 'feitlik voor die voet en summier laat doodskiet het nadat hy hulle krygsgevange geneem het'.
De gemiddelde Afrikaner dacht racistisch, en dat leidde soms tot oorlogsmisdaden.

Velen geraakten in ballingschap: op de vlucht voor de oprukkende Britse legers trokken tal van mensen in de loop van 1900 de Mozambikaanse grens over. Lourenco Marques (Maputo) kon de stroom vluchtelingen niet aan, en Engeland oefende druk uit die mensen verder van het strijdtoneel te verwijderen. Zo kwamen ze in Portugal, waar ze op diverse plaatsen gehuisvest werden. Ze hadden het er redelijk goed, al verveelden ze zich er vooral.
Concentratiekamp bij Volksrust
Sol Plaatje, zwarte journalist in 1900; schreef een oorlogsdagboek. De zwarten waren verre van onpartijdige toeschouwers, 100.000 dienden aan de Engelse kant, 10.000 aan de kant van de Boeren.
 
Ik vond het nog wel even interessant om na te gaan in Bossenbroeks De Boerenoorlog welke van de hier genoemde boeken door hem zijn gebruikt. Welnu: Breytenbach, Ploeger, Hobhouse, Pakenham, Plaatje en ook Schutte zijn allemaal gebruikt.
Rest me nog een definitie te geven van jingoïsme, aangezien dat zowel in Schutte als in Bossenbroek onverklaard blijft: 'jingoïsme is de oorlogszuchtige politiek van de Engelse chauvinisten, 1900'.
 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten