vrijdag 12 april 2019

Der Spaziergänger, Untersuchungen zu Robert Walser, Guido Stefani, 1985.

"Denken und gehen, Sinnen und Schreiten, Dichten und Laufen waren verwandt miteinander."
Omslag dissertatie.
Ik kon deze dissertatie met grote moeite bemachtigen uit het depot van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam.
Het boek ziet er niet uit, met getypte letters... Dat leest niet echt lekker, en het nodigt ook niet echt uit tot lezen.
Toch heb ik ook dit boek over Robert Walser uiteindelijk weer met veel ontroering gelezen. Walsers hele oeuvre wordt bekeken onder het thema Spaziergänger - wandelaar.
Schrijver is Guido Stefani, die wetenschappelijk leider was van het Archief Robert Walser in Zürich. Inmiddels is dat archief verhuisd naar Bern.
Ik heb geen nadere informatie over de auteur kunnen vinden.
Rustende wandelaar, getekend door Walsers broer Karl, kunstschilder en tekenaar. 
Wel iets meer over het Robert Walser Gesellschaft:
"Die Robert Walser-Gesellschaft hat sich zum Ziel gesetzt, die Erforschung (Dokumentation, Erschließung, Edition) und Verbreitung von Robert Walsers Werk zu fördern. Sie tut dies aus der Überzeugung heraus, dass Robert Walser zu den bedeutendsten deutschsprachigen Autoren der Moderne zählt. Lange am Rande des literarischen Lebens stehend, wurde sein fast verschollenes Werk erst in den letzten Jahrzehnten entdeckt und in seinem vollen Rang erkannt. Daher bedarf es in spezieller Weise der Sicherung und Pflege."
Enkele uitgaven van Robert Walser, uit het Archiv
Boven en onder, foto's van het Archiv zelf.
Robert Walser heeft heel veel eigen werk weggegooid, maar gelukkig ook nog wel veel gepubliceerd. Zijn verzameld werk  verscheen in 1971.
Stefani noemt in het algemeen als thematiek bij Walser: de buitenstaander versus de maatschappij, kunst tegenover het leven, eenzaamheid en vrijheid, meester en knecht, en dame en dienaar. Zijn alter ego's zijn velerlei: commies, kunstenaar page, rover.
Een jonge Walser
'Onderweg zijn' is in het algemeen gesproken een heel oud literair thema. Bijna altijd gaat het om het zoeken naar de lotsbestemming (Parsifal); om het vreemdeling zijn: de eeuwige Jood, of om heimwee: Dante op zoek naar Beatrice.
De reiziger in de 19e eeuw is niet dezelfde als de toerist van onze dagen. Voor de romantische wandelaar ligt het doel ver weg, het is een heimwee naar de verte. Het gaat daarbij ook om het met liefde vertoeven in de natuur. Bovendien is het onderweg zijn belangrijker dan het doel.
Onderweg zijn
Drawing by Karl Walser from Robert Walser Gedichte, 1908-1909
 'Das Hinschauen in die Ferne macht einen in Glück zerfliessen.'
Robert Walser had zeker de romantische literatuur gelezen, en voelde zich verwant met bij voorbeeld Brentano en Georg Büchner. De kunstenaar is alleen, en verplicht aan zijn kunst; een romantische absoluutheid. Walser had weinig contact met andere schrijvers,  wel bijvoorbeeld met Musil.
Hij moest het nietsdoen van het wandelen wel verdienen, met het doen van allerlei baantjes. Hij was zo arm als een kerkrat.
Walsers hoofdfiguren zijn allemaal facetten van hemzelf, je kunt bij hem dus niet echt van autobiografisch werk spreken. Hij misleidde daarmee de lezer expres. Het isolement waarin hij verkeerde trad op na het verlaten van het ouderlijk huis, een verlangen naar de stilte van het alleen-zijn. Pogingen om te integreren in de maatschappij mislukken.
Hij voelt zich als wandelaar eenzaam tegenover de 'flanierende Menge'. Echt contact voelt Walser meer met bossen en huizen, dan met mensen.
Walser verdedigt zich tegen een belastinginspecteur, zijn wandelen beschouwt hij als 'werken', nodig voor het opdoen van inspiratie. Zo probeert hij aan een maatschappelijke norm te voldoen, want hij wordt wel als een ledigganger gezien. Terwijl eigenlijk alleen al het 'Hinschauen in die Ferne einen in Glück zerfliessen macht.'
De wandeling doet hem passief wachten op dingen. En lees dit mooie citaat: 'Marschieren war ihm etwas wie ein musikalischer Genuss. Denken und Gehen, Sinnen und Schreiten, Dichten und Laufen waren verwandt mit einander.'
Ten dele kiest hij bewust voor de eenzaamheid, Walser had een grote angst voor stabiele relaties: '
Die Einsamkeit war die Braut welcher ich huldigte, der Kamerad den ich bevorzugte, das Gespräch das ich liebte, die Schönheit die ich genoss, die Gesellschaft in welcher ich lebte. Es gab nichts  Natürlicheres und nichts Freundlicheres für mich.'
Toch is de 'beweging' soms ook een zoeken naar communicatie; waarom anders is hij zo vaak verhuisd, in Zürich 17 keer, in Bern 14 keer in zes jaar.
Contacten had hij alleen op zijn tochten. Stefanis wijt dit, met andere onderzoekers, aan Walsers sterke moedercomplex.
Walsers moeder Elisa, 1839-1894
Hij kwam in zijn jeugd erg veel tederheid bij haar tekort, zij stierf bovendien al toen hij zestien was. Walser is zijn leven lang op zoek gebleven naar de moederliefde die hij gemist had. Dit mankement in hemzelf maakt ook, dat hij zichzelf in De Rover beschrijft hij als een meisje; hij heeft bovendien een voorkeur voor vrouwelijke karweitjes, en maakt zich graag aan anderen ondergeschikt.
Op zoek naar liefde breekt hij uit zijn kleine kamertjes naar buiten. De contacten die lukten, waren altijd met vrouwen: moedertjes, oude vrouwen, kinderen. Maar meestal werd de wens naar contact meteen onderdrukt, omdat anders de eigen droomwereld in duigen viel bij de realiteit. De fantasie is een existentieel toevluchtsoord dat Walser geborgenheid biedt.
Gegroet worden is een geformaliseerd contact dat hij prettig vindt. Het is ook veilig, komt niet te dichtbij.
Op een mislukt contact reageert hij met huilen, of met schrijven.
De wandelaar is voor alles een toeschouwer bij Walser. Altijd is er een onzichtbare muur tussen hem en de anderen, hij grijpt nooit in het leven in. Gaat feitelijk mensen zelfs uit de weg. '...... Immer gehst du und hast flüchtige Blicke für alles, (...) wie du selbst für alles ein flüchtiger Augenmerk bist.'
Hij heeft maar een paar constanten nodig om de natuur op te roepen, hij doet geen pogingen de vele gestalten van de natuur of de complexiteit ervan op te roepen. Zo treedt er in de beeldvorming een zekere verstarring op. Wel blijft de troost en de geborgenheid in de natuur bij de gevoelens van verlating en isolement.
Bomen hebben soms een 'reines Sein': dit is een kernpunt eigenlijk, volgens onderzoeker Karl Joachim Wilhelm Greven, 1960. Het staat gelijk aan het onbereikbare doel dat Walser drijft. De afkeer van doen en denken. Hierin weerspiegelt zich volgens Stefani de huidige hang naar oosterse mystiek. In ditzelfde kader past het streven uit het inperkende corset van de taal te breken. Steeds is hij op zoek naar de 'ware bestemming' van de mens.
Maar de taal dreigt soms te verworden tot een statisch requisiet, en uiteindelijk leidt het tot verdere vereenzaming. Warme menselijkheid wordt in de natuur gezocht, en natuurlijk niet gevonden. De natuur vervlakt. Het leven wordt statisch, de beweging houdt op.
Foto die me sterk ontroert.
Berliner Gedenktafel in Berlin-Charlottenburg.
Zoals al duidelijk werd, heeft Walser een probleem met nabijheid en afstand; dat komt heel duidelijk tot uiting in zijn beleving van de erotiek. Ontmoetingen met echte vrouwen stuiten op een kloof tussen realiteit enerzijds, en droom en hoop anderzijds. Er treedt een verlangen terug naar het verlangen op. Dat voert de verteller steeds verder weg van elke ware verbintenis. Hij blijft aan zijn ideaalbeeld hangen. Het venstermotief verbindt  die afstand en nabijheid: "Aus einem stillen, abseitsgelegenen Fenster schaute mich ein blasses, zartes Frauengesicht mit eigentümlich fragenden  Augen an, so still, so unbeweglich, als sei sie bloss ein Bild.": Het glas is de scheidende wand door welke men de verlangde vrouw ziet, maar die tegelijk elke toenadering verhindert. 
Uit de tijd dat hij in het gesticht zat, en nooit meer schreef. 
Dieper nog dan de weg naar de ander, gaat het bij Walser om de weg naar zichzelf, centrale punt in deze thematiek. Zijn idee over zichzelf, zijn "Lebensentwurf" is dat van de romantische kunstenaar. Hij zoekt eenheid van kunst en leven, maar dat mislukt. De beweging die hij onderneemt  voert niet alleen voorbij aan de wereld, maar ook aan zichzelf, aan de eigen kern. Grond daarvoor is de eigen angst. Hij verwoordt die angst niet rechtstreeks, maar in enge figuren. Bijvoorbeeld in de reus Tomzack in Der Spaziergang. Tomzack is rusteloos, heeft geen echt thuis, geen vaderland, hij leeft zonder tijd of aandeel aan anderen. Het is Walsers eigen donkere kant die hij eronder probeert te houden onder een masker van lachen en vrolijk doen. Afgeweerde gevoelens komen alleen tot uiting in dergelijke figuren, bijvoorbeeld ook in de 'stumm Stillstehenden.'  Die doen zijn voortbewegen stokken, wat hem uiteindelijk afhoudt van het bereiken van zijn doel. Want, naar het einde toe zien we steeds vaker resignatie optreden van elke hoop of verwachting.
In zijn contacten in de realiteit is dat goed te zien aan de verhouding met Frieda Mermet. 
Met Frieda ontwikkelde hij wél een veelvuldig briefcontact, maar dit bekoelde van Walsers kant, toen het menens leek te worden voor Frieda.  
Er is ook een verschuiving te zien van de werkelijke wandeling naar een gedachtenwandeling. De passieve toeschouwerrol krijgt hiermee nog meer  nadruk, het wandelen wordt iets mechanisch. 
Uiteindelijk gaat Walsers wandeling voorbij aan de wereld. 
Alles bij Walser is deel van een grote rusteloze beweging die naar de wereld voert, maar er uiteindelijk aan voorbijgaat. Schrijven maakt deel uit van die beweging, Het levert Walser een fictief Gegenüber op, in de lezer die hij zich kan indenken, definiëren, zónder bang te hoeven zijn voor aanspraken die zijn vrijheid bedreigen (zoals bij Frieda Mermet). 

Walser ondervond geluk in de beweging, to travel is better than to arrive. 
" 'Warum sammle ich hier Blumen', fragtee ich mich, und schaute nachdenklich zu Boden, und der zarte Regen vergrösserte meine Nachdenklichkeit, die er bis zur Trauer steigerte."
In de latere jaren staat tegenover dat verdriet geen ongebroken hoop meer, 'Und aus diesem Missverhältnis entsteht die Resignation, die Einsicht dass die Bewegung nichts bringt, dass hinter dem Horizont nicht die Erlösung wartet.' (Stefani.) 

Uiteindelijk kwam Walser terecht in een gesticht, waar hij nooit meer iets schreef. Hij verbleef hier vanaf 1929. Hij stierf op een wandeling, op eerste Kerstdag, 1956. Zó (zie foto) werd hij door kinderen in de sneeuw gevonden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten