zondag 3 januari 2021

Geduld, Søren Kierkegaard, 1843-1845.

Het boek Opbouwende Toespraken, uit de jaren 1843-1845, door 
 Søren Kierkegaard.
Ik wil hier aandacht geven aan drie opstellen uit bovenstaand boek, die alle drie het geduld tot onderwerp hebben. 
Het gaat om de essays Zijn ziel bewaren in geduld (1844); Geduld in verwachting (1844) en God nodig hebben is de hoogste volmaaktheid van de mens (1844). 
Patientia. 
Dit is bord 2, getiteld Patientia. 3 deugden van Jan Saenredam naar Hendrik Goltzius. 
Zijn ziel bewaren in geduld, is geschreven naar aanleiding van Lucas 21,19: .... en jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam. Maar geen haar van je hoofd zal verloren gaan. Red je leven door standvastigheid!
Of, uit een andere vertaling: door uw volharding zult gij uw leven verkrijgen. 
Geduld is hier bij Kierkegaard dus: standvastigheid, uithouding, doorstaan. Ik vind het iets meer dan het geduld dat je op moet brengen als je ergens staat te wachten: 
Hier kabbelt het water van nu naar later
de open brug is een pas op de plaats aan de stroom
Een stilte kruist er je droom 
Brug Lijnsheike (Oude Lind)
Kierkegaard behandelt dit probleem door het te omcirkelen, 'als een buizerd', las ik ergens. Hij komt het probleem steeds nader. Zoals ik het lees, is het trouw blijven aan zichzelf, en niet aan de wereld. Je kunt nog zo veel rijkdom, macht en aanzien verwerven, het zal je uiteindelijk niks helpen. Niets daarvan kun je meenemen, en uiteindelijk is er ook helemaal niets van werkelijk in je macht. Alles wat je in het leven bent, ben je door God, en alleen door hem trouw te blijven kun je je ziel - verwerven eerst, en vervolgens bewaren. 'Zijn ziel bewaren in geduld, dat wil zeggen: zijn ziel ingepakt houden in geduld, zodat zij er niet uit te voorschijn komt en dan verloren gaat, als hij de lange strijd moet beginnen met een nooit vermoeide vijand, de tijd, en met een veelkopiige vijand, de wereld.' (p. 203)
Wensen en voornemens: ze leiden maar al te gemakkelijk tot ongeduld, dat wil zeggen: dat de mens het leven dan naar eigen hand wil zetten, en niet kán, of niet wíl aanvaarden dat het leven zo dikwijls anders gaat dan men zelf graag wil, of voor ogen had. Voornemens en wensen zijn niet verkeerd, als 'het geduld het gevaar en de verschrikking heeft blootgelegd; het troost ook: vandaag zullen wij dit doen, en morgen dat, als God het wil. 
Geduld speelt in veel godsdiensten een rol, ziehier bij de boeddhisten. 
Het tweede opstel over het geduld heet Geduld in verwachting, Het hoort bij het Lucas-evangelie 2, 33-40, waarin staat dat Anna God loofde voor de komst van Jezus. 
Kierkegaard wijdt dan breed uit over Anna, die zelfs 'profetes' wordt genoemd - hetgeen al heel uitzonderlijk was! - omdat zij na een leven met weinig geluk (ze was al 84 jaar weduwe) was blijven geloven, en nu zonder voorbehoud blij is  en erkent dat de vervulling gekomen is. 
Ik wil hier graag vermelden hoe prachtig Kierkegaard kon schrijven, zijn werk is werkelijk literaire kunst! Ziehier bij voorbeeld wat hij schrijft over 'verwachting' en 'vervulling':
(Het gaat er hier om, dat je je bij de vreugde van de vervulling moeilijk kunt voorstellen dat je dat geluk niet had - maar andersom ook: bij een gevoelde teleurstelling ben je alle geluk van de vervulling kwijt:)
"Maar als het nu zo is dat de afzonderlijke mens zichzelf in dat opzicht niet begrijpt, en de een niet de ander, dan is toch alle gepraat over verwachting een teleurstelling. Want degene die zich verheugt in het daglicht van de vervulling is zich niet eens bewust van de sluier van de ochtendschemering, en degene die de lamp van de verwachting 's nachts aanhoudt ziet de ochtendschemering niet eens, en degene die de lamp uitblaast bekommert zich noch om het een noch om het ander - maar de spreker moet toch in de een of andere situatie zijn. (....) want de verwachting komt niet maar één keer, zoals bij de geboorte, maar zij houdt niet op, net zo min als dag en nacht, zaaien en oogsten, zomer en winter, en dit zal niet ophouden zolang de tijd het sterfelijk leven scheidt en deelt." (p. 215-216)
Pacientia (Geduld), gravure door Hans Sebald Beham,  1540
Het derde essay heet God nodig hebben is de hoogste volmaaktheid van de mens. Op zijn allerkortst weergegeven betoogt Kierkegaard hierin, dat wij mensen eigenlijk zelf niks te willen hebben; als God het niet wil, dan krijgen wij het niet. We kunnen dus feitelijk alleen 'goed' leven als we leven in overeenstemming met Gods wil. 
Kierkegaard bedoelt dit niet als een gemakkelijk aforisme, Zo wordt het wel gebruikt: 'Men zegt het tegen zichzelf, zelfs op de dag van geluk, want het menselijk hart is zeer bedrieglijk en maakt maar al te graag ijdel gebruik van edelmoedigheid en is er trots op dat hij weinig nodig heeft - terwijl hij veel verbruikt. Men zegt het tegenzichzelf op de dag van nood en snelt vooruit om zichzelf bewonderend bij het doel te verwelkomen - als men het heerlijke volbracht heeft.' (p. 305)
En verderop, op p. 318:
'Zo is de mens groot en op zijn hoogtepunt, als hij bij God past doordat hij zelf eenvoudigweg niets is.'
En ter vergelijking noemt Kierkegaard Mozes die met zijn staf op de rots slaat, niet omdat hij zelf een wonder verwacht te zullen verrichten, maar omdat hij doet wat God wil. (Exodus, 17, 1-9)
Francesco Bacchiacca, 15e-16e eeuw, Mozes slaat waater uit de rots. 
Kierkegaard is heel nauwkeurig, streng, in het beschrijven van zijn godsdienstige filosofie - dat ben ik inmiddels van hem gewend. 
Ik houd van hem om zijn precisie, zijn schoonheid van schrijven, de humor in zijn schrijven - in de essays die ik las uit dit boek ervoer ik dat wat minder dan in het vorige - en in de waarachtigheid. Ik vind hem heerlijk om te lezen, tegelijk soms ook verontrustend. Denk maar niet dat je eenvoudig van het leven afkomt bij hem, hij weet te goed hoe de mens zichzelf kan bedriegen, of de verkeerde dingen kan najagen. 
Het meest doet mijn zijn opvatting over 'geduld' nog denken aan een andere term: de term 'Gelassenheit', zoals ik die tegenkwam bij Meister Eckhart. Ook wel 'afgescheidenheid' genoemd, 'gelatenheid' dus: 'Een mens moet leeg worden van zichzelf en alle dingen.' Het gaat hier om een loslaten van al het uiterlijke. Zie hiervoor ook: De Spiritualiteit van Meister Eckhart.
De denkwijze van Kierkegaard staat voor mij dicht bij die van Eckhart. 
Over de deugd 'geduld' was nog wel een en ander te vinden op internet; niet alles was even duidelijk. 
Gillis Mostaert, Hooiwagen. Tussen 1570 en 1579. Allegorie op de zeven hoofdzonden. Museum Catharijneconvent, Utrecht.
Jheronimus Bosch, De Zeven Hoofdzonden, detail. Eind 15e eeuw. Museo del Prado, Madrid.
De Zeven Hoofdzonden zijn:
Superbia (hoogmoed – hovaardigheid – ijdelheid)
Avaritia (hebzucht – gierigheid)
Luxuria (onkuisheid – lust – wellust)
Invidia (nijd – jaloezie – afgunst)
Gula (onmatigheid – gulzigheid – vraatzucht)
Ira (woede – toorn – wraak – gramschap )
Acedia (gemakzucht – traagheid – luiheid – vadsigheid).

Daar tegenover staan de zeven deugden: 
Prudentia (Voorzichtigheid - verstandigheid - wijsheid)
Iustitia (Rechtvaardigheid - rechtschapenheid)
Temperantia (Gematigdheid - matigheid - zelfbeheersing)
Fortitudo (Moed - sterkte - vasthoudendheid - standvastigheid - focus)
Fides (Geloof), in Latijnse teksten vaak omschreven als Pietas
Spes (Hoop)
Carita (Naastenliefde/Liefde - liefdadigheid)
Van DEZE SITE. 
Er zijn overigens nauwelijks plaatjes te vinden van de 7 deugden, veel meer van de zeven hoofdzonden. 
Overigens was Plato een van de eersten die over deugden schreef, gevolgd door Aristoteles. 

Ik herinnerde me trouwens één vaak geciteerde zin van de dichter Rainer Maria Rilke, die ook 'Gelassenheit'  uitdrukt: het doorstaan van het leven, de aanvaarden. Het komt uit het gedicht Requiem für Wolf Graf von Kalckreuth, en de zinsnede (aan het eind van het gedicht) luidt:
Wer spricht von siegen
Überstehen ist alles!
Rilke schreef dit gedicht in 1908, Von Kalckreuth had zelfmoord gepleegd, omdat hij het militaire leven helemaal niet aankon. Hij was nog zeer jong, er ging een briljant vertaler aan hem verloren. 
Wolf Graf von Kalckreuth 
op 13-jarige leeftijd, olieverfschilderij door zijn vader, graaf Leopold von Kalckreuth, 1900.
Ten slotte geef ik een citaat bij het lemma 'geduld'  uit Wikipedia: 

Iemand wordt als geduldig aangeduid als deze in staat is te leven met onvoldane verlangens of onvervulde wensen, of de vervulling hiervan al dan niet bewust uit te stellen. Deze eigenschap verhoudt zich nauw tot het begrip hoop.

En vooruit, nog een enkel grapje:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten