donderdag 14 januari 2021

Tegen lafhartigheid, Søren Kierkegaard, 1844.

'De trotse wil altijd het juiste doen, het grote, en eigenlijk strijdt hij niet met mensen, maar met God, omdat hij het met eigen kracht wil doen.'
Dit essay stamt uit het boek Opbouwende Toespraken, een dik boek, waarin veel toespraken zijn bijeengebracht. Kierkegaard zelf heeft die nooit zo als een geheel laten uitkomen; het boek bestaat eigenlijk uit plukjes toespraken, elk plukje hoort bij een boek dat Kierkegaard ooit onder pseudoniem schreef. Een van die pseudoniemen was bijvoorbeeld Johannes Climacus. De toespraken schreef hij echter allemaal onder zijn eigen naam. Ze verrijken de boeken onder pseudoniem. Zo komt het begrippenpaar 'trots en lafhartigheid' (waarover ik het hier ga hebben) ook voor in het boek Het begrip Angst. 
Je zou de essays ook preken kunnen noemen, maar Kierkegaard had niet de bevoegdheid om te preken. Ze hebben een hoog literair gehalte. 'Opbouwend', legt hij ergens uit, moet zeer letterlijk genomen worden, zoals je een huis van de grond af aan omhóóg opbouwt. 
Ik las ook ergens de uitdrukking 'maieutisch', dat wil zeggen: te werk gaand als een verloskundige. De term stamt af van Socrates. De ervaring van de lezer is belangrijk. Je merkt bij voorbeeld dat Kierkegaard allerlei vormen noemt waaronder men te maken kan krijgen met het besproken onderwerp, waardoor veel mesen zich erin kunnen herkennen; in steeds kleinere cirkels rondom het onderwerp heen.
Gemakkelijk schrijft hij overigens niet, maar zijn werk geeft mij heel veel, juist vanwege de noodzaak intensief te moeten lezen. 

O-O-O-O-O-O-O-O-O-O
Uit Wikepedia: 
Maieutiek (Oudgrieks μαιευτική τέχνη (maieutikè technè), de kunde van de vroedvrouw) is in de dialogen van Plato de manier waarop men iemand anders of zichzelf kan helpen in contact te komen met ware kennis, anders gezegd: te helpen die kennis over de platoonse ideeënwereld te ‘baren’. Socrates gebruikt de maieutiek als onderdeel van zijn socratische methode.
Plato, Raphaël (detail)

O-O-O-O-O-O-O-O-O-O
Naar de inhoud zelf: 
Heel merkwaardig is het, dat Kierkegaard de lafhartigheid gelijkstelt aan de trots. Later maakt hij weer een onderscheid tussen echte en onechte trots, waardoor je je denken weer even meer moet inspannen: wat is het verschil, wat bedoelt hij hier?
De grote lijn die ik ontwaarde, is dat 'goed doen' vaak niet het 'goede doen' is. Dikwijls zit er de heimelijke hoop op beloning aan vast, een mens wil waardering hebben, of prijkt met zijn goede daden. Er is vaak geen bescheidenheid, men wil prat gaan op eigen voortreffelijkheid. 
Liefst wil men ook grote, opvallende 'goede daden' stellen, die flink in het oog lopen. Of ook waarmee men gevaar loopt. In stilte iets kleins goed doen, telt dan niet mee. 
Kierkegaard gebruikt de term 'onnutte dienaar', ook zo'n uitdrukking die bij mij bleef hangen, omdat hij niet meteen duidelijk was. Wat hij bedoelt, is iemand die niet voor beloning werkt. 
Uiteraard komt hij uit bij werken voor God. Maar zo eenvoudig is dat ook weer niet, want als mens kan je ook heel gemakkelijk proberen God naar je hand te zetten. Of je strijdt met God, omdat wat er gebeurt niet met Zijn wil is. Hoe moeilijk is het niet, uit te komen bij je eigen nietigheid. De trots verhindert dat, een mens wil wat betekenen in de ogen van anderen. 

Kernwoorden: indruk maken, bewonderen of bewonderd worden, een heldenfiguur zijn. 
We zijn in gevaar, en de gevaren zijn:  gevaar voor verlies van geluk en welvaart; het gevaar van de zonde: dat je vergeet je plicht met vreugde uit te voeren; het gevaar van de dood, je bent 'een gevangene, ook al is die zo ruim als de wijde wereld.' Uiteindelijk oordeelt de rechtvaardigheid over je leven, het meest zit die nog in al je eigen gedachten, ook de meest verborgene. 

2 Timoteüs, 1,7. Want God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht en liefde, en van bezonnenheid. 

Kierkegaard werkt heel vaak met antithesen, en in dit geval is de antithese: het goede besluit. 'Want God geeft een geest van kracht en van liefde en van bezonnenheid.' Een besluit dat in die geest genomen is, is het goede besluit, Dat kan heel best een besluit zijn tot het geringe, 'want wat moet het betekenen dat een mens, terwijl hij werkelijk tot het grote in staat is, niet in staat is tot het geringe?'
En iets verderop op bladzijde 375 staat de prachtige zin: 'Dat het grootste en het kleinste zo met elkaar verknoopt zijn, dat een onbeduidendheid zo de spot drijft met het grote, het achterna zit als een plagende kabouter, wat is dat toch bijzonder, echt iets voor de zielkundige om dit te overwegen.
Heel persoonlijk moet de mens leren dat hij niets is. 'Waag het om tot niets te worden voor God, hij zal je zeker een geest van kracht en bezonnenheid geven.' (p. 377)
Kierkegaard, 1813-1855 (!)
'Alles wat goed is in een mens is vanaf het begin zwijgzaam, en zoals het wezenlijk voor God is dat Hij in het verborgene woont, zo woont ook het goede bij een mens in verborgenheid.' 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten