Wat mij betreft is dit boek het bewijs, dat een heel enerverend leven vol gevaren en gebeurtenissen, onnoemelijk veel leed enzovoorts, niet noodzakelijkerwijs tot een goed boek leidt.
Over de film spreek ik niet, Intouchables van 2011. Die geldt als de best bekeken Franse speelfilm aller tijden. Ik heb hem nog niet gezien, en als dat gebeurt kom ik er hier zeker op terug. Misschien herzie ik dan zelfs wel mijn uitspraken over dit boekje. Maar op dit moment vond ik daar niks aan. Ja, allemaal erg wat daarin gebeurt, maar zoals gezegd, dat is niet genoeg voor een goed boek.
De film is te koop bij Trouw in een cassette Films die je raken. Daarin zit onder andere ook Amour, werkelijk de allermooiste film die ik in tijden gezien heb. Intouchables moet dus ook wel mooi zijn? ;-)
Andersom komt zo dikwijls voor: dat een prachtig boek gevolgd wordt door een draak van een film. De voorloper (het boek) van de film had als titel Le Second Souffle, van2001. (De tweede adem.) Na het succes van de film voegde Pozzo di Borgo nog 50 pagina's extra toe, om te vertellen hoe het hem en Abdel ná de film verging.
Nou ja. Zonder zijn boek was de film er ook nooit gekomen.
Dit was een heerlijk spannende film, gewoon door een heel goed plot.
Het verhaal speelt zich af in 1945 in een lekkere spookvilla, in eeuwig dichte mist. De film begint al met een akelige, snerpende gil van Nicole Kidman, die uit een nachtmerrie ontwaakt: een leuke binnenkomer.
Door merg en been
Op de stoep staan drie vreemdelingen, Kidman laat ze binnen voor ze goed en wel hebben verteld wat ze willen. Zij heeft bedienden nodig.
Haar man is niet teruggekeerd uit de oorlog, zij staat alleen voor de opvoeding van haar twee kinderen, die allergisch zijn voor licht. Nee, daar had ik ook nog nooit van gehoord, maar heus, het gaat allemaal kloppen.
Moeder met kinderen
De drie vreemdelingen worden binnengehaald als bedienden, en vooral de vrouw doet haar werk uitstekend. Hoewel er iets griezeligs om het drietal heen hangt, heeft vooral de dame een lief gezicht, en ze is ook niet anders dan behulpzaam en wijs. Haar uiterlijk doet erg ouderwets aan, maar ja: hoe zat het precies met kleding en kapsel anno 1945?
Drie nieuwe bediendes, ze weten alles van het huis.
De twee kinderen van Grace zijn zoals het hoort wat drakerig, vooral het meisje tegenover haar broertje. Maar ze is ook nuchter, vooral tegenover de dogmatische wijsheden van haar moeder is dat wel leuk.
Het spookt flink in het huis, en dat wordt spannend neergezet. Overal is het donker, in de rommelkamer hangen over alle meubels lakens, de piano gaat zomaar spelen, deuren slaan vanzelf dicht, we horen kinderen huilen, terwijl die van Grace stil zijn, er liggen graven op het erf, wie is Viktor? Enzovoorts.
Grace's man verschijnt weer op het toneel, maar verdwijnt weer net zo hard. Hij is ook wat griezelig.
Beetje een zombie van een echtgenoot.
Op een dag zijn alle gordijnen weggespookt, rara hoe kan dat nou weer? En dan komen we aan de fantastische clue van de film, die ik uiteraard ook nu weer niet verraad. Feit is wel dat de film ons van het begin tot het einde boeide. Een plot dat herinnert aan The Sixth Sense, maar toch weer anders. :-)
Dan te bedenken, dat die Spanjaard Amenábar nooit zijn studie heeft afgemaakt, omdat hij maar niet kon slagen voor het vak scenarioschrijven.....
Trailer
Geloof het of niet: dit is een van de weinige normale mensen in de film ;-)
Amenábar regisseerde in 1997 Abre los Ojos, de voorloper van Vanilla Sky (zie mijn blog alhier.) met Tom Cruise in de hoofdrol.
Nicole Kidman was in 2001 nog getrouwd met Tom Cruise, hij was de uitvoerend producent van The Others.
We zingen dit jaar Russisch met ons Waterlands Kamerkoor. Prachtige liederen, de meeste liggen goed in het gehoor. Maar sommige zijn wat lastiger. Er komen nog aankondigingen van waar en wanneer we optreden. In elk geval op zondag 18 mei aanstaande, voor bezoekers van de Hermitage, in de kerkzaal aldaar.
Zaterdag jongstleden hielden we een workshop onder leiding van de Russische Tatiana Lina. Zij is zangeres, dirigente, en actrice. Het was leuk om via haar wat meer toegang te krijgen tot de wat moeilijker stukken.
Tatiana Lina
A wondrous birth(Stránnoye Rozhdestvó vídevshe), van Georgi Vasiljevitsj Sviridov was het eerste lied dat zij dichter bij ons bracht. (Al is het lied ook zonder iets van de tekst te snappen al prachtig!)
Sviridov dacht veel na over het lot der mensheid. Hoe bestaat het, vroeg hij zich af, dat een mooi wezen als de mens, zo lelijk kan zijn?
Over die vraag gaat A wondrous Birth. Je zou verwachten dat het over de geboorte van Christus ging, maar dat is het niet alléén. Wel is Christus natuurlijk de mens bij uitstek. Sviridov spreekt over de mens als wonderbaarlijk wezen.
De eerste regel van het lied maant tot inkeer. De tweede tot actie: ben je ingekeerd, omarm dan het heelal in jezelf. Dan voel je rust.
We zongen de beginregels met deze betekenis in ons achterhoofd, Tatiana dirigeerde. Het werd een totaal ander geluid, zó kalm hadden we dit nog nooit gezongen. Midden in de regel: 'smirén nïy, chello vék' laste ze een pauze in die eigenlijk in de muziek niet vermeld stond. 'Chello vek' betekent 'nederig mens'. Maarweleen mens met zo'n juweel ('umstra') van binnen - het juweel van het innerlijk heelal. Omarm dat heelal in jezelf, kleine mens.
Aan het werk met ons.
Het Alleluja dat volgt, vertolkt als het ware de Russische ziel, met 'zuchten' van heel klein naar heel groot. Het begint pianissimo, gaat naar piano, en dan via forte tot fortissimo: het maakt de adem van het heelal voelbaar. Bij de tweede ronde alleluja's is die adem al veel groter, met een zonnestraal erbij ten slotte héél groot: de wondrous birth van de titel heeft plaats. De bassen geven er vanaf maat 45 een diepte-dimensie bij. In maat 65 gaat het alleluja zo hard alsof een carillonspeler uit alle macht zijn klokken laat klinken.... Niet Ik in de wereld, maar de wereld in mij.
De hele gestalte van de dirigente drukte uit wat ze ons leerde, de inkeer naar de stilte, het ontzag voor het juweel van binnen dat we moeten omhelzen.
Ik werd er stil van.
Op YouTube verklankt dit koor het zo; ook in een langzaam tempo:
Sviridov, A wondrous Birth
Vervolgens hielden we ons bezig met drie heilige hymnen van Alfred Schnittke.
Het eerste was het Weesgegroet, het Bogoroditsje D'evo.
Schnittke was een zeer religieus mens, al werd hij pas op latere leeftijd officieel katholiek.
Opmerkelijk is zijn uitspraak: 'In iedere kerk krijg ik het gevoel van de aanwezigheid van de mensen uit de eeuwen vóór mij.' Hij hóórt al die stemmen, en maakt dat voor ons in zijn Ave Maria hoorbaar. Volgens Tatiana verklaart dat de vele dissonanten in het Bogoroditsje: de mensen zongen vroeger anders. Luister daar aandachtig naar, want in de kerk zijn al die stemmen er nog steeds, laag over laag. Het is in de religie steeds: geven en nemen om alle stemmen aan bod te laten komen.
Het gaf mij een manier om anders te luisteren naar dit stuk. Ik had er aanvankelijke moeite mee, vond het niet mooi. Gek genoeg vind ik dat nu wel.
Zo vond ik het op YouTube:
Het Bogoroditsje en het Gospodi er meteen achteraan.
De derde heilige hymne, het Gospodi, is zeer betekenisvol voor de Russen: het is hun favoriete gebed. De biecht wordt erin uitgesproken, 'vergeef me'. De Russen zijn vervuld van zonde-besef. Het Gospodi is hun gebed vóór ze de kerk betreden, hun gebed voor momenten van hoop, maar ook dat van hun wensen.
In de laatste maten zijn progressie-akkoorden te horen, en elk akkoord drukt iets anders uit: hoop - wrijving, misschien een oordeel - dramatiek - enzovoorts.
Schnittke is in zijn religie zeer intiem, hij staat als mens alleen tegenover God, met heel die regenboog aan emoties.
Het derde stuk van Schnittke was het Otche Nach, het Onze Vader.
Relatief hebben we hier de minste aandacht aan besteed. Ik herkende er niets in van mijn persoonlijke Onzevader. De tijd ontbrak om hier dieper op in te gaan. Tatiana haalde de volgende tekst aan van Schnittke: 'Schmerz' (welk woord is een goed Nederlands equivalent?) wordt scherper als we de kerk binnengaan. Er is voortdurend een onzichtbare oorlog gaande tussen engelen en duivels, goed en kwaad, licht en donker. De mens is het meest kwetsbaar na een bezoek aan de kerk. Hij heeft nieuwe kracht opgedaan, maar verliest daarbij aan waakzaamheid. De kerk is een som van zorgen en rust, twee tegenkrachten.'
Tatiana hoort in dit Otche Nach die voortdurende spanning: tussen rust en spanning, licht en donker. Dit geheel van spanning leidt uiteindelijk tot rust en hoop.
Lekker workshoppen
De laatste liederen die we behandelden zijn twee van de vijf Koersk-liederen van Sviridov. Het zijn allemaal zeer vrouwelijke volks-liederen.
Groene Eikje bezingt de lente.
In Oj gorje, gorje bezingt een moeder het afscheid van haar dochter die gaat trouwen. Dat is een ongeluk, want haar jeugd is ze met haar huwelijk kwijt. Nu is ze nog mooi, haar witte schoonheid (zwaantje) straalt. Maar met het kind in de wieg wachten haar hard werken en weinig vreugde. Alleen de opvoeding geeft nog wel geluk. Maar nu haalt ze haar vlecht los - beeld van haar jeugd - om haar haar onder een doek te verbergen. Het lied is melancholisch van toon.
Het toppunt van ellende volgt dan in Da koepiely Wanieka. Wanjka die een zeis kocht, niet om het gras van zijn eigen vrouw, maar dat van zijn buurvrouw te maaien. Het is een lied om naar hartelust te schelden op de bedriegende echtgenoot, de vele sisklanken onderstrepen dit. Zelfs de mannen zijn kwaad op die Wanjka.
Achter de volgende link gaat de volledige Engelstalige versie schuil van mijn boek: Legends and romances of Spain. Inclusief illustraties; jaar van verschijnen 1920. Ook gratis te downloaden voor E-reader, het boek is immers ouder dan zeventig jaar.
Ik kreeg de Nederlandse vertaling van Jettie, mijn zangmaatje van het koor, uit de nalatenschap van haar moeder. Jetty weet dat ik van Spanje houd, en graag lees. Het boek ziet er mooi uit, goud op snee, en geïllustreerd. Het lokte me aan.
Ik ben er nu in begonnen, en het blijkt eigenlijk een goed naslagwerk te zijn: Spence, een Schotse journalist, geeft een overzicht van de Spaanse oude letterkunde. Hij vat diverse grote legenden samen, zoals de Poema del Cid, en een deel van Cervantes' Don Quichote; ook schrijft hij over Lazarillo de Tormes (de eerste schelmenroman).
El Cid neemt afscheid van zijn vrouw; illustratie uit Legenden en... enzovoorts
De liefdeswaanzin van Don Quichotte; inllustratie uit Legenden en... enzovoorts
Het boek begint met de plaats van de Spaanse letterkunde binnen de Europese ontwikkelingen aan te geven. Zoals de Fransen de Chansons de geste hadden, hadden de Spanjaarden de cantares de gesta. Uiteraard bezongen de Spanjaarden hierin niet de glorierijke daden van Karel de Grote, want deze man was beledigend voor hen, door zijn intocht in Spanje als overwinnaar. Zij namen alleen de vorm van deze liederen over, en schiepen zich een denkbeeldige held, Bernaldo de Carpio. Zijn leger bestond uit Castilianen.
Een belangrijke plaats in de middeleeuwse geschiedenis werd ingenomen door de strijd tegen de Moren, de Islamieten. El Cid is daar de legendarische held van.
In de letterkunde van die tijd vallen een paar dingen op: de zeer hooggestemde idealen, de verering van de vrouw, sprookjeselementen als draken, spoken, betoverde paarden, voor eeuwig brandende lampen enzovoorts. Wat dat betreft lijken deze uitingen op de Arthur-romans, eerder dan op de Karolingische.
Volgens Spence werd het geloof in ridderlijkheid en daarmee samenhangende idealen zo buitenissig, dat er alleen nog maar een satire op gemaakt kon worden. Dat werd Don Quichote. Sancho Panza, zijn helper (panza is Spaans voor pens, hij was een dikzak) wordt bij al diens avonturen steeds verstandiger, van domme boer tot iemand die de ander doorziet. Quichotte is knettergek; volgens Spence de enige manier om nog aan te tonen dat de idealen versteend waren.
Ik heb het boek beslist niet van a tot z gelezen; wel het eerste deel, over de bronnen van de Spaanse Romance. Ik vind samenvattingen niet echt leuk, maar ben wel blij dat ik hier nog eens iets terug kan vinden over de Spaanse letterkunde. Bepaalde namen ken ik wel, het is leuk om hier nu wat duidelijker informatie te kunnen terugvinden.
Buiten dat dit boek dat nog wel eens te gebruiken valt als naslagwerk, verplaatste het me ook weer in het geliefde Spanje, zij het in de geschiedenis van het land. Ik wist van de cursus Spaanse Burgeroorlog dat ridderlijkheid gecombineerd met het katholieke geloof de dragende krachten waren van de conservatieve krachten in het land.
Ik wist eigenlijk ook, dat er een beeld bestaat van de ridderlijke, hoffelijke Spanjaard, die zó serieus en zó stijf is, dat het haast lachwekkend wordt. Er is ook iets aandoenlijks in dat beeld, doordat het een beetje 'weg van de wereld' is.
Interessant ten slotte is het te vermelden, dat Spence heel wat meer boeken schreef, onder meer over de mythologie van Groot-Brittannië, Egypte, Mexico en Atlantis. Leuk om te zien dat deze schrijver nog niet van het toneel verdwenen is! Op een site met Sprookjesboeken (!) werd dit boek ook nog te koop aangeboden, zie De Witte Ganzenveer.
Mijn liefde voor Knausgard is in hoge mate bekoeld onder het lezen van deel 2 van zijn romancyclus Mijn Strijd. Over deel 1 schreef ik wel enthousiast, zie Mijn strijd 1, Vader. Dit deel 2, Liefde, begon nog wel aardig. Ik vond met name de beschrijving die hij gaf van het kinderfeestje van één van de kleintjes op de crèche heerlijk herkenbaar. Maar daarna zat ik tevergeefs te wachten op dat kriebelig-prettige gevoel van 'oh gos, ja, zó gaat dat!' Ik begon het saai te vinden, en kwam van dat denkbeeld niet meer los. Ook heb ik moeite met iemand die om de haverklap 'stomdronken' is, of zo-en-zoveel pilsjes drinkt dat hij zich later niets meer herinnert. Daar houd ik nu eenmaal niet van.
Er is ontwikkeling in die zin, dat in dit deel beschreven wordt hoe Knausgard een tweede huwelijk aangaat, nadat het eerste met Tonje in Noorwegen op de klippen is gelopen. In Zweden valt hij voor Linda, die ooit manisch-depressief is geweest. De eerste poging iets met haar te krijgen mislukt, de tweede slaagt, en ze zijn een paar weken of maanden dolgelukkig. Daarna is dat over, 'de duisternis' treedt een beetje binnen in hun relatie. Bij wijlen tenminste, en dat wordt een vast patroon van afwisseling donker-licht. Dat zit hem voor Knausgard er vooral in, dat hij schrijven wil en vooral móet, terwijl Linda aan hem trekt, ze kan en wil niet alleen zijn. We worden dus getrakteerd op hun onderlinge ruzies. Maar ook met de kinderen heeft Knausgard het moeilijk. Er wordt van hem, moderne papa, verlangd dat hij ook zijn verantwoordelijkheid neemt als vader en huisman. Dat doet hij ook, maar hij wordt soms gek van zijn gillende en moeilijk in toom te houden kinderen.
Ik was teleurgesteld in het boek. Was deel 1 echt spannend, van dit deel dacht ik herhaaldelijk: 'Dit interesseert me helemaal niks.' Ik heb het niet eens tot aan het einde kunnen uitlezen, de laatste bladzijden las ik met de vinger de bladzijden diagonaal kruisend, om alleen maar even te weten hoe het afliep. Ik had ook totaal geen belangstelling voor de conversaties die hij voerde met zijn vriend Geir. Maar zo gaat dat soms: je vindt het saai en ontkomt niet meer aan je eigen veroordeling.
De auteur
Ik was ook verbaasd, dat hij zo veel goede kritieken had gekregen. Het duurde even voor ik tussen alle loftuitingen door DEZE LINK aantrof. Het is een recensie van de Belgische Wereld van Morgen waarin ik mij volledig herken. Een ding wil ik eruit noemen: deze D. Favarque ergert zich ook aan de gesprekken met vriend Geir, omdat die allemaal zulke geweldige dingen over Knausgard te berde brengt. Vond ik nou ook!
Bij vlagen vond ik het boek mooi, zie de passage over het kinderfeestje. Maar alle mensen die een keer langskomen in zijn leven - om maar weer één ding te noemen - hoef ik niet te kennen, ze zeggen me niks. Buurvrouwengeklets .;-)
Waarom het boek Liefde heet? Omdat hij Linda die onthoudt. Zo beschrijft hij het zelf. Hij doet alles voor haar: kookt, verschoont de luiers van de kinderen, brengt ze naar de creche, boent het huis schoon, vangt zijn vrouw op als zij het niet meer ziet zitten.... Geeft haar met andere woorden al zijn zorg, maar onthoudt haar wat ze het allermeeste nodig heeft: liefde. 'Dat was mijn manier om me te wreken.' (p. 548). Zo'n inzicht vind ik dan wel weer leuk.
Ik ben me er goed van bewust, dat anderen er totaal anders over kunnen denken. Daarvoor hoef ik maar terug te denken aan Het Bureau van Voskuil. Voor anderen was dat het toppunt van saaiheid, ik vond het geweldig! En waar dat nou aan ligt?
Het kan het verschil in leeftijd zijn; of dat ik in dit boek te veel een dagboek zie, te veel mijmeringen voor zichzelf.
Nee, jammer.
Onze Senia-bijeenkomst over Wilhelmina Triesman kende een ander verloop dan die over het boek Congo: Congo bevatte zo veel informatie, dat de hele middag gevuld was met ons kleine onderzoek naar dit enorme land. Feiten, verbanden, de vraag hoe wij senioren de crisis op hadden weten te lossen... Het hield ons flink bezig, vooraf en tijdens onze twee uurtjes.
Wilhelmina Triesman daarentegen vervulde ons met rust, het was 'slechts' de biografie van één vrouw. Het was ook niet zo'n verschrikkelijk dik boek. Dat behapbare was voor sommigen van ons een hele opluchting, voor anderen alleen een afwisseling.
We lieten ons door de vragen van Senia helemaal meevoeren in de tijd van Triesmans leven. We werden gedwongen ons te verplaatsen in haar, vooral in de keuzes die ze gemaakt had: zou ze hier ook zo'n goede opleiding hebben kunnen genieten als ze had in Rusland; was het eigenlijk wel zo'n slechte tijd voor haar, in 1940 in Rusland, met de studie die ze genoot, een zoontje geboren; kunnen we over haar leven spreken van 'haar trieste leven'?
Gruwelijk beeld van het beleg van Leningrad; Triesman was toen weg met haar kinderen; haar man kwam om van de honger.
We hebben met elkaar wel eens kritiek op de Senia-vragen, toch halen we bij die 'babbelvragen' met elkaar wel argumenten en feiten naar boven. Het valt me op dat we met elkaar aardig wat weten. Dat maakt de bespreking ook interessant.
Ja, en sommigen zouden het wel leuk hebben gevonden om met iemand als Triesman te corresponderen. Op zo'n moment zie je aardige overeenkomsten tussen de leden van de groep.
Tijdgenoot van Triesman
We bleven met een paar vragen zitten, waarop ik nog geprobeerd heb een antwoord te vinden.
Het verdrag Hitler-Stalin staat bekend als het Molotov-Ribbentroppact van 1939.
Augustus 1939
Het zogenaamde Rückversicherungsvertrag dat in dit verband nog even aan de orde werd gesteld, is van 1887. Het was van Bismarck, aangeboden aan de Russen, en bedoeld om hen gerust te stellen: Duitsland beloofde Rusland neutraliteit bij een eventuele aanval van Oostenrijk-Hongarije. Zie deze link.
Schematische voorstelling van de verhoudingen 1887.
Verder vroegen we ons af, welke buitenlanders er in het verleden koninklijk onderscheiden zijn omdat ze zich verdienstelijk hebben gemaakt voor Nederland en zijn cultuur. Ik vond Nelson Mandela, die in 1999 opgenomen werd in de Huisorde de Gouden Leeuw, wegens verdiensten voor koning of koninklijk huis. (Geen idee waar het op slaat. Weet iemand dat?)
Mandela met Beatrix, met een ander lintje.
Dit is de orde van de Gouden Leeuw, voor Mandela.
In 1989 kreeg cellist en dirigent Rostropovich de huisorde, wegens zijn verdienste voor de kunst. Zie deze link.
Rostropovich, cellist en dirigent; ook koninklijk onderscheiden.
Huisorde Nederlandse leeuw, voor Rostropovich
Er zijn overigens ook in het buitenland bivakkerende Nederlanders die onderscheiden zijn. Wilhelmina Triesman was ook 'een beetje Nederlands', en dus goed met hen te vergelijken. Ik vond: Robbert Dijkgraaff, Johan Cruijff, Gustav Leonhardt en Richard Krajicek. Krajiceks onderscheiding was trouwens wel controversieel, omdat hij als belastingvluchteling in Monaco woonde.
Ik heb ook nog gezocht naar uitspraken van Stalin over het aantal Russische oorlogsslachtoffers in vergelijking met die van de westerse geallieerden. Ik heb daar nog niets over kunnen vinden.
De actualiteit rond De Krim en Poetin hield ons uiteraard ook bezig, nu we het over Rusland en Stalin hadden. Het leek ons allemaal interessant om toch nog een keer De Krimoorlog van Orlando Figes te gaan lezen. Helaas is de heruitgave nog steeds geen feit. Als die niet al te lang op zich laat wachten, kunnen we het misschien voor de eerste keer na de grote vakantie lezen. Dan is er wat meer voorbereidingstijd.
Het eerste deel van een romancyclus van de Noor Knausgard. In zijn geheel zal die zes delen omvatten. Hij is getiteld Mijn strijd, .en vier delen zijn nu uit.
Om me heen hoorde ik steeds meer over deze cyclus; ik gaf mijn zoon een exemplaar van Vader, zonder dat ik precies wist wát ik gegeven had; Knausgard verscheen in een documentaire op de televisie.
Pas toen begon ik te begrijpen, dat hij geldt als een tweede Proust, of een soort Voskuil. Nu heb ik zowel Proust als Voskuil gelezen, en van beiden ben ik bewonderaar. Het kon dus ook niet uitblijven of ik moest me in deze boeken verdiepen.
Ik ben niet teleurgesteld. Maar ik weet aan de andere kant niet zeker, of de vergelijking met de genoemde auteurs wel opgaat. In dit eerste deel is er sprake van een dermate grote schok, dat die wat mij betreft het geheel een heel andere tint geeft dan puur het binnenwaarts gerichte.
Netjes geknipt
Zeker, hij schrijft ook over heel kleine gebeurtenissen. Ik vind het knap, hoe hij associatief te werk gaat. Het is niet één-twee-drie te zeggen hoe hij zijn verhaal opbouwt. Juist als je midden in een spannend gebeuren zit, kan het zijn dat hij de verhaallijn weer afbuigt naar iets doodgewoons, bijvoorbeeld het beeld van een hijskraan tegen de blauwe lucht. Terwijl je juist dan wil dat hij doorgaat, doorgaat met waar hij mee bezig was.
Het is dus een spannend boek, dit Vader, en ik zag de wending die het verhaal nam helemaal niet aankomen.
Ik vind het ook mooi, hoe hij een keuze maakt uit zijn materiaal. De titel is Vader, en hoe graag ik ook zou willen weten hoe zijn moeder zich gedragen heeft onder de beschreven omstandigheden, hij vertelt dat niet. Ook die uitsnede uit de werkelijkheid vind ik boeiend.
Volgens het NRC (staat op de achterflap) is Knausgard 'een ruwe Noorse Proust.'
Hier lachend, maar dat doet hij geloof ik niet zo vaak.
Ruw zou ik het personage, of de auteur, nou juist niet willen noemen. Hij is heel sensitief, een beetje een kluizenaarstype, altijd maar bezig zich in te leven in de mensen om hem heen. Ja, wat hem overkomt beschrijft hij zoals het is. Maar is hij daarmee ruw? Iemand die het laatste deel van zijn boek alleen maar huilend kan beschrijven?
Hij is zeer openhartig, en dat zal nog wat worden, lees ik in de kritieken. Nee, dat nemen familie en vrienden een schrijver nooit in dank af, als hij met naam en toenaam over hen schrijft.
HIER kun je de documentaire Het uur van de Wolf zien, die de NCRV over Knausgard uitzond.
En hier de promo voor de documentaire.
Wat ik ten slotte nog als opmerkelijk wil vermelden, is zijn beschrijving van het Noorse en Zweedse landschap. Het maakt het identificeren iets moeilijker dan met bijvoorbeeld Voskuil. Wel moet het daar in het hoge noorden prachtig zijn.
Klassieker van Alfred Hitchcock, met in de hoofdrollen Cary Grant en Ingrid Bergman. Werd in de VPRO-gids aangeprezen met de woorden van bewonderaar Francois Truffaut, 'Hitchcocks quintessence'.
Ik was zelf niet bijzonder onder de indruk van de film... Wel van de schoonheid van Ingrid Bergman. Wat een mooie vrouw, met een heel bijzonder karakter. Zeer overtuigend.
Een paar van de vele gezichten van Ingrid Bergeman
Het plot is aardig, maar de liefde tussen Devlin (Grant) en Alicia Huberman (Bergman) vond ik wat vreemd, viel nogal uit de lucht. Het huwelijk tussen Huberman en de spion Alexander Sebastian is ook bizar. al sluit Bergman het voor de goede zaak. De 'suspense' was ook niet om over naar huis te schrijven, voor een film van 'de koning van...'. Ik vloek vast en zeker in de kerk van Hitchcock-bewonderaars, maar het is niet anders.
Toch heb ik ook wel genoten, zoals gezegd vooral van de opnames van Bergman. Maar de hele sfeer van die tijd, inrichting, kleding, hoeden, kapsel, make up... Heel mooi om te zien. En dan dat ideale liefdesbeeld dat eruit spreekt.
Ideaalbeeld: hij handelt nog even wat zaken af tijdens het zoenen.
Vroeger hoorde dat zo'n beetje bij je standaard ideaalpakket: een mooie pief als Cary Grant, lang, slank, mooi, maar koel tegenover de smachtende blikken van de intens liefhebbende vrouw: allemaal geweldig! En pas de omkering bij hem, als zij bijna, maar wel heel mooi, ligt te sterven op een zijden kussen.
Zij bijna dood; nou kan hij wel zeggen dat hij haar leuk vindt.
Hmmmmm. 'Zeg nóg eens dat je van me houdt, Cary....'
Wat kan het leven veranderen. :-)
Spion, echtgenoot, en moederskind
Leuk is het laatste shot: de hoge, donkere deur slaat dicht. Het liefdespaar is aan alles ontsnapt, maar achter die deur, weten we, zal de spion Sebastian zijn lot niet ontgaan. Grijns. Dat vond ik nou echt Hitchcock. En o ja: hij komt er zelf ook in voor, hij neemt een glas champagne aan de bar bij het feestje.
Cameo, of glimprol van Hitchcock; hij drinkt een glas champagne en verdwijnt daarna snel.
Ook nog opvallend: ook hier speelt weer een boze, overheersende moeder een rol. Want die spion met wie Bergman trouwt, is eigenlijk maar een moederskindje. Hij woont nog thuis bij haar, zíj bewaart de sleutels van deuren en kasten. Jaja. Dat moest wel verkeerd aflopen.
Ik zou deze film zelf geen thriller noemen, ook al zit er een geweldig spannend einde aan. De film bracht me Frozen River in herinnering: beide gaan over gezinnen die in armoede leven, waar de woning dreigt afgenomen te worden, ze spelen in desolate en/of eenzame landschappen, en in allebei is een heldenrol weggelegd voor de vrouwelijke hoofdfiguur.
In Winter's Bone is dat de zeventienjarige Ree Dolly. Zij zorgt voor haar jongere zusje Ashlee en broertje Sonny, en ook voor haar geesteszieke moeder.
Jennifer met zusje Ashlee
Haar vader Jessup is weg (nog een overeenkomst met Frozen River), hij heeft de woning als borg opgegeven aan de sheriff. Als hij niet opdaagt, of als Ree niet kan bewijzen dat hij dood is, moet de familie het huis uit.
Ree gaat op pad, naar haar oom Teardrop, een broer van haar vader.
Oom Teardrop, een rol van John Hawkes; verslaafd aan de 'meth' .
Ook gaat ze naar buren, die allemaal familie van haar en van elkaar zijn. Eén buurvrouw is welwillend, de anderen willen niets zeggen tegen Ree, ze bedreigen haar, ze moet stoppen met vragen. Het is één criminele gemeenschap, de geheimhouding heeft alles te maken met de productie van drugs.
Een lekkere tante, maar niet heus
Ree zet toch door, en wordt door de vrouwen van de clan in elkaar geslagen.
.... in elkaar geslagen.
Een paar dagen later komen dezelfde mensen toch om Ree te helpen. Zij weten waar het lijk van haar vader is. Het meisje krijgt een zak over het hoofd, zodat ze niets verraden kan.
De hulp van de criminele clan, op weg naar het dode lichaam van Papa Jessup.
Ree moet haar vader boven water halen, waarna haar tante....
Nee, ik verklap het wéér niet. Het is een té aangrijpende, té gruwelijke scene. Maar het is de redding voor Ree en het gezin, ze hoeven niet meer weg uit hun huis. Bovendien krijgt ze een deel van het geld dat haar vader nog verdiend had met zijn 'klus' zomaar thuis bezorgd!
Na alle ellende, haar moed en haar doorzettingsvermogen en haar liefde voor haar mede-gezinsleden heeft Ree Dolly dit glorieuze einde wel verdiend!
Dit beeld bij de gruwel blijft me bij.
Trailer
De film is gemaakt naar een roman van Daniel Woodrell, uit 2006, met dezelfde titel.
Nog één keer die aardige buurvrouw/tante. Wel een goeie kop voor die rol.... ;-) (Dale Dickey).