Mijn uitgave, deel 33 van het Verzameld Werk van Vestdijk.
Ik ben mijn boekenkasten aan het opruimen en mijn boeken aan het registreren. De serie Vestdijken keek me altijd nog aan, van 'ik wil gelezen worden'. Maar de nodige uitzonderingen daargelaten, kwam het er niet van.
Nu wel. Ik koos: De Ziener. Vestdijk zelf vond het één van zijn beste romans.
Hij schreef het in 1958; in 1998 werd het boek ook nog eens verfilmd, door Gerrit van Elst. Ik heb daar nauwleijks beelden van kunnen vinden.
Gerrit van Elst, geboren 1957. Regisseur van De Ziener.
Filmhoes; de naam Van Elst staat er geeneens op.
Film van 1998.
Op de foto schoolbanken; Dick is daar leerling, juffrouw Rappange lerares Frans. Verder spelen enkele leraren (de directeur, Brouwers, Stibbe) en leerlingen (vriend Duizend) ook een rol.
Simon Vestdijk, 1898-1971.
De film werd gemaakt ter gelegenheid van zijn 100e geboortejaar.
Het boek is in een heel pittige, lekker scherpzinnige stijl geschreven. Ik heb me geen moment verveeld, en dat kwam niet alleen door die prachtige, rake zinnen, maar ook door de verfijnde psychologsche waarnemingen. Ook is het boek tot en met het einde spannend, je weet niet wat je kunt verwachten.
Toegegeven: de sfeer, het milieu, de omgeving doen allemaal gedateerd aan. De kamer van Juffrouw Rappange ademt het armelijke van de jaren vijftig. De verhoudingen op school met veel eerbied voor het gezag zijn allang niet meer zo. Er is nog een echte voddenboer, die ken ik ook alleen maar uit mijn jeugd. In het algemeen zijn de sociale verhoudingen niet meer van deze tijd. Misschien dragen deze dingen ertoe bij, dat Vestdijk niet meer gelezen wordt. Maar dat is dan wel jammer gezien de andere al genoemde kwaliteiten.
Voyeurisme is zeker nog van deze tijd; virtueel meestal: misbruik door het plaatsen van naaktfoto's; ook bij voorbeeld stiekem mensen in badhokjes filmen en online zetten,
Voor de waardering van het boek in de vijftiger jaren citeer ik Hubert Lampo, een recensie uit 1959:
"BEWONDERING VOOR VESTDIJK
Herhaaldelijk reeds hoorden we de doodsklok over de roman luiden. Het zou de moeite waard zijn, een nauwkeurig onderzoek in te stellen naar de beweegredenen. (.....) Wij daarentegen zijn er in elk geval van overtuigd dat, ook in deze tweede helft van de twintigste eeuw, de roman nog steeds de meest geëigende literaire vorm tot ONTLEDING EN DUIDING van de menselijke staat blijft vertegenwoordigen. Zelfs als de wetenschap de laatste achtergronden van onze existentie mocht verkend hebben, wat meer dan twijfelachtig blijft, zal de roman zijn rol vervullen, omdat de mens nu éénmaal nooit genoeg over de mens weten kan en met hem het avontuur der schepping telkens opnieuw begonnen wordt."
Hubert Lampo, 1920-2006; de foto is van 2003.
Ik haalde dit, en het volgende citaat, van De Vestdijkkring, waarop de lovende recensie van Lampo staat: "De Ziener” is de geschiedenis van Pieter le Roy, geen “ziener” in de grootse, Bijbelse of metaphysische betekenis des woords, doch EEN “VOYEUR” wiens op het eerste gezicht onhebbelijke passie bestaat in het bespieden van vrijende paren. Deze vrij onfrisse neiging wordt, eigenaardig genoeg, vooral gevoed door het gevoel van vervoering, dat le Roy overvalt op het ogenblik, dat de betrokkenen hem in de gaten krijgen en er een behoorlijke kans bestaat, dat de in zijn amoureuze activiteiten gestoorde man op hem zal toelopen om hem de passende afstraffing toe te dienen. Bovendien is deze le Roy een temerige leugenaar en een opschepper met een hazenhart, wiens hoogste intellectuele voldoening er in bestaat zijn vermeend overwicht te laten gelden tegenover de primitieve voddenkoopman Roukema en zijn zonen, bij wie hij zich als boekhouder en volstrekt overbodige raadgever heeft binnengedrongen."
Een ziener uit de oudheid; afkomstig van de oostgevel van de tempel van Zeus in Olympia.
Wikipedia: Een ziener is iemand die visioenen heeft of beweert of denkt in de toekomst te kunnen zien, of in de diepte van de realiteit en daar de onderliggende verbanden in 'ziet'. Als het om de toekomst gaat, wordt een ziener ook wel profeet, visionair, helderziende of paragnost genoemd.
Lampo vat vervolgens het verhaal samen, in de voor die tijd kenmerkende wat deftige taal. Ik verwijs daarvoor naar de site.
Ik vind het wel interessant te laten zien, hoe verschillend er toen nog gedacht werd over mensen als Le Roy, de feitelijke hoofdpersoon van het boek.
Want Lampo behoort bij degenen die - net als Vestdijk zelf trouwens - oog heeft voor de tragiek van deze man, en uiteindelijk hem met liefde beziet. Ook al is Le Roy niet bepaald sympathiek, met het begluren van liefdespaartjes, en het schrijven van anonieme brieven die veel kwaad stichten. "Langzamerhand komt de lezer tot de slotsom, dat deze ietwat onevenwichtige, doch in diepste wezen niet gemene stumperd nooit vriendschap of liefde heeft gekend en dat zijn abnormaliteit EEN COMPENSATIE is voor dit gebrek. In plaats van hen het leven onmogelijk te maken, was het z’n bedoeling -juffrouw Rappange, de lerares, -en Dick, haar leerling, tot elkaar te brengen, zonder acht te slaan op het immorele karakter van de hiertoe gebruikte, volstrekt verwerpelijke en ei zo na catastrofale middelen."
Jeanne van Schaik-Willing, 1895 – 1984
Vergelijken we dit commentaar eens met dat van Jeanne van Schaik-Willing: In het verslag van Scholieren.com (altijd heel leuk om te lezen) lezen we daarover:
“Zelfs een ruimdenkend en Vestdijk doorgaans toegenegen lezeres als Jeanne van Schaik-Willing heeft zich flink aan deze hoofdfiguren geërgerd. Ze kan niet onder de erkenning dat er hier een meesterwerk in het geding is, maar het feit dat Vestdijk “deze infame anonieme brievenschrijver, deze vieze voyeur, deze erotische perverseling tot een soort held” heeft gemaakt werpt op het boek een onuitwisbare smet."
Ook Gomperts rept van “een ziekelijke figuur” en een weinig “flatteuze karikatuur”.
H.A. Gomperts, 1915 - 1998; letterkundige en literair criticus. Gomperts was in mijn studietijd een zeer gerespecteerd criticus!
'Ik ben het op deze punten niet eens met de recensent', schrijft de scholier in zijn verslag. Maar misschien hebben we tegenwoordig ook wel wat meer begrip voor antihelden. En ik vind inderdaad het mooie van dit boek, dat je waardering van Le Roy tegen het eind van het boek omslaat. In zijn bekentenis aan juffrouw Rappange komt wel tot uiting hoezeer hij liefde ontbeerd heeft in zijn jeugd: het schrijnt te lezen dat hij blij was dat zijn vader dood was. Dat de vader hem én zijn moeder sloeg is niet eens een verrassing meer.
Leuk dat de scholier oog voor deze ontwikkeling heeft!
Hij/zij vindt ook Lampo aan zijn/haar zijde. Die schrijft:
"Weliswaar kunnen we le Roy’s geval, – is ook zijn voor Holland indrukwekkende naam niet tekenend? -, niet opschroeven tot dit van een visionaire figuur, die of in de toekomst, of het hart der mensen schouwt. Maar wel groeit dit aanvankelijk gemene, achterbakse en stiekeme kereltje uit tot stuntelige, doch niet meer volkomen verwerpelijke dilettant, bezeten door een slecht geleide drang naar menselijke liefde en betere kennis derzelve, die eindelijk zijn lege en zinloze bestaan een betekenis hoopt te verlenen door twee mensen, ogenschijnlijk onder geen enkel opzicht voor elkaar bestemd, het geluk dier liefde te leren kennen. Hij “ziet” kans op geluk, doch hem ontbreekt de critische geest om de onwezenlijkheid dier kans te beramen, alsmede de zin voor de maatschappelijke verhoudingen, om met de voorschriften van het voor de hand liggend fatsoen rekening te houden."
De titel De Ziener is heel goed gekozen! Le Roy heeft het woord gevonden, als een gebrekkige vertaling van het woord 'voyeur'. Maar hij blijkt méér dan dat te zijn. Uit de geschiedenis van Dick en juffrouw Rappange - de twee andere hoofdfiguren - blijkt dat hij wel iets heeft van een echte 'ziener', een profeet.
Op dezz Salamander staat Le Roy wel zo'n beetje als ik hem mij voorstelde: een onaangename dikzak, die zijn ogen schuilhoudt achter de rand van zijn hoed.
Dit is de enige foto die ik uit de film van 1998 kon vinden. Het is Le Roy, zoals hij zich in de beukenboom schuilhoudt, en naar binnen gluurt bij Juffrouw Rappange.
Op deze boekomslag de hoed, maar ook de zakdoek, die in het boek vaak terugkeert in verband met Le Roy.
Ik citeer een stukje uit de dialoog tussen Le Roy en juffrouw Rappange: (p. 215) Het gaat om zijn onthulling van de zaak.
"'Ja,' zei Le Roy en keek naar zijn zakdoek, als naar een laatste steun en toeverlaat, die hem nu dreigde te ontvallen. Langzaam vouwde hij de zakdoek op, netjes in de plooien, en stak hem in zijn zak. Even glimlachte hij, droevig, of wijs berustend, of een beetje wanhopig, misschien zoals hij glimlachte de seconde voor hij een pak op zijn donder kreeg. Juffrouw Rappange keek hij niet meer aan, tot het einde toe.
Ík ben niet op het idee gekomen, ik heb u op het idee gebracht.'
'Wat betekent dàt nu weer?!'
'Ik heb twee anonieme brieven geschreven', zei Le Roy.
Ik eindig maar wat luchtig.....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten