maandag 29 maart 2021

De kellner en de levenden, Simon Vestdijk, 1949 (1979)

Mijn uitgave, deel 20 van het Verzameld Werk van Vestdijk.
Vestdijk staat al sinds mijn studietijd in de kast. Mijn kinderen hebben zich er nog wel eens vrolijk over gemaakt dat ik niet alle boeken gelezen had. Dat klopte: 'Elke Vestdijk is goed,' had mijn leraar letterkunde op de opleiding aan de Vrije Leergangen gezegd.... Dus las ik een aantal boeken van hem. Vond hem inderdaad geweldig, maar ook moeilijk. Het bewijs van zijn moeilijheid was ook wel, dat heel veel teksten op het examen Vestdijkteksten waren. 
De Koperen Tuin, Het Vijfde Zegel, Terug tot Ina Daman, Rumeiland, Puriteinen en Piraten, De Rimpels van Esther Ornstein, Het glinsterend Pantser, Pastorale: ik heb ze allemaal gelezen. Maar nee, niet De kellner en de levenden. 
En nu verscheen er een recensie in Trouw, van een boek van Kees 't Hart en Maarten 't Hart, een briefwisseling van de twee over Vestdijk. Ouderwetse bewonderaars, zoals ik ze vroeger kende. En die twee mannen zetten Vestdijk na al die jaren van vergetelheid weer in de schijnwerpers. Hoe leuk is dat!
En met name kwam in de recensie De kellner en de levenden naar voren. Omdat het boek zo'n  steengoed einde had....

2021, Brieven over Vestdijk, een reden voor mij De Kellner.... te lezen. 
De kellner en de levenden is een heel wonderlijk boek, ik wist er niets van af, toen ik eraan begon. Dan is de verrassing ook groot. 
Aanvankelijk denk je als lezer, dat je gewoon in de 20e eeuw zit. Dat zit je ook, maar ongemerkt ga je een grens over, en kom je in een heel andere wereld terecht. Het is een hele tijd raden wat voor wereld dat precies is.
Het plaatje op deze uitgave vertelt één detail: er is geen tijd meer in die andere wereld die we betreden zijn. 
Hoofdpersonen zijn twaalf flatbewoners; Tjalko Schokking en Henk Veenstra, twee gewezen voetballers, dertigers nu. Veenstra is journalist, hij loopt met een notitieboekje op zak om alles vast te leggen voor een krantenartikel. Tjalko is conferencier in zijn vrije tijd. Ook zijn moeder doet mee. Verder heb je de katholieke familie Kwets, vader, moeder en zoontje Wim; de tandarts Van Schaerbeek, met zijn geliefde Aagje Slangenburg, gewezen bibliothecaresse; Martha Scheiberling, onderwijzeres; de chef van de schoenhandel Meijer,  en dominee Van der Woght, Ten slotte de acteur en homoseksueel Richard Haack. 
Gaandeweg blijkt dus dat zij de gewone wetreld verlaten hebben: eerst bevinden zij zich in een bioscoop, maar die is zo groot dat het niet past binnen de herinnering die zij aan de afmetingen van dat gebouw hebben. Allerlei vreemde dingen vallen op: klokgebeier, waarvan gezegd wordt dat het de klokken van Bethlehem zijn. Méér religieuze tekenen: de Bijbel duikt overal op, de letter M van Michaël, de helm van Michaël. 
Hoe dieper je in het verhaal komt, hoe vreemder de verschijnselen worden. Ze komen uit in een station, waar treinen en locomotieven rond hun as draaien en van links naar rechts rijden. Er breken opstanden uit, branden, er lopen soldaten. Er gelden tal van verboden, vooral praten met elkaar mag niet. 
Ze nemen plaats in een wachtkamer, waarin zich een paar kellners bevinden. De dikke Leenderts is een onaangename dikzak, hij wordt met een olifant vergeleken. Er is een vriendelijke, vrolijke man, met gekke voortanden, die als bij een knaagdier vooruit steken en een verticale lijn vormen; zijn lippen geven een horizontale lijn, en zo is het of hij een kruis laat zien waar zijn mond zit. 
Beeldje van hout, Sint-Michiel verslaat de draak, gepolychromeerd, Gruuthusemuseum, Brugge.
In het algemeen wordt de aartsengel Michaël zo afgebeeld: de draak verslaand. Ik heb geen afbeelding van hem met een helm kunnen vinden. 
Op dit punt in het verhaal begon het me wel wat te vervelen: de gekte van de gebeurtenissen werd steeds overtroffen door nog waanzinngere beelden. Bovendien begonnen de twaalf zich steeds meer af te vragen waarin ze nu verzeild waren, ondanks het verbod om over deze zaken te praten.Haack maakt zich los van de twaalf en gaat op stap. Hij is ervan overtuigd dat hij zich in een droom bevindt. Op zijn weg door het station komt hij een vrouw tegen uit zijn verleden die om hem zelfmoord heeft gepleegd. 
De anderen in de wachtkamer besluiten dat ze in het laatste oordeel terechtgekomen moeten zijn. Er mengen zich doden onder hen, onder andere de hond Wanda, het gestorven huisdier van Wim Kwets. Wim is 12 jaar en hoest erg veel. Ook komt een oudoom van dominee Woght aanzetten, hij ziet eruit als een geraamte, dat is hij ook. Hij stamt uit een der vorige eeuwen. De vriendelijke ober schenkt iedereen wijn uit een waterkan, zo veel als de mensen maar willen. 
De flatbewoners biechten elkaar hun zonden op, omdat ze denken dat dat past binnen het kader van het laatste oordeel. Het zijn over het algemeen kleinigheden. Alleen van Richard Haack vernemen we op zijn tocht ernstiger kwaad.  
Duivelse gedrochten door Hiëronymus Bosch; Vestdijks hel, of voorportaal van het hiernamaals is niet hetzelfde, maar de vindingrijkheid in het afschilderen van afschrikwekkendheden doet wel aan Bosch denken. 
Er gebeuren nog veel meer dingen. Het dieptepunt is, dat ze allemaal verzameld zijn rond de troon van Satan, een gouden stoel. Het is de ober Leendertz. Hij vraagt ze allemaal om God te verloochenen. Ondanks de dreiging met hel en verdoemenis doet niemand dit. De ergste dreiging is misschien wel, als ze de vriendelijke ober, die met de tandjes, gehangen zien aan het kruis, met twee anderen naast zich, ook gekruisigd. 
Alles lijkt verloren, maar dan klinkt er opeens een omroepstem door de luidsprekers, die Leenderts maant te komen. Als een lakei gehoorzaamt Leenderts. Waarmee de helse betovering ook onmiddellijk verbroken is.
De twaalf gaan nu opeens terug naar hun stad, naar hun eigen flat. Onderweg worden hun zonden nog wel eventjes flink duidelijker, en blijkt er wel meer aan de hand geweest te zijn dan de al genoemde zondetjes: diefstal bij de schoenhandel, dubbel overspel bij de tandarts.
Als ze op het punt staan de flat terug te betreden, verschijnt uit een nis.... de vriendelijke, wijn schenkende ober.... Jezus, al wordt zijn naam nergens genoemd. Wel had Satan van hem gezegd: 'Ach ja, water in wijn veranderen, dat deed hij altijd zo graag.' 
Carl Bloch, bruiloft te Kana; verwijzing van de kellner die wijn schenkt uit een waterkan. 
De kellner vertelt dat het allemaal een vergissing is geweest. Ze hebben het dodenrijk betreden, wat niet mogelijk is is, en ook niet de bedoeling was voor levenden. Niemand van hen heeft God geloochend, toen Satan daarom vroeg. Daarom kan iedereen terug. 
Iedereen? Nee, Wanda de hond niet. Want die was wel al dood. Die moet terug naar het dodenrijk. 
Wim Kwets, het twaalfjarig jongetje,  die inmiddels flink aan het bloedspuwen was van zijn gehoest, wil Wanda niet meer kwijt. 
Okay. Dat kan: 
De kellner loopt weg, met aan zijn ene kant de hond, aan de andere kant het kind, Wim Kwets.
De letter M komt ook steeds voor: hij duidt op de engel Michael, die we hier denk ik afgebeeld zien. 
Ter illustratie een stukje hel: een bloed zuigende vloer. 
Conclusie:
Het is inderdaad een heel prachtig einde, en een heel vervreemdend boek. 
Ik moet wel zeggen, dat alle engigheden van het hiernamaals me wat gingen vervelen. Ook was het af en toe meer een dispuut dan een lekker lopend verhaal. 
Maar het einde maakte inderdaad alles goed. Prachtig!
Simon Vestdijk (1898-1971)
Gisteren, 28 maart 2021 in het nieuws, op NU.NL:
De Nederlandse schrijver Simon Vestdijk was in 1965 een van de genomineerden voor de Nobelprijs voor de Literatuur.
Dat blijkt uit de archieven van de Zweedse Academie, die zoals vastgelegd vijftig jaar na dato zijn geopenbaard.
Van Vestdijk (1898-1971) werd altijd al aangenomen dat hij een kandidaat voor de prijs was. Geen enkele Nederlander won ooit. Van Harry Mulisch is ook lang aangenomen dat hij kansrijk was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten