vrijdag 28 december 2018

De rover, Robert Walser, 2018 (1972)

Omslag boek. Het is een aquarel van de oudere broer van de schrijver, Karl Walser, van 1894. Karl was toen net 16 of 17 jaar oud, schilderkunstig vermoedelijk nog ongeschoold. Zijn broertje Robert is hier afgebeeld als de rover Karl Moor, de idealistische rebel uit het toneelstuk Die Räuber (1782) van Schiller. 
De rover is een schitterend boek, héél anders dan andere! Ik kwam tot het lezen hiervan door een RECENSIE IN TROUW, door Wil Rouleaux. De rover leest als een parodie op de roman, zegt Rouleaux, en schrijft dat in Nederland de schrijver vergeleken wordt met Jan Arends en Nescio, en in het buitenland met Kafka.
Genoeg reden voor mij om erg geïnteresseerd te zijn.
Walser schreef dit boek al in 1925, maar het werd pas gepubliceerd in 1972,
Het boek is qua verhaallijn moeilijk te volgen. Er is weinig verhaal, de voortgang is hink-stap-sprong, er zit geen spanning in. De personages zijn: de schrijver, de rover, Wanda, Edith, en nog een paar vrouwen.
De schrijver schrijft, en geeft aan wat hij van plan is. 'Daarover straks', zegt hij, of in soortgelijke bewoordingen. Dat terugkomen op zaken komt vaak uit, maar niet altijd.
De schrijver schrijft over de rover, maar andersom komt ook wel eens voor. Edith houdt van hem, van de rover, en hij houdt ook van haar. Of houdt hij ook van Wanda? En er zijn nog de vrouwen Selma, mevrouw von Hochberg, en diverse mannelijke partners, onder anderen een officier.
Qua verhaallijn is het dus moeilijk te volgen. Wel is het einde redelijk duidelijk, de rover eindigt met een preek op de kansel, waarna Edith hem neerschiet. Na nog een nabeschouwing is het boek uit.

Is er een verwarrende verhaallijn, de opmerkingen waaruit de warboel is opgebouwd, zijn soms geniaal! Menigmaal schoot ik in de lach, of dacht ik: 'die moet ik onthouden!'
Ik zal proberen een paar voorbeelden van dergelijke opmerkingen terug te halen:
Deze bijvoorbeeld:
'De wijn maakt je tot kenner van de werelden van de ziel. Je eerbiedigt dan alles en eerbiedigt ook weer niets. In wijn schemert kiesheid.'
'Ons allerliefste rovertje is waarschijnlijk door vader en moeder, d.w.z. van huis uit, heel eenvoudig niet voor gehuil voorbestemd. Zijn opvoeding bestond uit louter kleine verwaarlozingen.'
'Een schoothondje bibbert en klokkelt achter haar aan.' (NB: Mooi vertaald, ik weet niet hoe het er in het Duits staat.)
Over de titel, de rover:
'Voordat hij Wanda leerde kennen had hij talrijke landschapsindrukken geroofd. Een merkwaardig beroep, dat roven. Overigens roofde hij ook gevoelens. Dit zal nog ter sprake komen.'
'En de rover, beroofde in die tijd verhalen door steeds van die kleine triviale boekjes te lezen en van de gelezen vertellingen iets hoogst eigens te maken., waardoor hij ging lachen.
Weer een andere, getuigend van groot psychologisch inzicht:
'Wij willen vaak niet eens door onszelf gehoord worden.'
Deze, om bij in de lach te schieten:
'Wij wijzen onze fouten makkelijk toe aan onze medeburgers die daar eigenlijk niet echt voor zijn.''
Over klagers:
'Sommigen beklagen zich over de lompheid van hun medemensen. Maar eigenlijk verlangen zij helemaal niet dat wij die lompheid afleggen. Het gaat hen alleen maar om 't jammeren, klagen, ontevreden zijn. Maar ik wil liever een geduchte lomperik zijn dan een jammervoorbeeld.'
Verder over de lompheid versus de fijnzinnigheid:
'De rover hield van lompheden, en tegenover de lomperds gedroeg hij zich verrukkelijk harmonieus, conventioneel en vlot, daardoor dus zeer fijnzinnig.'

Om al deze - en nog veel meer! - inspirerende zinnen én om reden dat het boek zich qua verhaal niet meteen prijs gaf, heb ik het boek meteen maar twee keer achter elkaar gelezen. Ik wilde achterhalen of ik iets méér van de structuur te weten kon komen. Wat betekende die opmerking, 'dat hij een parodie op de roman maakte'?
De schrijver in het verhaal gedraagt zich als de auctoriële verteller, hij weet alles, kondigt van te voren aan waar hij het over gaat hebben, en doet dat welbewust. Hij twijfelt of hij een opmerking hier zal plaatsen, of nog even zal opschuiven. Zie bijvoorbeeld bladzijde 110:
'Voelt de mens dan niet alleen als hij vertwijfeld is  zijn eigen schoonheid? Zijn eigen betekenis? Maar misschien schuif ik dat nog wat op. Ik was weliswaar tamelijk goed op dreef. Maar ik vertrouw erop dat een onderbreking mij er niet van verhindert om later weer met bezieling op hetzelfde thema terug te komen.'

Het boek heeft een verhelderend Nawoord van vertaalster Machteld Bokhove.
Zij doet het verhaal van de microgrammen uit de doeken, zie voorbeeld beneden.
Ook vertelt zij kort zijn levensverhaal, waarbij bijvoorbeeld van belang is dat hij een soort nietsnut was, met heel veel baantjes. Maar opeens had hij veel geld geërfd van een oom uit Batavia.
Hij was dol op wandelen, leidde een eenzaam leven, maar was geen kluizenaar: hij bezocht cafés, theater, en vooral de bioscoop. Hij had ook talloze adressen achter mekaar, verhuisde heel vaak.
In de jaren 1928-1929 raakte hij in een fatale crisis, uiteindelijk belandde hij in een gesticht in Herisau. Op de vraag of hij hier nog schreef antwoordde hij: 'Ik ben hier niet om te schrijven maar om gek te zijn.' Toen hij eigenlijk al beter was, wilde hij daar niet meer weg, maar schrijven deed hij niet meer. Hij overleed aan een hartstilstand in zijn geliefde sneeuw in de bossen, op eerste kerstdag in het jaar 1956. Er bestaat een foto van hem van zijn lijk in de sneeuw, kinderen hebben hem zo gevonden. Zijn hoed een paar meter van hem vandaan, de armen gespreid.

Walser werd geboren in 1878 in Zwitserland. Hij was Duitstalig. Ik geef hier zijn portretten door de jaren heen:
1893, te Biel (geboorteplaats). 
Walser kwam uit een kinderrijke familie. Zijn ernstig depressieve moeder stierf in 1894. Walser probeerde toneelspeler te worden, wat mislukte. Hij leidde een zwerversbestaan, leefde van werk als bediende of uiteenlopende kantoorbaantjes. Daarvan maakte hij een thema in zijn werk, zo ook in De rover. 
1899, Züricher Zeit

1905, Berliner Zeit
1909, de tijd in Biel. 
Hij begon met het publiceren van gedichten. Hij verhuisde naar Berlijn, waar hij bekendheid kreeg met enkele romans, onder andere Der Gehülfe. 
1928, tijd in Bern.

1949, Herisau, zenuwinrichting.
Walser diende in de Eerste Wereldoorlog. Zijn broer Ernst stierf in 1916 aan een psychische ziekte. 
In 1921 verhuisde hij naar Bern, waar zijn schrijfstijl (tot dan toe wat impressionistisch) radicaal veranderde. Citaat uit Wikipedia:
'In een sterk verdichte vorm schreef hij vooral zogenoemde ‘microgrammen’ en sterk subjectieve teksten, die gelezen kunnen worden op meerdere abstractieniveaus. Zijn werk lijkt op het eerste gezicht luchtig en soms zelfs oppervlakkig, maar heeft bij goede lezing een voortdurende ondertoon van existentiële angst, een van de redenen waarom hij tegenwoordig tot de ‘modernen’ wordt gerekend. Bekende werken uit deze periode zijn Die Rose (1925) en Der Räuber (1925, uitgegeven in 1972).'
Ik heb hem expres zo groot afgebeeld, om er iets van te kunnen waarnemen.
Een zekere Jochen Greven ontdekte dat het om het destijds gebruikelijke 'Kurrentschrift' ging, Duits Gotisch schrift. Dit terwijl Walsers vriend Seelig dacht dat het onontcijferbaar was. Die Seelig had bijna de hele doos met briefjes met Mikrogrammen vernietigd, maar door een tramongeluk was dat er gelukkig niet van gekomen. Greven ontcijferde de boel, en de boeken konden worden uitgegeven.
Walser zelf noemde het zijn 'potloodmethode'. Hij deed dat voordat hij het boek met pen zo net mogelijk overschreef, omdat het schrijven met potlood voor hem 'knus' was, en hem kalmeerde. 
De omslag van het boek is van de broer van Robert Walser, Karl. 
Karl Walser in 1897. Hij leefde van  1877-1943.
Ik geef hier nog wat andere voorbeelden van schilder- en illustratiewerk van Karl:


Dit doet me erg denken aan Sorolla!
"De rover" is het verhaal van een dromer op weg naar zelfontdekking en is een mengeling van liefdesverhaal, tragedie en farce. Tegelijkertijd is het zowel een onderzoek naar de romanvorm als naar de hoofdpersoon, de vervolgde en uitgestoten 'rover', die in steeds hogere mate samenvalt met de verteller van de roman. De verteller annex hoofdpersoon, uitgedost als de door Walser bewonderde rover-rebel Karl Moor uit Schillers toneelstuk 'Die Räuber', leeft als een flierefluiter en zonderling aan de rand van een middelgrote stad, vermoedelijk Bern. Er is ook een ROBERT WALSER WEBSITE.
Nog even uit het Nawoord:
Der Räuber wordt al lang niet meer gezien als het product van een geesteszieke, maar als een 'Klassiker der Moderne'; door velen ook als Walsers meesterwerk. Inmiddels wordt ook algemeen erkend dat de structuur van het boek berust op een weldoordachte methode. Walser wil de lezer een labyrint inlokken.
Over die structuur vermeldt de vertaalster, dat de verhaallijnen vakkundig door elkaar worden gehusseld. Een andere karakteristiek noemt zij de eigenaardige verhouding tussen verteller en 'rover'. En de inhoud betreft volgens Bokhove: 'de economie'(zo noemt Walser het letterlijk) van het gedrag en de gevoelens tussen mensen.
'Voor de rover is de vrouw de inspiratiebron voor een schrijfproces dat, eenmaal op gang gekomen, die vrouw overbodig maakt, kortom een louter solipsistisch liefdesverlangen.'
Boek van Robert Walser en Christopher Middleton; het interesseert mij: 
Van de samenvatting: 
A beautiful and elegant collection, with gorgeous full-color art reproductions, Looking at Pictures presents a little-known side of the eccentric Swiss genius: his great writings on art. His essays consider Van Gogh, Cezanne, Rembrandt, Cranach, Watteau, Fragonard, Brueghel and his own brother Karl enzovoort. 
Nog wat plaatjes van broer Karl. Karl is als artiest nu bijna vergeten, Robert juist niet. Tijdens hun leven was het precies andersom!

Debuut van Robert ook met omslag van Karl.

Ik geef nog even een korte Duitse samenvatting van Die Räuber, Schiller. Het toneelstuk heeft volgens mij geen verband met De rover van Walser, behalve dan dat Karl zijn broer wel tekende naar Schillers voorbeeld:
'Das Drama schildert die Rivalität zweier gräflicher Brüder: Auf der einen Seite der von seinem Vater geliebte, intelligente, freiheitsliebende spätere Räuber Karl Moor, auf der anderen Seite sein kalt berechnender, unter Liebesentzug leidender Bruder Franz, der auf Karl eifersüchtig ist und das Erbe seines Vaters an sich reißen will. Zentrales Motiv ist der Konflikt zwischen Verstand und Gefühl, zentrales Thema das Verhältnis von Gesetz und Freiheit.'
Portret en herinneringen aan Robert Walser, 40 minuten. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten