maandag 12 november 2018

Laiwarikon, Peter Ghyssaert, 2018.

Ik citeer uit de Trouw, uit een artikel van Janita Monna, die wekelijks schrijft over poëzie:

Laiwarikon V

Er zijn er wel meer die gedichten brullen, die liedjes zingen, of teksten neuriën. Waarom dan een museum voor één van hen? Zijn gave was uniek, omdat zijn woorden nét te zacht werden uitgezongen om helemaal begrijpelijk te zijn. Hoe dichter hij benaderd werd, hoe zwakker en stiller zijn stem klonk. Zou iemand te dichtbij komen dan zou de stem na een laatste fluistering voorgoed kunnen uitdoven. De schaarse bezoekers van het atol werden via smalle, koele zandpaden naar het koloniale huis geleid. Laiwarikon zong innig - klassiek of nieuw geweld, onthutsend keelgeborrel of velouren zang - en zijn lied, dat verrukkelijk hoorbaar was, bleef net onder het geluidsniveau van een totale verstaanbaarheid: flarden woeien weg in elke windrichting en bevruchtten elk gehoor; maar de luisteraars die dichterbij kwamen hoorden de stem langzaam, langzaam wegsmelten, en het paradijs schuifelde achteruit, als een slak in zijn huisje, Toen diezelfde luisteraars zich verwijderden, zwol de stem weer aan. Heerlijk en kwellend! Geluk begon! In zijn strofen school vervulling, rond zijn donkere gestalte glansde een tuin van geluidsgolven. 

Peter Ghyssaert.
Deze dichter heeft een website, zie PETER GHYSSAERT.
Peter Ghyssaert, geboren 1966.

De bundel waaruit het geciteerde gedicht komt.
Ik lees de rubriek van Janita Monna wel vaker, maar ik heb nooit eerder het idee gehad om een gedicht over te nemen in mijn blog. 
Dat ik dat nu wel doe, komt allereerst door mijn grote liefde voor de veldleeuwerik en zijn gezang. Omdat het buiten (ook niet in het voorjaar) nauwelijks meer te horen is, laat ik zijn gezang hier horen via YouTube:
Zang Veldleeuwerik
De leeuwerik verdwijnt, omdat hij niet gedijt op 'het groene asfalt', de weidegronden die helemaal glad zijn, geen polletjes meer hebben, noch stroken met bloemen. Waar zou dat nest moeten komen?
Dat is wel anders geweest. Ik heb jaren fietstochtjes gemaakt over 'mijn leeuwerikenpaadje'. Dat heette helemaal niet zo, maar ik ging daar alleen maar heen omdat ik ze daar altijd hoorde. Soms zongen er wel twee of drie tegelijk! 
Ik heb hun gezang  nog wel eens teruggehoord in films, bij beelden die zich buiten afspeelden; ik meen in Heimat. 
Ook Joseph Roth noemt ze herhaaldelijk, als hij schrijft over de dorpen uit zijn jeugd. Heerlijk, een schrijver die aandacht voor die vogels heeft!
Op één van onze laatste vakanties in Winterberg hoorden we ze ook weer zingen: we gingen verrast meteen op de grond zitten, om ze een poosje te beluisteren. 
Maar naar mijn Leeuwerikenpaadje ga ik niet meer, het is vergeefse moeite. 

Terug naar het gedicht: 
Ghyssaert zegt niet dat hij het over de leeuwerik heeft. 'Laiwariken' klinkt als wat plat-Vlaams uitgesproken leeuwerik, dus het zal wel. Bovendien geeft de boekomslag uitsluitsel. Het is hem heus! 
Maar wat me vooral zo trof in het gedicht was de beschrijving van het geluid, het toe- en afnemen ervan. Het betoverende ook. 
Via Joseph Roth kwam ik toen op de rol van de leeuwerik in literatuur en muziek. Allereerst vond ik terug het gedicht over de 'grijslawerke' van Guido Gezelle: 
Ik vond dit bundeltje van K. Schippers. 
En dit, een mij onbekend boek.
Een kinderboek over Rik de Leeuwerik, die zich verwant meent met de leeuw.
Een leuk stukje uit de NRC, over (zwarte)  leeuweriken in Kazachstan, die nesten bouwen in de poep, om te voorkomen dat hoefdieren hun nesten vertrappen. (De grazers trappen niet graag in hun eigen poep.)  Geen literatuur, wel een leuk weetje, geschreven voor kinderen. 
Ik vond dit leuke gedicht met schildering van THEO ZWINDERMAN.
Een tegeltjes-wijsheid.
Nog weer een antiquarisch boek.
Een historisch jeugdboek; ik weet niet wat het verband met 'mijn' vogeltje is. 
In het Duits vond ik een boek waarin 'die Lerche' psychologisch en spiritueel wordt uitgelegd: hoge doelen bereiken, grote vreugde, dat soort moois. Zie Traumdeutung, die Lerche.
In het Frans vond ik het oude liedje Alouette; hier in een heel leuke uitvoering. Om de lichaamsdelen te leren benoemen. 

Een spellingsinstructie.
De naam van een wandelclub.
Fietsroutes in de Achterhoek.
Ik vond het verhaal van een neergestort vliegtuig, met de naam Leeuwerik. 1935, bij Brilon, dat wij toevallig goed kennen!
De Leeuwerik neergestort bij Brilon (D)
KLM Fokker F.XII PH-AFL verongelukt bij Brilon op 6 april 1935
De wrakstukken. 
Er is ook muziek over hem gemaakt: dit is een pianostuk van Glinka, The Lark gespeeld door
 Evgeny Kissin
En natuurlijk is er The lark ascending, van Ralph Vaughn Williams
Hier was ik ook blij mee: van Frans Lehar, gezongen door MARTA EGGERTH - Über weite Felder/Wo die Lerche singt (1936)
Ik kom zo'n beetje aan het eind van mijn leeweriken-verhaal. Kijk nog even naar de volgende dappere Dodo: 
Van Vroege Vogels, leeuwerik voert koekoek.
De uitbundig klinkende zang van de veldleeuwerik kan op mooie dagen in het voorjaar van grote hoogte gehoord worden. De mannetjes maken spectaculaire zangvluchten. Eerst klimmen ze tot een hoogte van soms meer dan honderd meter, waarna ze luid zingend omlaag vliegen om in de buurt bij het vrouwtje te landen. Een uitzonderlijk record ligt op 56 minuten. Helaas gaat het zeer slecht met de veldleeuwerik. Sinds 1960 namen de aantallen met 95% af. Daarmee is deze soort een van de grootste slachtoffers van de intensieve landbouw en verruiging van de duinen. Vogelbescherming.
Op de laatste rode lijst, van november 2017, kwam hij ook weer voor. Ze worden met uitsterven bedreigd, wat een groot verlies is. 
Wilt thou be gone, love, tekst William Shakespeare.
Er zijn nog veel meer voorbeelden en/of citaten te geven van/over de leeuwerik. Wilt thou be gone love noem ik als laatste, omdat ik het lied met mijn buurman Klaas zing. 
Horen de geliefden de leeuwerik, brenger van de dag? Of de nachtegaal, en mogen ze nog wat tijd samen zijn? 
Uit Romeo en Julia, van Shakespeare. 

Met name één zin uit het gedicht blijft raadselachtig: De schaarse bezoekers van het atol werden via smalle, koele zandpaden naar het koloniale huis geleid.
Ik denk dat het gedicht onderdeel van het grotere geheel, de bundel is. 'Woorden zijn dieren dieren / noden ons hen te volgen / naar hutten van droom.' 
Het spoor komt uiteindelijk uit op een atol, waar in een aftands museumpje een stem klinkt: Laiwarikon, 'een wezen van mythische proporties.'
Dit alles verandert niets aan mijn eigen liefde voor dit gedicht: het gezang mag van mij beeldspraak zijn voor de dichter.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten