donderdag 16 juni 2016

Manja, Anna Gmeyner, 1938 (nieuwe uitgave 2015)

Heruitgave 2015, vertaling.
Dit boek verscheen voor het eerst verscheen in 1938 bij Querido-Verlag in Amsterdam. Het hoort bij de zogenaamde 'Exil-Literatur.' In Duitsland kwam het voor het eerst pas uit in 1984.
Anna Gmeyner schreef het van 1934 tot 1938, toen zij woonde in Berlijn.
Duitse uitgave, ik weet niet van welk jaar. 
Ik werd op dit boek opmerkzaam gemaakt door het boekje Gute Nacht, Freunde van Christoph Buchwald. Buchwald schreef dat in het kader van de Boekenweek 2016, over Duitsland. Hij raadde daarin 25 boeken aan uit de Duitse literatuur, die je gelezen móest hebben.
Het eerste boek dat ik op zijn aanraden las, was De strijd om sergeant Grisja, van Arnold Zweig. Hierna begon ik meteen aan Manja, en om de waarheid te zeggen viel dat boek me toen aanvankelijk tegen. Als je  'geloofwaardigheid', en 'overtuigingskracht' in een boek zoekt, dan haalt Gemeyner het niet bij Zweig. Misschien zijn haar figuren daarvoor soms net wat te veel geladen met symboliek. Ook vond ik het in het begin wat te 'literatuur-derig': dat zat hem bijvoorbeeld in de opening van het boek. Achter elkaar worden vijf nachten beschreven, waarin achtereenvolgens de vijf kinderen worden geboren om wie dit boek draait. En natuurlijk hun ouders.
Dat mag natuurlijk best, en je kunt het voor hetzelfde geld een goede vondst noemen, maar ik zelf vind dat 'literatuur': het is geconstrueerd, gemaakt. Daar had ik bij Grisja nooit last van.
Een ander punt van kritiek is dat ik zelf niet geloof in de taal die Gmeyner de kinderen in de mond legt: ik vond het te volwassen, met volzinnen, grotemensen-belangstelling voor elkaar. Ik denk zelf dat kinderen zó niet met elkaar praten.
Verder vond ik, dat de  gebeurtenissen en/of de gesprekken hier en daar wel wat erg  'van dik hout zaagt men planken' is.
Kinderen in Berlijn, twintiger jaren
Nu ik al mijn kritiek eruitgegooid heb, kan ik meteen overgaan tot mijn bewondering voor het boek. Want die heb ik óók, en per saldo wint mijn bewondering het van mijn (aanvankelijke) kritiek. Want al vind ik het boek hier en daar te 'gemaakt', er zijn wel degelijk hele stukken die echt gezien zijn, werkelijk doorvoeld. Daar vergeet je dat je aan het lezen bent, en beleef je de geschiedenis mee. En dan schrik je van zo veel narigheid. Het kan haast niet anders of Gmeyner beschrijft gebeurtenissen die ze heeft gezien, of zelf meegemaakt. Dat waarachtige vind ik geweldig.
Ik bewonder het feit, dat ze zó'n helder tijdsbeeld schetst, waarbij één ding voor mij helemáál bijzonder is: dat het, wat  Heike Klapdor (die het nawoord schreef) een vrouwenboek is. Alle ellende in Duitsland van de twintiger en dertiger jaren komt van de mannen. Zo in dit boek. De vrouwen spelen die rol niet, ze zijn slachtoffer (moeder van Manja, Lea; moeder van Harry, Hilde; zorgzaam (moeder van Franz, Anna); optimistisch en levenslustig (Manja, het enige meisje in de vriendenkring.
Hitlerjugend, alle tienjarigen in de HJ
Behalve een vrouwenboek is het ook een kinderboek, en het wordt ook een Duitslandboek genoemd. Je leest wat er in de twintiger en dertiger jaren gebeurt in Duitsland, hoe de sfeer verandert. Je krijgt te horen over de armoede die de hyperinflatie met zich meebrengt; je voelt de vijandigheid groeien tegenover Joden, en ziet de Hitlerjugend opkomen - de jongens met de strak gekamde haren en uniformen. Gemeyner laat bedreigende optochten zien; op de achtergrond speelt de moord op Rathenau een rol; Hitlerportretten verschijnen in openbare gebouwen, de Hitlergroet wordt mode; er is op tal van fronten sprake van verraad, bijvoorbeeld door de concierge, mevrouw Reuter, en op school, als Manja vals beschuldigd wordt van diefstal.
Hyperinflatie; geld werd waardeloos.
De opzet van het boek is de wederwaardigheden weer te geven van vijf kinderen en de gezinnen waar ze uit komen. Het boek begint dan ook nog eens met het einde: dat Manja weg is.
Dit zijn de vijf vrienden:
Hanna en Ernst Heidemann: krijgen een zoontje, Heini. De ouders hebben een huwelijk uit liefde. Hij heeft gevochten in de Eerste Wereldoorlog, en heeft een schotwond in de longen gehad. Hij is een hardwerkend en humanistisch arts.
Frieda en Anton Meisner zijn/worden de ouders van Franz. Het paar heeft al twee kinderen. Anton is een vreselijk figuur, hij verkracht, scheldt, ontkent elke waarheid die hem niet uitkomt tegenover zijn vrouw. Hij is brutaal op zijn werk, maar klimt al gauw hogerop in de nazi-regionen.
Kommerzienrat Max Hartung en Hilde zijn de ouders van Harry. Max Hartung heeft zijn hele leven geprobeerd zijn (half)jood-zijn te ontkennen. Hij heeft een opgepimpt portret van zijn (christelijke) moeder aan de muur, maar wil van zijn joodse vader, een arme klokkenmaker, niets meer weten.Hij heeft een koele verhouding met zijn vrouw. Die zal later een tweede kind krijgen van Adrian, Peter. De vrouw zelf eindigt geestesziek. Hartung moet uitwijken naar het buitenland.
Karl Müller is de zoon van de communist en Anna Müller. De man zit herhaaldelijk gevangen, omdat hij zijn mond niet houdt. Daarna pakt Anna steeds met veel kracht het leven weer op, en zorgt voor de kinderen en het geld.
Lea heeft een one-night-stand met een Poolse jood, David Goldstaub; deze man is zo getraumatiseerd, dat hij zelfmoord pleegt. Lea, die dan nog jong en mooi is, biedt zich aan aan Leo Meirowitz om met hem te trouwen. Zij is dan al zwanger van de overleden Jood, dat kind wordt Manja. Lea en Leo krijgen nog twee kinderen, en Leo verlaat Lea. Lea moet zelf haar bestaan bij elkaar scharrelen, en doet dat o.a. door prostitutie.
Walther Rathenau, vermoord in 1922. Einde van een korte periode van hoop.
De kinderen zijn bevriend, en hebben een klein paradijs met elkaar, bij 'de muur' een plek aan de rand van de stad. Middelpunt is Manja, op wie alle jongens verliefd zijn. Dat gaat allemaal prima, ook de belofte dat zij met allemaal gaat trouwen levert aanvankelijk geen problemen op.
Maar 'de heerlijke poezenmand van de kindertijd' wordt omvergegooid, de ellende die aanvakelijk buiten de deur van de kinderen lijkt te blijven, dringt ook daar binnen. Dat gebeurt in de persoon van Martin. Franz verraadt Manja eigenlijk. Hij verschaft Martin toegang tot het clubje. Martin dringt zich binnen bij hen, en verkracht Manja.
Voor de optimistische, levenslustige Manja wordt het dan allemaal te veel. Ze springt van de brug af.
Ze laat een zakdoekje achter in de boom bij de muur. De vriendenkring bestaat niet langer meer.
Wel heeft het boek nog één optimistisch verschiet:
Als ze voor het laatst samenzijn, schuiven de wolken boven de kerktoren open. Boven de hoofden verschijnt het sterrenbeeld  Cassiopeia, helder en duidelijk, met zijn vijf hoofdsterren. 'Het was een enorme, allesvervullende vreugde.'
Cassiopeia
Anna Gmeyner, ze schreef onder het pseudoniem Anna Reiner en Anna Murdoch.
Anna Gmeyner leefde van 1902 tot 1991. Ze heeft nog net mogen meemaken dat haar roman Manja officieel in Duitsland werd uitgegeven. Zoals vermeld, vond uitgave in de dertiger jaren in Amsterdam plaats.
Gmeyner schreef ook toneelstukken; ze werd in Wenen geboren in een liberaal-Joods milieu.
In 1933 (ze woonde toen in Berlijn) moest ze de stad onvluchten wegens het opkomende nazisme. Haar boeken en toneelstukken (ze schreef o.a. voor kinderen) werden verboden. Met haar dochter Eva ging ze naar Parijs, later naar Londen.
Haar dochter werd een bekend schrijfster van kinderboeken: Eva Ibbotson.
Ziehier voor een goede recensie. Auf Deutsch.
Gmeyner aan het werk.
Oude recensie?
Om in de sfeer te blijven: twee tekeningen van Käthe Kolwitz. Hier: Moeder en kind. (1916)
Kolwitz, 1933: Brood.
Hier een inleiding van Gerda Aukes, over Manja.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten