zaterdag 19 januari 2019

Ongehuwde moeder rond 1960

Gisteravond zond Nieuwsuur een item uit over gedwongen adoptie in Nederland, in de vijftige ren zestiger jaren van de vorige eeuw. 
Aanleiding was het besluit van Minister Dekker een universitair onderzoek te laten verrichten naar dit fenomeen. Er is door veel afstandsmoeders en geadopteerden al decennialang voor gestreden.
Zie bijvoorbeeld onderstaand boek:
Boek van Eugénie Smits - van Waesberghe, uitgekomen in november 2018. Eugénie werd geboren in Moederheil, ik meen in 1964.
Eugénie Smits- van Waesberghe
De voorgevel van Stichting Moederheil aan Valkenierslaan tussen 1930 en 1935 te Ginneken. Ginneken is nu een wijk van Breda. Collectie Stadsarchief Breda.
Zo zag het er in de jaren dertig uit. 

Ik was zelf toevallig deze week óók met de geschiedenis van Moederheil bezig, en had hier over geschreven precies één dag voor deze uitzending.

Dit had ik gevonden over Moederheil:

Geplukt van Omroep Brabant, en GESCHREVEN DOOR Agnes van der Straaten:
"BREDA - 'Moederheil' klinkt zo mooi, maar volgens Eugénie Smits van Waesberghe zijn onder andere in dit katholieke tehuis in Breda duizenden ongehuwde zwangere vrouwen hun baby kwijtgeraakt, zonder dat ze dat zelf wilden. Smits schreef een boek over gedwongen adoptie en ze wil dat de onderste steen boven komt. Ze pleit voor een parlementaire enquête over de adoptiegeschiedenis in Nederland, want dat daar dingen niet deugden, staat volgens Smits als een paal boven water.

We praten over de jaren vijftig en zestig in een overwegend katholiek Brabant. Moederheil wordt gerund door de Kleine Zuster van de Heilige Joseph. Ongehuwd zwanger zijn was in die tijd zo'n schande, dat zwangere meisjes niet thuis mochten blijven. Ze werden weggestopt in een instelling zoals Moederheil in Breda.

Maar niet alleen in Breda. In het hele land zaten dit soort 'doorgangshuizen' waar meisjes ongezien konden bevallen. Het kindje werd daarna ter adoptie aangeboden, meestal aan echtparen die ongewild kinderloos waren.

Doek voor haar hoofd
In 'Schoot vol tranen', het boek van Smits, staan veel verhalen van moeders en kinderen die in Moederheil in Breda gezeten hebben. Smits is er zelf ook geboren. Haar moeder mocht toen ze zwanger was niet meer thuis komen en is drie maanden voor de bevalling naar Moederheil gebracht.

"Ze moest haar verblijf zelf betalen en werken voor de kost. Toen ze eenmaal moest bevallen, kreeg ze een doek voor haar hoofd zodat ze haar kindje niet kon zien. Het kindje werd ook meteen weggehaald zodat ze het niet kon horen."

Rijke familie
Eugénie werd geadopteerd door een rijke Bredase familie. Haar naam was eigenlijk Gepke Kortekaas, maar veranderde in Eugénie Smits van Waesberghe. Achter die twee namen gaat een hoop ellende schuil.

De schrijfster ontmoette haar echte moeder pas toen ze 21 jaar was. Haar moeder was 39 en jong en hip. "Ik was een beetje verliefd op haar. Maar later heb ik op een hele pijnlijke manier ontdekt hoe groot de schade is die zij had geleden." En dat was het begin van de zoektocht en het diepgravende onderzoek naar de adoptiegeschiedenis in Nederland.

Onderzoek
Volgens Smits zijn er voor de jaren zeventig zeker 25000 kinderen afgestaan ter adoptie. Een groot aantal dus ongewild en gedwongen. Naar die praktijken moet een grondig onderzoek gedaan worden, te vergelijken met onderzoeken naar het seksueel misbruik in de katholieke kerk en in de jeugdzorg.
Recensie van het boek over Moederheil in De Stem: Het huis van de 'gevallen vrouw' in Breda | Breda | bndestem.nl .

Speelplaats van 'het huis van de gevallen vrouw', Moederheil, Breda
Wiegjes in Moederheil uit de twintiger jaren; foto onder en boven.
Recreatiezaal 3e Klasse (!) ongehuwde patiënten in Stichting Moederheil aan Valkenierslaan 5 te Ginneken. Uit Stadsarchief Breda.





Van Wikipedia:

Moederheil was een doorgangshuis voor ongehuwde moeders en hun kinderen, gevestigd aan de Valkenierslaan te Ginneken.
Geschiedenis
Het werd in 1915 opgericht te Breda aan de Willemstraat voor de Sint-Magdalena-stichting en de RK Vereeniging tot Bescherming van Meisjes. Het was een initiatief van enkele gegoede Bredase vrouwen. Het werd geleid door de Kleine Zusters van de Heilige Joseph en was gericht op het werkelijke heil der ongehuwde moeders, waarmee vermoedelijk het zielenheil werd bedoeld en dat betekende in de tijdgeest van weleer, zoals dat in de stichtingsacte tot uitdrukking kwam: De ongehuwde moeder heeft gezondigd tegen God en tegen de Maatschappij. Liefst zoolang mogelijk voor de bevalling worden de ongehuwde moeders in het huis opgenomen; zoolang mogelijk, omdat de meisjes vooral voor de bevalling het meest geneigd zijn te luisteren naar vermaningen en goeden raad.
In 1924 verhuisde men naar Ginneken. Er kwam ook een reguliere kraamkliniek en in 1929 kwam er een opleiding voor kraamvrouwen. Natuurlijk was er ook een kapel, waar de "gevallen vrouwen" konden bidden voor hun "zonden".
Na de tweede wereldoorlog kreeg Moederheil ook een afdeling voor gehuwde vrouwen. Het was vanaf toen ook in gebruik als "gewone" kraamkliniek.
In 1995 werd Moederheil in Breda gesloopt © Stadsarchief Breda/Johan van Gurp
Moederheil tussen 1925 en 1935. 
En nu was er dit Nieuwsuur-item:
Er komt een uitvoerig onderzoek naar binnenlandse adopties die in Nederland hebben plaatsgevonden in de jaren 50 tot en met 80. Dat heeft minister Sander Dekker van Rechtsbescherming vandaag bevestigd tegenover Nieuwsuur. Doel van het onderzoek is om de gang van zaken rondom vrouwen die in die tijd hun kind afstonden, zogenoemde afstandsmoeders, in kaart te brengen.

Aan het woord komt in de reportage onder anderen de psycholoog Harlinde van Osselaer. Volgens haar was er vroeger geen discussie over de vraag of het wel in het belang van de kinderen was om geadopteerd te worden. Ze werkte in de jaren 70 in Moederheil, een van de bekendste huizen waar jonge moeders en baby's werden opgevangen.

"Ik moest als psycholoog de kinderen testen, om te zien hoe ver ze in hun ontwikkeling waren. Dat had te maken met het moment waarop ze geadopteerd konden worden." Ze is ervan overtuigd dat de gang van zaken in de tehuizen de kinderen heeft geschaad. "Er zaten bijvoorbeeld vijf baby's in een box, er werd niet met ze gespeeld of gepraat. Dan loop je ontwikkelingskansen mis."

Met afstandsmoeders had ze ook contact, voor de bevalling. "Bij sommige meisjes dacht ik: die zullen hun hele leven hier last van houden. Soms was het hartverscheurend."

Ook aan het woord kwam afstandsmoeder Will van Sebille; zij richtte De Nederlandse Afstandsmoeder op.
Will van Sebille; afstandsmoeder.
Voor Will van Sebille is haar bevalling nog steeds een zwart gat. "Ik kan me alleen nog herinneren dat ik mijn zoon hoorde huilen nadat hij was geboren. Dat gaf me een geluksgevoel. Maar daarna is hij weggehaald, ik mocht hem niet zien." Het contact werd pas hersteld toen haar zoon 33 jaar was.

Behalve Moederheil zag ik ook genoemd worden de St. Margrita Cortona Stichting. Ik heb daar dit krantenbericht van terug kunnen vinden:
Uit de Leidsche Courant, 1968.
De vrouwen in de tehuizen waren volkomen geïsoleerd, hadden geen contact met familie of vrienden. Ze probeerden de bevalling zo lang mogelijk uit te stellen. De afstand was onder druk gedaan, de druk van familie, kerk, instanties.
Adoptiedochter Judie Nagtzaam vertelt hoe haar afstandsmoeder kapot is gegaan aan deze geschiedenis; ze kleedde haar (later geboren) zoon als meisje aan; ze is uit wanhoop gaan drinken en overleden aan een levercirrose. Nagtzaam heeft geen informatie terug kunnen vinden.
Het gaat bij de dossiers veelal om de gevoelens van de moeder.
De psycholoog vertelt nog, dat het in die tijd draaide om 'Rust, Reinheid en Regelmaat'. Maar daarnaast ook om geld, en om 'een keurig gezin'. 

In 2005 was er trouwens al een schitterende uitzending op de televisie van Andere Tijden. De titel was Afstandsmoeders, en er werd in uitgelegd, dat het gedwongen afstand doen in de mode is gekomen, samen met de Adoptiewet van 1956. In tijden daarvoor was het normaal dat moeders 'als straf voor hun begane zonde' hun kind alleen opvoedden. De druk op het doen van afstand kwam in hoge mate af van pleegouders, die niet wilden dat een hen toegewezen kind kon worden opgeëist door de biologische moeder. De woorden geheimhouding en ontkenning vielen me in dat (lees)stuk op. Vanwege 'het fatsoen' mocht een ongehuwd zwanger meisje natuurlijk niets aan de buitenwereld laten merken.
De pijn in het tehuis voor die moeders moet verschrikkelijk zijn geweest.
Foto uit Andere Tijden, uitzending van 2005.
Ten slotte citeer ik hier Barbara J.L. Wiemann, uit  Opkomst en ondergang van de ongehuwde moederzorg in Nederland, over de periode (1880-1985).
Met het kind bedreigden de ongehuwde moeders de reputatie en het zelfrespect van het ouderlijk gezin, van de familie, van de buren en van hun werkplek. In de collectieve fantasie waren ongehuwde zwangeren en ongehuwde moeders het prototype van zedeloosheid, van zondigheid. Mensen ontwikkelden zo’n beeld niet op basis van waargenomen slechte eigenschappen van een ongehuwde moeder, maar op basis van algemene afkeer voor haar anderszijn. Hun afkeer berustte op de angst dat haar slechte voorbeeld kon overslaan. Hierdoor zouden hun aanzien en zelfrespect aangetast worden. Anderen - vrouwen niet uitgezonderd - waren bang door ontmoeting en omgang met ongehuwde moeders zelf verdacht te raken van een onfatsoenlijke levenswandel of althans zo’n levenswandel goed te keuren. (Geschreven in 1988.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten