donderdag 25 juli 2019

Het boek van de goddelijke troost, Meister Eckhart, 2002,

 "Een heidens leermeester, Seneca, zegt: 'Men moet over grote en hoge dingen in grote en hoge zin spreken en met een verheven ziel.' - Seneca, Epistola 71,24."
Boekomslag
Twee boeken heb ik van Meister Eckhart in de kast staan: dit boek, het andere is het boek met de titel: Over God wil ik zwijgen. Dat boek komt vast nog wel een andere keer aan de orde. 
Ik ben niet in staat dit boek zomaar samen te vatten, daarvoor gaat het veel te diep. Maar liefst twee geleerde heren hebben er een inleiding bij geschreven: Maarten J.F.M. Hoenen, en Bruno Nagel. 
Prof. Maarten Hoenen (*1957)
Seit 1. August 2013 Vizerektor für Lehre und Entwicklung, war zuvor neun Jahre Professor für Philosophie an der Universität Freiburg i. Br. Nach dem Studium der Philosophie und der Theologie in Nijmegen promovierte er 1989 und lehrte darauf in Amsterdam, Nijmegen und Leuven. Seine Forschungsschwerpunkte sind die Philosophie und Theologie des Mittelalters, die Geschichte der Universitäten und die kritische Edition von mittelalterlichen philosophischen und theologischen Werken.
Bruno Nagel, Emeritus docent Vergelijkende Wijsbegeerte aan de UvA
Dr. Bruno Nagel studeerde filosofie, theologie en godsdienstwetenschappen in Zwolle en Nijmegen en Indo-Iraanse talen en culturen te Utrecht. Hij was tot 2000 docent vergelijkende wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde op de Indiase wijsgeer Abhinavagupta en schreef artikelen over hindoeïstische en boeddhistische wijsbegeerte. Ook publiceerde hij over Meister Eckhart, onder meer in verhouding tot het zenboeddhisme.

Meister Eckhart werd vermoedelijk in 1260 geboren in Tambach; hij stierf in 1328 op weg van Keulen naar Avignon. Hij was lid van de dominicanen, een orde die door Dominicus in de 13e eeuw gesticht was in de strijd tegen ketters. Een intellectuele orde, het accent bij hen lag op de wetenschappelijke studie en het preken. Eckhart studeerde in Erfurt. Hij werkte zowel daar als in Parijs; dit laatste was een eer die hij deelde met Thomas van Aquino, alleen de beste geleerden kwamen daar terecht. De laatste etappe van zijn wetenschappelijke loopbaan speelde zich af in Keulen. Al met al een indrukwekkende carrière. Als vicaris-generaal in Erfurt had hij de zielzorg voor de Dominicanessen. Er zijn een groot aantal preken van hem overgeleverd. 
Die preken schreef hij in de volkstaal, de wetenschappelijke werken in het latijn. Een belangrijk wetenschappelijk werk zijn de Parijse vraagstukken (Quaestiones parisienses). Eckhart had eigenzinnige opvattingen over God en werd door sommigen als ketter beschouwd. 

De preken zijn het meest indrukwekkende deel van zijn volkstalige oeuvre. 
Het boek van de goddelijke troost begint met een bijbelcitaat, het motto voor Eckharts opvatting over de goddelijke troost:
"Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de vader der barmhartigheden en de God der vertroosting, die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wij zelf door God vertroost worden."
Eckhart legt een verband tussen metafysica en ethiek en is mystiek van aard. 
In die tijd was er een grote discussie gaande over de verhouding tussen geloof en rede. Het Aristotelische denken was puur rationeel, Het geloof daarentegen gaat uit van de openbaring. Er zijn evenwel ook inzichten die het geloof niet volledig levert, maar die aangevuld moeten worden door de filosofie.  De gelovige heeft bovendien via de Schrift kennis van de goddelijke eigenschappen, de filosoof leert ze zo te begrijpen, dat ze ook voor de niet-gelovige overtuigend en inzichtelijk zijn.
Eckhart stelt dus, dat ook de filosfie toegang heeft tot de geheimen van het geloof. Zonder moeite put hij daardoor ook uit 'heidense meesters'. 

Gelatenheid is een kernwoord bij Eckhart. Dit begrip wordt mooi uitgelegd door Gerard Visser, in dit artikel in Trouw.  Visser werd toen geïnterviewd over zijn boek Gelatenheid, een studie over Eckhart.
Gelatenheid, Gemoed en hart bij Meister Eckhart. Door Gerard Visser.
Ik citeer:
„Bij de gangbare klassieke deugden die we kennen uit de Griekse Oudheid en bij de religieuze deugden uit de middeleeuwen – geloof, hoop en liefde – kom je gelatenheid niet tegen. Toch is gelâzen sîn, gelaten zijn, voor Eckhart de hoogste deugd.”

Waarom? Als gelatenheid het resultaat is van een leven lang oefenen in loslaten, dan kan het wel een deugd zijn, maar toch niet de hoogste?

„Dergelijke vragen moest ik mijzelf ook stellen bij het schrijven van deze studie. Waarom zou gelatenheid nog boven de liefde staan, zoals Eckhart beweert? Ik noemde al innerlijke stilte en ontvankelijkheid als wezenlijk voor gelatenheid. Gelatenheid is niet alleen een kwestie van loslaten. Dan zou zij zoiets zijn als onverschilligheid. Dat is ze principieel niet. Eckhart vergelijkt de ziel wel met een beker die als hij leeg raakt volstroomt met de Godheid. Het gaat niet alleen om loslaten, maar ook om toelaten. God zijn laten, zegt hij letterlijk. Dit laatste betekent, als het om de deugd van de liefde gaat, dat niet jij lief hebt, maar dat God door jou heen lief heeft. Gelatenheid is de deugd die maakt dat zelfzuchtige liefde, amor, kan transformeren in onbaatzuchtige liefde, caritas.’’

Het Troostboek werd oorspronkelijk geschreven voor koningin Agnes van Hongarije om haar geestelijk te sterken. Mogelijk schreef Eckhart dit naar aanleiding van de moord op de vader van Agnes in 1308, maar dat blijkt nergens uit.
Agnes van Oostenrijk (1281-1364)
Eckhart noemt tal van manieren waarop we troost kunnen vinden bij lijden. In de diepste kern gaat het om één zijn met het goddelijke. 'Niets is goed of kan goed zijn, wat zonder God komt, en al wat met God komt, dat is goed en alleen daardoor goed, omdat het met God komt.' En: 
God is met ons in het lijden en hij lijdt met ons. 
Ik vond erg mooi hoe Eckhart ondersteuning voor deze geloofswaarheden vond bij een heidense meester: Seneca. 
"Seneca vraagt: wat is de bese troost in lijden en ongeluk? En hij antwoordt: dat is, dat de mens alle dingen zo neemt, alsof hij ze gewenst had en erom gebeden had; want je had het ook gewenst, als je wist dat alle dingen door en met en in Gods wil geschieden." - Seneca, Naturales quaestiones III, praef., n. 12. 

In de inleiding van Bruno Nagel komt ten slotte de overeenkomst aan de orde tussen Eckharts  denken en oosterse vormen van denken en spiritualiteit. 
Eckhart stond vrij tegenover de kerkelijke orthodoxie, en had een sterk perspectief op eenheid: God als eenheid, het streven van de mens naar eenheid met God. Met name Zen-boeddhisten uit Japan ontdekten overeenkomsten tussen hun leer en die van Eckhart. Zen legt het accent op bevrijding (moksa) uit het lijden (duhka) dat het menselijk bestaan kenmerkt. Bevrijding komt tot stand door los te komen van de ik-gerichtheid en van handelen dat door ik-gerichte begeerte geleid wordt. Het middel daartoe is meditatief inzicht. Dat heeft altijd weer te maken met een vorm van inkeer; een zich terugtrekken van de aandacht uit de gebondenheid aan het uitwendige. 

Ik laat mijn aantekeningen hierbij. Het Troostboek zal ik zeker nog wel eens ter hand nemen om troost uit te putten.
En om de ernst nog even af te leren......

Niet door je handelingen zal je gered worden
Maar door je ZIJN
Meister Eckhart
Eckhart Tolle, geboren als Ulrich Leonard Tölle[1] (Lünen, 1948) is een Duitse leraar en auteur op het gebied van spiritualiteit. Zijn eerste boek "De Kracht van het Nu" werd een bestseller.
Op zijn negenentwintigste ervoer hij naar eigen zeggen een 'spirituele transformatie' die het begin van zijn functioneren als spiritueel raadsman en leraar markeerde. Hij veranderde zijn naam toen in "Eckhart", naar de 13e-eeuwse mysticus Meester Eckhart.

De kracht van het nu biedt zeker overeenkomsten met de lering van Meister Eckhart, het leven zo te nemen als het komt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten