Heruitgave, vertaling door Wilfred Oranje.
Hoofdpersoon van dit boek is Andreas Plum. Als het boek begint ligt hij in het sanatorium voor oorlogsinvaliden, hij heeft in de Grote Oorlog een been verloren. Hij heeft een onderscheiding gekregen, en vindt het verlies van dat been niet eens zo erg: hij 'gelooft in een rechtvaardige God'. In het verlengde daarvan onderwerpt hij zich volledig aan de regering, 'de regering is iets dat boven de mens hangt als de hemel boven de aarde', is met andere woorden oppermachtig. Hij verwacht het respect van de wereld. De klagers om hem heen - oorlogsinvaliden die nog veel meer kwijt zijn dan een been - beschouwt hij als heidenen. Dat is 'de beste benaming voor lieden die zich verzetten tegen alles wat van de regering komt'.
Andreas krijgt een prothese, en zelfs een vergunning. Die was meestal alleen vergund aan 'de bevers', de anderen kregen helemaal niks meer. Andreas begon op het moment van de keuring spontaan en heftig te beven, dus kreeg hij zijn vergunning.
Herdenkingsteken Friedrich
Daarmee mocht hij met een draaiorgeltje muziek maken op straat, en kon zo in zijn onderhoud voorzien. Ook lukte het hem een leuke weduwe aan de haak te slaan, Katharina Blumich, die een dochtertje heeft, Anna. Anna kiest Andreas weloverwogen uit als haar nieuwe echtgenoot, hoewel ze een knappe buurman heeft, Vinzenz Topp.
Dan introduceert Roth een nieuwe figuur: Meneer Arnold, die leed onder 'een chronische en, zoals men ziet, ongefundeerde ontevredenheid'. Op een dag dat hem van alles heeft tegengezeten, krijgt Andreas alle frustraties van hem over zich heen: Arnolds woede over het communisme, de oorlogsinvaliden die alleen maar simulanten zijn, de regering die daar maar machteloos tegenover staat. Hij laat Andreas niet door op de treden van de tram, en Andreas krijgt vreselijke ruzie, die in het voordeel van meneer Arnold geslecht wordt. Want Andreas raakt buiten zichzelf, maar heeft de hele tram tegen zich. Die onrechtvaardige en ongelijke strijd kost hem zijn vergunning, zijn onderscheiding, zijn ezeltje Muli (waarop hij zijn draaiorgeltje vervoert), zijn vrouw en het kind waarvan hij houdt. Hij belandt in de gevangenis.
De rechtszaak is kafkaësk geweest, hij werd ergens heen gevoerd terwijl de rechtszaak elders speelde en zijn aanwezigheid vereist was.
Boekverbranding door de nazi's in 1933, vlak bij Unter den Linden. De boeken van onder anderen Stefan Zweig, Joseph Roth en de hier genoemde Ernst Friedrich werden hier vernietigd. Roth ontvluchtte Duitsland, en stierf in ballingschap, totaal verarmd.
In de gevangenis leert hij zichzelf kennen. En de wereld zoals die werkelijk is. 'Hoe kon de wereld zo veranderd zijn? Ach, ze was helemaal niet veranderd! Ze was altijd zo geweest! Alleen als we heel veel geluk hebben, worden we niet opgesloten. (...) En het is niet genoeg dat we ooit een been hebben verloren. We moeten ons leven verliezen.'
Andreas houdt van de vogeltjes die hij hoort, en die hij wil voederen. Dat mag niet.
Als hij wordt ontslagen, ziet hij in de spiegel van de trein een oude man, na zes weken celstraf.
Hij keert terug naar een vroegere kameraad, Willi, die tot rijkdom is gekomen door allerlei mensen slinks te bestelen. Willi bezorgt Andreas een baantje als toiletbeheerder, die spulletjes voor Willi moet verkopen. Zo werkt Willi met veel oorlogsinvaliden.
Andreas is volkomen tot inkeer gekomen met zijn visie op het leven. Hij vindt een papegaai, Ignatz, die begint te krijsen bij patriottische muziek. 'Het leek wel of Ignatz pacifist en schandalig onpatriottisch was.' Hij zegt tegen de vogel: Ja, ja, Ignatz, we zijn rebellen, wij beiden. Helaas hebben we er niets aan. Want ik ben een kreupele oude man en jij bent een machteloze vogel, we kunnen de wereld niet veranderen. Als ik jou eens zou vertellen hoeveel ik in het leven heb geleden, wat ik in de oorlog en in de gevangenis heb doorgemaakt, hoe mij in de cel de ogen opengingen en ik uiteindelijk vastbesloten was een sterke, actieve heiden te worden, tot ik in de spiegel van de lokaaltrein moest inzien dat ik te oud was geworden.'
Het meest gruwelijke anti-oorlogsboek, met foto's van verminkte soldaten.
De pacifist, Ernst Friedrich.
Andreas komt voor de tweede keer voor de rechter, en denkt dan dat hij voor God staat, zijn hemelse rechter. Hij beschimpt God, omdat miljoenen van zijn (Andreas') soortgenoten gelovig en klein gemaakt zijn, klappen te verduren kregen in Gods naam, zich door kogels etterende wonden in hun lichaam lieten boren, honger leden en zwegen. Anderen, die God lief heeft en voedt, mogen hem en zijn lotgenoten kastijden. 'Tegen U rebelleer ik, niet tegen die anderen. gij zijt schuldig, niet uw beulsknechten.'
Andreas sterft.
Een heel goede samenvatting vindt men hier: Liberales. Daar wordt ook verwezen naar het Anti-Kriegsmuseum in Berlin, waar een fotoverzameling hangt van verschrikkelijke oorlogsverwondingen van de Eerste Wereldoorlog. Oprichter was schrijver en fotograaf Ernst Friedrich.
Dit soort gruwelijke foto's zijn in het museum te zien. Maar Friedrich mocht hier niet over spreken, hij werd gevangen gezet en gemarteld. Hij heeft het wel overleefd.
De fotograaf, Ernst Friedrich, is om zijn foto's en om zijn boek Krieg dem Kriege! ernstig vervolgd geweest. Hij opende dit museum in 1925, maar het werd verboden in 1933, en zijn boek verbrand. De kleinzoon van Friedrich heropende het museum in 1982.
De schrijver van het artikel in Liberales, Dirk Verhofstadt, wijst ook op het leitmotiv: 'Ordnung muss sein!' Het duidt op het fascisme, waarvan Roth haarfijn de ellende voorvoeld heeft.
Portret Joseph Roth. Zie ook mijn blog over het prachtige Radetzkymars van hem.
Foto's uit de film van Haneke.
Michael Haneke (bekend o.a. van de film Amour) verfilmde Die Rebellion voor de televisie, 1993.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten