zondag 28 februari 2021

Een overtollig mens, J.M.A. Biesheuvel, 1988.

Boekomslag
Dit was het boekenweekgeschenk van 1988. 
Foto van de auteur met zijn boekje. 
Verleden jaar, om precies te zijn op 30 juli 2020, overleed Maarten Biesheuvel. Hij werd 81. Zie voor een kort IM DE GROENE.
Bieheuvel leed aan allerlei psychische problemen, ik weet daar het fijne niet van. Wel weet ik dat hij niet kon leven zonder de hulp en steun van zijn vrouw, Eva Biesheuvel. Helaas stierf zij eerder dan Maarten. 
Maarten en Eva bij een recent televisie-optreden. 
Biesheuvel schreef ongegeneerd over, liever: vanuit zijn gekte. ‘Altijd al ben ik droevig, ik ben in duisternissen, in een diepe kuil en kan er niet uitkomen,’  citeert  TROUW.
Een van zijn laatste verhalenbundels heet Verhalen uit het gekkenhuis; uitgekomen in 2020.
Gerrit Komrij noemde Biesheuvel een meester in absurd cynisme en surreële logica. Zijn werk lijkt daarnaast in niet geringe mate ook geïnspireerd door negentiende-eeuwse Russische schrijvers, en een van Biesheuvels literaire helden was Herman Melville met zijn Moby Dick.
Biesheuvel was openhartig over zijn krankzinnigheid en de absurde uitwassen ervan. Zo beschouwde hij zijn vriend Karel van het Reve als God. Zijn verhalen - aldus een recensie, ik meen in Trouw -  'hebben de Nederlandse literatuur geïnjecteerd met een geheel nieuw soort bekentenisliteratuur, die waarin ziekte en geestesziekte evenveel waard zijn als fictie en fantasie.'
Maarten Biesheuvel en Eva Biesheuvel-Gütlich omringd door ‘kippie’, ‘johnny’ en ‘geitie’
door Lia Laimböck (1965), Letterkundig Museum,
In 1958 leerde Maarten Biesheuvel Eva Gütlich kennen. In de fotobiografie Biesboek uit 1988 schrijft hij: ‘Soms denk ik dat God bestaat: Hij heeft me mijn vrouw gegeven.’ Ze trouwden in 1979 en woonden vanaf 1980 in Leiden in een opvallend, vrijstaand houten huis, Sunny Home, vergezeld door vele dieren. Maarten hield de ‘burgerlijke stand’ bij: ‘We hebben nu wel zeventien poezen, een hond en een geit die meestal in de woonkamer ligt (’s avonds).’

Biesheuvel debuteerde in 1964 met ‘Het lieveheersbeest’.
Eva, 1938-2018.
Een overtollig mens is een verhalenbundel. De verhalen zijn beslist niet allemaal goed, maar het titelverhaal is meesterlijk: het gaat over Johan Knipperling, een eenzame man die op kamers woont bij een loodgietersechtpaar. Hij is zo alleen, dat hij ernaar snakt heel wat keren méér bij zijn hospita aan tafel of op de thee te mogen zitten.
Op een dag vangt hij een glimp op van een jong meisje, Irma, en zijn fantasie slaat volkomen op hol. Hij schrijft haar een liefdesbrief, en meteen maar een huwelijksaanzoek, alsof ze elkaar al heel erg goed hebben leren kennen. De brief is hilarisch, maar tegelijk spat de eenzaamheid ervan af. Temeer, als ergens aan het eind blijkt, dat hij de brief helemaal niet zal versturen, en hij hem op de stapel zal laten belanden met nog zo veel eerdere nooit verzonden liefdesbrieven. Het is echt een staaltje van leuke waanzin, en tegelijk tragiek. Piet Paaltjens-achtig.
Knipperling lijdt aan de ziekte van Bechterev, waarover hij ook een proefschrift schrijft. Dat komt nooit af. Aan het eind sterft hij, autopsie toont een volkomen verstijfde rug.
De brief is erg lang met tal van grappige uitweidingen.

Het motto van het verhaal luidt: 'Eenzaamheid, wat zijt te overbevolkt!' van Jerzy Lec.
Jerzy Lec (1909-1966) was een Pools dichter. Ik vond deze vertaling van een van zijn bundels. 
Een samenvatting van de verhalen uit Een overtollig mens  is te vinden op Wikipedia.
In het slotverhaal beschrijft Biesheuvel onder eigen naam een prachtige natuurwandeling met een leeuwerik hoog in de lucht in het Engelse landschap. Terug in Nederland besluit hij met de woorden:
“Ik ben! Hoe bestaat het?”
Maarten Biesheuvel leest brief aan vader
15 maart 2013.
Aangrijpend!

dinsdag 23 februari 2021

Minimalisme II

Denkend over minimalisme. De eerste associatie is 'leegte': je huis, je kasten zijn netjes als ze leeg zijn.  Leeg is mooi. Leeg geeft ruimte, aan lichaam en geest. 
Foto van DEZE SITE.
Een tweede associatie is 'rust'. Die rust bereik je als je je spullen opruimt: 
Foto van TROUW
Een volgende associatie is 'schoonheid'.
En niet geheel toevallig koos ik dit beeld voor minimalistische schoonheid. 
Een zendo, van DEZE SITE.
Maar eerst nog door-associëren, allerlei gedachten noteren die in mijn hoofd opkwamen, al of niet kloppende dwarsverbanden leggen.
Het begrtip 'verslaving' kwam me in het hoofd - het tegendeel van minimalisme. Dat, wat juist tot de tegenbeweging van het minimalisme leidt/ eraan voorafgaat: de koopverslaving, het troost-kopen. Waarmee je je huis vol propt met spullen, kleding, boeken, parfummetjes, noem het maar op.
Vooral nu in coronatijd verleidelijk....
Foto van DEZE SITE.
Van verslaving kom ik op 'afzien', onthechting. 'Onthechting' is het hoofdthema bij de boeddhisten. Siddharta Gautama kwam tot verlichting onder de boddhiboom; verlichting hield in dat hij volledig onthecht was, vrij van iedere begeerte. 
Boeddhabeeld 
Museum of Ho Phra Keo (Vientiane, Laos). 
Foto van: Wikipedia.
Onthechting is niet alléén iets van de oosterse wijsheid: Meister Eckhart kent het ook, hij noemt het  'gelatenheid', oftewel 'afgescheidenheid'.
Meister Eckhart, 1260-1328
Over de betekenisaspecten van 'gelatenheid citeer ik Jeroen van Weeghel, zie DEZE SITE. Eckharts Middleeeuwse (Duitse) term is lâzen. Daarin zijn te onderscheiden de aspecten  verlaten, loslaten, opgeven; de tweede is overlaten. Dan is er nog een derde, en dat is zijn laten. 
De term afgescheidenheid gebruikte Eckhart ook veel; ik vind die term ook mooi, het betekent hetzelfde als gelatenheid. Maar er komt zo mooi in uit dat je je 'afscheidt' van alles wat niet wezenlijk is (mijn parafrase). 
Traktaten Meister Eckhart, vertaald door C.O. Jellema. 
Ik citeer Eckhart uit Over God wil ik zwijgen, Traktaten, p. 137: 
'Weet dan, dat echte afgescheidenheid niets anders is dan dat de geest even onbeweeglijk tegenover alles staat wat op hem afkomt aan liefde en leed, eer, schande en smaad als een berg van lood tegenover een zwakke wind. Deze onbeweeglijke afgescheidenheid brengt de mens tot de grootste gelijkheid met God.'
Er is een boekje verschenen van Michael Dijkstra, In alle dingen heb ik rust gezocht. 
Boekomslag auteur Michel Dijkstra, 2019.
De titel van dit boek komt uit een preek van Eckhart: In omnibus requiem quaesivi, 'Ik heb in alle dingen rust gezocht.' Niet alleen God smaakt de goddelijke natuur, dat wil zeggen rust, ook de Drievuldigheid zoekt rust. en dan staat er: 
"Ten derde zoekt de ziel rust in al haar krachten en bewegingen, of de mens dat nu weet of niet."
Ik haal dit citaat uit het boek: Over God wil ik zwijgen, Preken van Meister Eckhart, pagina 312 v.v.
Boekomslag Preken Meister Eckhart, vertaald door C.O. Jellema. 
Zo blijft het mij bezighouden: het minimalisme. Ik associeer het leeg worden, ruimte, rust, opruiming, meer met wat er met mij van binnen moet gebeuren dan in mijn huis. Of komen de minimalisten ten slotte op hetzelfde uit als ik? 
Ik weet het niet. 
Zoekend op internet vond ik een lezing van Michel Dijkstra. Die zag weer, dat Marie Kondo beïnvloed was door het Japanse shintoïsme. Volgens Dijkstra, deskundig op het gebied van Oost-Aziatische filosofie, zegt dat de nadruk bij de Japanners meer ligt op zuiverheid/onzuiverheid, dan op geluk/geen geluk. Dit in antwoord op de Marie Kondo-doctrine: 'Does it spark joy?' 
Het is slecht te lezen, maar de ondertitel luidt: 
Een geïllustreerde masterclass in de kunst van het opruimen
Siddharta's bodhiboom, Bodhgava, India. Pelgrimsoord.  De 'boom der ontwaking' wordt  beschouwd als heilig.
Video-lezing door  Michel Dijkstra, Marian Donner en Walter Weyns
 Maakt opruimen gelukkig? Van Radboud Reflects.  
Als de link niet werkt, zie YouTube
'Getrouwde rotsen', Futami, Japan. Heilige rotsen. 
Zij symboliseren de eenheid met de natuur. Hun eenheid komt tot stand dank zij kami; kami is een goddelijke kracht of macht. Die maakt de jou omringende werkelijkheid groter dan jezelf, denk aan een flinke waterval, of mooie berg. Bovenop de mannelijke (de grootste) rots, staat een torii: een poort waardoor de mens een diepere laag van de werkelijkheid kan ingaan. 
De twee getrouwde rotsen (zie plaatje hierboven) laten zien, dat het heilige zowel in dieren, mensen maar ook in dingen kan zitten. Zo doende verdient ook het levenloze respect, en daarom bedanken we de oude fiets die we afdanken. Hoe klein ook, het is ook kami. 
Amaterasu, een van de centrale kami in het Shintoïsme.
Kami is het Japanse woord voor God, godheid, of geest.
De Shinto-religie, betoogt Dijkstra, betreft méér dan goed en kwaad, het gaat de Japanners meer om de tegenstelling zuiver-onzuiver. Bij Marie Kondo is dat duidelijk, schoonmaken en opruimen. In Japan is men over het algemeen heel netjes. De gedachte erachter is dat er zo minder kans is op ongeregeldheden of ongelukken. Een pasgeboren baby wordt naar de schrijn gebracht, ook dat heeft te maken met kami. Je handen wassen en je mond spoelen: allemaal kami. 
Het woord geluk valt niet bij Shinto. Het gaat ook niet om levensverandering. 

Ik vervolg met Meister Eckhart, met zijn preek Intravit, Iesus in templum; Jezus verjaagt de kooplieden uit de tempel. 
Eckhart legt de woorden van Jezus uit als volgt: Hij bedoelde niets anders te zeggen dan dat Hij de tempel leeg wilde hebben. Leeg, omdat de enige voor wie de tempel bedoeld is, God is. Of, zoals even verderop in dezelfde preek: 

'Waar de waarheid wordt gekend zijn de kooplui verdwenen, de waarheid verdraagt geen handelsgeest.'
 Een van de circa vijf versies die El Greco maakte rond dit onderwerp. Handelaren en geldwisselaars leggen het af tegen een krachtdadige Jezus.
El Greco 1541 – 1614

Ik noem vervolgens hier een Perzisch leermeester, om te laten zien dat de gedachten die ik hier aanstip (hiertoe gebracht door het begrip minimalisme)  universeel zijn:
Avicenna, 980-1037
 Perzisch geneesheer en filosoof. 
Eckhart schrijft over hem: 
"Een leermeester, Avicenna geheten, zegt dat de geest, in zijn staat van afgescheidenheid, zo edel is, dat wat hij schouwt waar is, en wat hij verlangt hem wordt verleend,, en wat hij gebiedt gehoorzaam moet worden uitgevoerd."  
(Traktaten, Eckhart, p. 137.)

En tot besluit wil ik iets zeggen over de eenheid en de veelheid. Een mooier verband met het hoofdthema  'minimalisme' is er eigenlijk niet. Want hoe ga ik om met de grote veelheid aan boeken, truitjes, zeepjes.... maar vooral: aan gedachten - die ik allemaal heb, en die me allemaal beïnvloeden? 
Ik vond deze mooie zin, sprekend over acceptatie, in een recensie van het al genoemde boekje van Michel Dijkstra:
"Door af te stemmen op en te rusten in het ene verliest de veelheid haar chaotische karakter en vormt zij een mogelijkheid tot intieme verbinding." 

NB Afgescheidenheid kan ook heel anders worden verstaan dan hierboven; zie voor die andere betekenis Krishnamurti: 
Hierbij komt het begrip eenheid weer meer in het centrum. 

vrijdag 19 februari 2021

Reis naar het einde, Antonio Lobo Antunes, 2016.

Boekomslag Nederlandse uitgave: 2016
Oorspronkelijke uitgave 1980. De letterlijk vertaalde titel van Conhecimento do inferno luidt: 
Kennismaking met de hel. 
Opvallend is de vertaling van de titel, die helemaal geen vertaling is, maar gewoon iets anders zegt. Ik vind de Portugese titel veel mooier, dekt de lading prima. Waarom daar zo'n grote verandering in aanbrengen? Ik heb daar geen verklaring voor. 
Ik kon het niet laten hier een beeld uit One flew over the cuckoo's nest neer te zetten; bij alle verschillen met dit boek, geeft de film ook een akelig beeld van de arrogantie van de psychiatrie van destijds. Hier een kapotgemaakte Jack Nicholson, aan het eind van de film. 
Het hoofdthema in dit boek is de ellende van de psychiatrie, zoals de auteur die zelf beleefd heeft als jonge psychiater. 
Hij had dat beroep gekozen tegen wil en dank, omdat zijn vader (neurochirurg) dat wilde. Zelf wilde hij van meet af aan schrijver worden. 
Portugese troepen op patrouille in Angola, tijdens de Angolese Onafhankelijkheidsoorlog, 
van 1961 tot 1974. Guerilla-oorlog, met aan beide zijden begane ernstige wreedheden. 
Door de politiek van Salazar bracht hij ook nog eens twee jaar door in Angola, tijdens de oorlog. 
In dit boek verhaalt hij daar ook van: ik denk aan de scene, waarin hij seks heeft met een zwarte vrouw op een slaapmatje, zij is passief, een kreunende baby ligt naast haar. Haar man staat buiten en vraagt 'hoe gaat het, soldaat?'  als hij naar buiten komt met een nog open staande gulp. Het is haast luguber. 
Ook herinnert hij zich het doodmartelen van drie zwarten in Marimba, Angola. 
Verder is het vooral een opsomming van gebeurtenissen in het krankzinnigengesticht. Hij doet dat met een grote eruptie aan beelden, uitspraken of gebeurtenissen rond zijn personages. Daarin komen ook veel herhalingen voor, die de ellende alleen nog maar meer nadruk geven. 
Hij heeft het bij voorbeeld over 'de zee van moedermelk,'  en, ook steeds herhaald: 'wat van het orgasme'. Hij heeft het over 'de priesterdienst van de psychotherapie,' hij ligt in een doodskist van lood, die wordt geopend, hij wordt gegeten, anderen eten hem, het is beter de doden op te eten dan te lijden onder de vieze lucht (herinneringen aan Angola). Hij wordt gecastreerd. Spreekt tot zijn dochter Joanna. 
De beelden en gebeurtenissen in het gesticht worden afgewisseld met de indrukken van zijn autoreis van de Algarve naar Lissabon. 
Het ziekenhuis Miguel Bombarda is oorspronkelijk niet gebouwd als ziekenhuis, het was een klooster van de priesters van S. Vincent de Paul, een achttiende-eeuws gebouw dat toen bekend stond als het klooster van Rilhafoles.
In 1848 werd het omgevormd tot een psychiatrisch ziekenhuis dat toen Hospital dos Alienados de Rilhafoles heette ('Ziekenhuis voor Krankzinnigen'). Het was het eerste psychiatrische ziekenhuis in Portugal.
Miguel Augusto Bombarda (naamgever van het gesticht, 1851-1910) was psychiater en politicus. Hij wordt misschien het meest herinnerd als een van de belangrijkste samenzweerders van de revolutie van 1910. Een dag vóór die revolutie werd hij door een van zijn patiënten  vermoord.  Zijn laatste woorden op de operatietafel waren: 
“Zo dood te gaan is stom. Vanavond had ik kunnen sterven voor de Republiek. "
Tegenwoordig is het geen ziekenhuis meer, maar wordt het geloof ik als museum/ tentoonstellingsruimte gebruikt. 
Ik citeer een stukje uit Reis naar het einde over de hel van  de psychiatrie in dit boek: 
"En pas in 1973, toen ik aankwam in Hospital Miguel Bombarda, om daar te beginnen aan een lange reis door de hel, stelde ik vast dat de nacht inderdaad weg is uit de stad, dat hij zich van pleinen en kerkhoven en uit straten en parken heeft teruggetrokken en weggekropen is in de hoekjes van de zalen van dat ziekenhuis, net als de vleermuizen, in de plafondlampen en de kaduke medicijnkasten, in de apparaten voor het toedienen van elektroshocks, in de emmers met verband, de dozen met spuiten, tot de patiënten zwijgend terugkeren uit de eetzaal en in de verveloze ledikanten kruipen, waarna de verpleeghulp op het lichtknopje drukt en dat licht het walgelijke vilt van zijn vleugels, het walgelijke, plakkerige vilt van zijn vleugels uitspreidt over de mannen, die er tussen de lakens met onbedwingbare walging naar staren. De nacht die wegtrekt uit de stad lag op het geknikte gezicht van de patiënt die zich achter de garages had opgehangen, wiens kapotte gymschoenen lichtjes slingerden ter hoogte van mijn kin, lag in de sterfgevallen die ik vaststelde als ik dienst had en het ijskoude diafragma van mijn stethoscoop op borsten drukte die roerloos waren als eindelijk aangemeerde boten, lag in de ontstelde trekken van de levenden die opgesloten zaten tussen de muren en traliehekken van het gesticht, in het stof op de binnenplaatsen in de zomer, in de gevels van de huizen rondom. In 1973 was ik teruggekeerd uit de oorlog en ik wist alles van gewonden, van het janken van gewonden op de weg, van ontploffingen, schoten, mijnen, van door de explosie van een hinderlaag aan stukken gereten buiken, ik wist van gewonden en vermoorde baby’s, wist van vergoten bloed en heimwee, maar de hel was me bespaard gebleven."
Van de ZUCA-site, van vertaler Harrie Lemmens; Zuca-magazine: is een online magzine voor Portugeestalige poëzie. 
Zuca is ook op papier te koop. 
Eerdere boeken van Lobo Antunes beschrijven de andere stukken van zijn leven die hem psychisch hadden gehavend: In Memória de Elefante beschrijft hij zijn relationeel onvermogen (stukgelopen huwelijk) en in De Judaskus beschrijft hij de oorlog. In dit Reis naar het einde komt dus zijn ervaring in de psychiatrie aan de orde. 
Deze eerste drie boeken uit zijn literaire carrière houdt hij nog heel lang bij zich, bijna tien jaar voordat hij ze publiceert.

Mijn keuze voor dit boek. 
Die ligt in een eerder gelezen boek van Lobo Antunes: zie mijn blog FADO ALEXANDRINA. De oorspronkelijke uitgave van dat boek was van 1983. Ik vond het geweldig!
Antonio Lobo Antunes in 2010; geboren 1942.
Aanvankelijk was ik helemaal niet zo enthousiast over dit boek, Reis naar het einde. Ik vond de overdaad aan beelden, en soms ook de keuze van de beelden verschrikkelijk!  Een paar voorbeelden: 'Een vrouwelijke psychiater, type boerenmerrie, groot lijf, grote poten, grote zware stupide paardenkin waarmee ze op de teugel van een bubbelgum kauwde...' (p. 92) 
Of: 
'En bij het zien van zijn opgezwollen varkensgezicht, de rubberen trekzakglimlach op zijn wangen, een glimlach die vals piepte als een astmatische accordeon....'(p. 96)
De boosaardigheid, lelijkheid en dan zo breed uitgemeten, stonden me tegen. 
Nog een keer, de auteur, van wie we hier feitelijk een stuk autobiografie lezen. 
Ik weet niet wat een ommekeer bij me bewerkstelligde. Misschien dat ik opeens aanvoelde dat de agressie die uit de beelden spreekt, getuigen van een gewonde ziel. De vertaler, Harrie Lemmens, vertelt in het nawoord ook hoe de ziekte van de hoofdpersoon heet: bouffée délirante. Daarbij barst de patiënt uit in hevige agressie, die zowel een fysieke als verbale vorm kan aannemen. de aanvallen zijn kortstondig en gaan gepaard met extreme fantasiebeelden en waanvoorstelling. 

Reis naar het einde is een boek vol bittere duisternis die in de ziel snijdt. Maar het is ook een onontwarbaar kluwen van over elkaar buitelende beelden, gedachten en scènes. 
Soms wordt het malen (piekeren) namelijk te sterk en gaat het mis. Dat is het moment waarop de echte hel begint. Die betreft de mensen die vanwege de oorlog (ga weg, verdwijn!) of om duizend-en-een andere redenen verward, door de donkere nacht van hun wanen dwalen, alleen bereikbaar voor de spoken die hun hoofd bevolken.
Zij worden zieken of patiënten, of cliënten, of bewoners genoemd. En de anderen zijn de cipiers, de arroganten: de begeleiders en verzorgers, het team van artsen en verpleegkundigen, psychiaters en psychologen. Dat hele leger dat zich over de menselijke geest met kortsluiting buigt – maar niet over het juiste gereedschap beschikt om een einde te maken aan het knetteren, sissen en vonken.
De mensen die aan de zorg zijn overgeleverd verdwijnen in een web van afhankelijkheid. Meestal alleen 'geholpen' door prikken en pillen.
 
Dit is  het Veiligheidspaviljoen waar patiënten verbleven die een misdrijf hadden gepleegd. Wettelijk waren ze niet toerekeningsvatbaar waren omdat ze leden aan een psychische aandoening. Het gebouw is een van de weinige panoptische gebouwen ter wereld, en het enige met een openluchttuin in het midden, bedoeld voor de patiënten om overdag buiten hun kamers (of cellen, als je dat wilt) te kunnen verblijven. In zekere zin waren ze vrij, maar alleen binnen die kleine cirkel van kamers.

De roman is sterk autobiografisch. Lobo Antunes faalt in zijn beroep en hij weet dat hij faalt, omdat hij geen oplossing heeft. Het enige wat de schrijver in hem kan doen is dingen benoemen en aan de kaak stellen.dammen met de doden. Hij wil weg, maar de deur van de hel kan niet open.
Literatuur gaat niet alleen ergens over, literatuur gaat op een bijzondere manier ergens over. Dat bijzondere heet stijl. Eigenlijk maakt het me niet uit waarover de boeken van Lobo Antunes gaan, schreef recensent Alle Lansu ooit. Het zijn zijn zinnen die me meeslepen in een soort roes.
Vertaler Harrie Lemmens, geboren 1953. 
Joseph Margolis, Amerikaans filosoof (1924) omschreef in zijn werk Negativities: The Limits of Life dat Lobo Antunes in dit werk kon schrijven zoals hij deed dank zij het besef van menselijke negativiteiten, omdat die kunnen leiden tot het verlies en/of beperkingen van ieder betekenisvol leven.
Een andere filosoof, Walter Benjamin (1892-1940), spreekt in dit verband van "vernietiging van ervaring."  Met andere woorden, denk ik: de mens met zijn persoonlijke ervaring doet er niet meer toe.
Joseph Margolis.
Boek van Walter Benjamin.

woensdag 17 februari 2021

De Val, Albert Camus, 1957 (1961)

Boekomslag.
Na De Pest vonden we het leuk elkaar aan tafel De Val van Albert Camus voor te lezen.
Een heel ander verhaal!
Franse (oorspronkelijke) uitgave.
De Val is één lange monoloog, hetgeen niet natuurlijk overkomt. Er gebeurt ook niks, waardoor het een beetje saai lijkt. Maar goed, dat betreft alleen de vorm. Als zodanig is het ook alleen maar een vehikel voor Camus om zijn gedachten, zijn filosofie over het bestaan vorm te geven.
Nog even doorbordurend op die uiterlijke vorm: het was verrassend te lezen  dat het gesprek tussen de hoofdpersoon, Jean Baptiste Clamence en zijn anonieme toehoorder - die later blijkt ook advocaat te zijn - plaats vinden in.... Amsterdam! Ze ontmoeten elkaar daar in een bar aan de Zeedijk, Mexico-City.
Stone’s Café, meer dan dertig jaar geleden Café Mexico-City
De foto hierboven haal ik van de site Camus' stappen in Amsterdam. 
Het huis met de Moriaantjes, van dezelfde site. 
Ze wandelen ook langs de Herengracht 514, het huis met de Moortjes. "Kijk, dat is nu mijn huis, ik handel in slaven, ik ben koopman in zwart vlees", legt Camus de huiseigenaar in de mond. (pagina 41.)
Ik blijf nog even bij de plaats van handeling/wandeling: ze komen ook buiten Amsterdam, namelijk op Marken, aan de rand van het IJsselmeer. Ze kijken uit over een grauwe zee, waar wal en water door de mist haast ongemerkt in elkaar overgaan.
Marken Haven - Periode : 1940 - 1960
Maar, zoals gezegd, het gaat in dit boek vooral om de filosofische overwegingen. Camus is existentialist, de filosofie van de 'mains sales', de vuile handen. De term is van Sartre, die een toneelstuk schreef onder die titel. Hoewel Camus en Sartre uit elkaar groeiden, staat in dit boekje het verlies van de onschuld, het niet kunnen leven zonder vuile handen te maken, in het centrum. Ik ga verder niet in op de inhoudelijke verschillen met Camus. 
De site Info-nu geeft heel overzichtelijke informatie over het boek, geïnteresseerden kunnen daar terecht. Ik geef hier mijn eigen indrukken weer: 
Alles draait in dit boek om wat de titel al weergeeft: De Val, inderdaad een val, eigenlijk eerder: een sprong, van een jonge vrouw vanaf een brug, de Pont des Arts, in de Seine. De verteller liep langs haar, vervolgde zijn weg langs de Seine, en merkte toen aan een gil en  een plons dat ze in het water gesprongen was. In plaats van iets te doen, verstijfde hij, stak een sigaret op en vervolgde toen zijn weg.
De Pont des Arts (of Passerelle des Arts);  brug te  Parijs over de Seine. Hij dankt zijn naam aan het Louvre, ooit het "Palais des Arts" werd genoemd. 
Maar die gebeurtenis veranderde wel zijn hele leven.
Opmerkelijk is, dat voorafgaand aan die sprong Clamence een lach hoorde, zie pagina 37. Die lach weerklinkt ook nog herhaaldelijk in het boek. Als om het belachelijke, lees: het absurde van het leven aan te geven.
Clamence beschrijft in de loop van het verhaal hoe zijn leven een andere loop nam. Hij was ooit advocaat, een die het er goed van nam, zichzelf flink op de borst klopte, ja reuze met zichzelf was ingenomen. Hij was dol op de vrouwen, en zij op hem. Een echte Don Juan. En of hij ze ongelukkig maakte of niet, dat veranderde niets aan zijn houding. "Clamence beschouwde zichzelf als een supermens. Zijn houding tegenover cliënten en rechters, zijn geniale pleidooien, zijn verhouding tot de vrouwen, kortom het hele leven was voor hem niets anders dan een boeiend spel, waarin hij zelf de hoofdrol vertolkte en waarvan hij het stralende middelpunt was."
Afbeelding van Don Juan, boek van Molière.
Gaandeweg het leven - en na de zelfmoord van de jonge vrouw - leert hij in te zien, dat hij helemaal niet zo'n toffe peer is als hij zich altijd verbeeldde. Integendeel. 
Het noopt hem, uiteindelijk te veranderen van beroep, hij wordt van advocaat 'rechter in penitentie'

Uit: DBNL dit citaat: 
"Maar toch, ook bij Jean Baptiste Clamence, de boetedoende rechter uit ‘De Val’, kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Voor de breuklijn in zijn leven heerste hij over de mensen, maar na verloop van tijd eveneens daarna. Nu in zijn functie van boetedoende rechter. Een functie waarin hij na eerst zijn eigen fouten en karaktergebreken met meedogenloze zelfkritiek op tafel te hebben gelegd, zijn medemensen met scherpe kritiek gaat analyseren. Wat met zoveel woorden wil zeggen dat ook hij probeert op allerlei mogelijke manieren zijn handen schoon te wassen [zie ook het slot van het aangehaalde citaat]. Hierin toont zich tevens de somtijds sceptische kijk van Camus op zijn medemensen." 

Hoe dan ook, kan hij het leven zo weer een beetje aan. 
Dit is de foto van een oubliette; mijn boekje verhaalt van 'een malconfort', qua inhoud komt het precies met een oubliette overeen: een middeleeuwse vorm van gevangenschap, zonder bewegingsvrijheid voor de gevangene. 
Voor Camus zit ieder mens, schuldig en wel, in het malconfort. Hij kan geen kant op. 

De slotzin is aandoenlijk: hij zou wel willen, dat hij nog een keer in de situatie gebracht zou worden van de val van het meisje in de Seine. Ik citeer:

"Lieve kind, gooi je toch alsjeblieft nog eens in het water, geef me nog één keer de kans je te redden en mijzelf erbij!' Geef me nog een kans - daar heb ik me wel wat onvoorzichtig uitgedrukt! Stelt u zich eens voor, geachte confrère, dat zij ons aan ons woord zou houden? Dan zouden we wel moeten. En het water is zo koud! Brrr! Gelukkig hoeven we ons daar niet ongerust over te maken! Het is te laat en het zal altijd te laat blijven. Gelukkig maar!"

De Val is een heel persoonlijke roman. De vrouw die zelfmoord pleegt is ook een verwijzing naar Camus’ eigen val (o.a. zijn breuk met Sartre) en amoureuze escapades. Hij trouwde twee keer en had talloze buitenechtelijke relaties, waarvan er hij meestal meerdere tegelijk in de lucht hield.
Albert en Francine Camus
Camus' vrouw heeft erg geleden onder al die amoureuze escapades, en ook hijzelf. Zij werd depressief door zijn ontrouw en kreeg suicidale neigingen waardoor zij uit het raam sprong van de inrichting waarin zij was opgenomen. In feite slaat de titel van het boek De val, ook op deze val en op zijn zondeval en de zonden die hij opbiecht. 
“Albert’s feelings for his wife remained complex and he mentioned in a letter to her cousin Nicole Chaperton how he was moved by the generosity of Francine, ‘whom I never stopped loving in my bad way’… He said that Francine had ‘forgiven’ him.”
Dit staat te lezen in de biografie over Camus, van Olivier Todd. (Todd, p 342-47).
Biografie over Camus.
Olivier René Louis Todd, schrijver en journalist, Frans, geboren 1929. 
Een kernthema is dus, zoals gezegd: onschuld bestaat niet; altruïsme (oude vrouwtjes helpen met oversteken) is vaak maar ijdelheid. Het is mooi, hoe dit thema ondersteund wordt door een detail: Clamence heeft het paneel De Rechtvaardige Rechters, gestolen van het drieluik te Gent, het Lam Gods. Niemand die het mist, want niemand kan het origineel onderscheiden van de kopie die ervoor in de plaats is gezet. Clamence beweert trots, dat hij de enige is die de 'ware rechters' kent. Op het schilderij trekken de rechters op naar het Lam - maar dat Lam bestaat niet meer, net zo min als de onschuld.
Het paneel was inderdaad gestolen, in 1934. 
'Gerechtigheid en onschuld zijnvoorgoed van elkaar gescheiden, en de onschuld is aan het kruis genageld. De gerechtigheid is bij hem in de kast gestopt (waar hij het schilderij verbergt).' Parafrase, p. 126.
De Rechtvaardige Rechters, 1432.
 Jan en Hubert van Eyck
Interessant om weten is dat de naam van het hoofdpersonage, Clamence, slechts één letter verschilt van het Franse woord clémence, dat genade of welwillendheid betekent. Het hoofdpersonage is het beu om nog mensen te verdedigen in een rechtszaal, want er zijn in feite geen onschuldigen; er is alleen de erfzonde. Alle mensen zijn medeplichtigen.
Kruisbeeld Notre Dame te Senlis
"..... en de onschuld is aan het kruis genageld.'
Camus heeft liefde voor Jezus. Ik las dat destijds al in zijn  L'Homme Révolté; nu in dit boek kwam ik het opnieuw tegen. 
Camus vindt de 'schuld' van Jezus de door zijn geboorte veroorzaakte kindermoord te Bethlehem voltrokken. 
Zie voor meer informatie onder andere Civis Mundi. Jezus is voor Camus tot aan zijn absolute einde het voorbeeld van de ware menselijkheid. Hij houdt niet van messiasfiguren, wel van inspirerende voorbeelden. Een verlosser is er alleen voor een kleine groep uitverkorenen, met bovenmenselijke aspiraties. Verlossers doorbreken in feite de menselijke solidariteit. 
Deze Jezus - anders dan de chriistelijke - ontdekte hij in de gnostiek van Basilides (2e eeuw), en in  La Vie de Jésus, van Renan.

Camus zou begin 1960 terugkeren naar Amsterdam voor een verfilming van De Val. Maar op 4 januari kwam hij om bij een auto-ongeluk. 
Speciale editie, 1960.
Tot slot: 
Er viel soms ook nog wel wat te lachen: 
Bij voorbeeld: 
"Ik loog als een kiezentrekker op de kermis." p. 98
Jan Steen, de kiezentrekker, 1651
Of: 
"Huwelijken als geestelijke lijkkoetsen van iedere ondernemingszin en verbeeldingskracht." p. 101
Ik vond dit résumé op YouTube; in het Frans, wel erg leuk!