Boekomslag Nederlandse uitgave: 2016
Oorspronkelijke uitgave 1980. De letterlijk vertaalde titel van Conhecimento do inferno luidt:
Kennismaking met de hel.
Opvallend is de vertaling van de titel, die helemaal geen vertaling is, maar gewoon iets anders zegt. Ik vind de Portugese titel veel mooier, dekt de lading prima. Waarom daar zo'n grote verandering in aanbrengen? Ik heb daar geen verklaring voor.
Ik kon het niet laten hier een beeld uit One flew over the cuckoo's nest neer te zetten; bij alle verschillen met dit boek, geeft de film ook een akelig beeld van de arrogantie van de psychiatrie van destijds. Hier een kapotgemaakte Jack Nicholson, aan het eind van de film.
Het hoofdthema in dit boek is de ellende van de psychiatrie, zoals de auteur die zelf beleefd heeft als jonge psychiater.
Hij had dat beroep gekozen tegen wil en dank, omdat zijn vader (neurochirurg) dat wilde. Zelf wilde hij van meet af aan schrijver worden.
Portugese troepen op patrouille in Angola, tijdens de Angolese Onafhankelijkheidsoorlog,
van 1961 tot 1974. Guerilla-oorlog, met aan beide zijden begane ernstige wreedheden.
Door de politiek van Salazar bracht hij ook nog eens twee jaar door in Angola, tijdens de oorlog.
In dit boek verhaalt hij daar ook van: ik denk aan de scene, waarin hij seks heeft met een zwarte vrouw op een slaapmatje, zij is passief, een kreunende baby ligt naast haar. Haar man staat buiten en vraagt 'hoe gaat het, soldaat?' als hij naar buiten komt met een nog open staande gulp. Het is haast luguber.
Ook herinnert hij zich het doodmartelen van drie zwarten in Marimba, Angola.
Verder is het vooral een opsomming van gebeurtenissen in het krankzinnigengesticht. Hij doet dat met een grote eruptie aan beelden, uitspraken of gebeurtenissen rond zijn personages. Daarin komen ook veel herhalingen voor, die de ellende alleen nog maar meer nadruk geven.
Hij heeft het bij voorbeeld over 'de zee van moedermelk,' en, ook steeds herhaald: 'wat van het orgasme'. Hij heeft het over 'de priesterdienst van de psychotherapie,' hij ligt in een doodskist van lood, die wordt geopend, hij wordt gegeten, anderen eten hem, het is beter de doden op te eten dan te lijden onder de vieze lucht (herinneringen aan Angola). Hij wordt gecastreerd. Spreekt tot zijn dochter Joanna.
De beelden en gebeurtenissen in het gesticht worden afgewisseld met de indrukken van zijn autoreis van de Algarve naar Lissabon.
Het ziekenhuis Miguel Bombarda is oorspronkelijk niet gebouwd als ziekenhuis, het was een klooster van de priesters van S. Vincent de Paul, een achttiende-eeuws gebouw dat toen bekend stond als het klooster van Rilhafoles.
In 1848 werd het omgevormd tot een psychiatrisch ziekenhuis dat toen Hospital dos Alienados de Rilhafoles heette ('Ziekenhuis voor Krankzinnigen'). Het was het eerste psychiatrische ziekenhuis in Portugal.
Miguel Augusto Bombarda (naamgever van het gesticht, 1851-1910) was psychiater en politicus. Hij wordt misschien het meest herinnerd als een van de belangrijkste samenzweerders van de revolutie van 1910. Een dag vóór die revolutie werd hij door een van zijn patiënten vermoord. Zijn laatste woorden op de operatietafel waren:
“Zo dood te gaan is stom. Vanavond had ik kunnen sterven voor de Republiek. "
Tegenwoordig is het geen ziekenhuis meer, maar wordt het geloof ik als museum/ tentoonstellingsruimte gebruikt.
Ik citeer een stukje uit Reis naar het einde over de hel van de psychiatrie in dit boek:
"En pas in 1973, toen ik aankwam in Hospital Miguel Bombarda, om daar te beginnen aan een lange reis door de hel, stelde ik vast dat de nacht inderdaad weg is uit de stad, dat hij zich van pleinen en kerkhoven en uit straten en parken heeft teruggetrokken en weggekropen is in de hoekjes van de zalen van dat ziekenhuis, net als de vleermuizen, in de plafondlampen en de kaduke medicijnkasten, in de apparaten voor het toedienen van elektroshocks, in de emmers met verband, de dozen met spuiten, tot de patiënten zwijgend terugkeren uit de eetzaal en in de verveloze ledikanten kruipen, waarna de verpleeghulp op het lichtknopje drukt en dat licht het walgelijke vilt van zijn vleugels, het walgelijke, plakkerige vilt van zijn vleugels uitspreidt over de mannen, die er tussen de lakens met onbedwingbare walging naar staren. De nacht die wegtrekt uit de stad lag op het geknikte gezicht van de patiënt die zich achter de garages had opgehangen, wiens kapotte gymschoenen lichtjes slingerden ter hoogte van mijn kin, lag in de sterfgevallen die ik vaststelde als ik dienst had en het ijskoude diafragma van mijn stethoscoop op borsten drukte die roerloos waren als eindelijk aangemeerde boten, lag in de ontstelde trekken van de levenden die opgesloten zaten tussen de muren en traliehekken van het gesticht, in het stof op de binnenplaatsen in de zomer, in de gevels van de huizen rondom. In 1973 was ik teruggekeerd uit de oorlog en ik wist alles van gewonden, van het janken van gewonden op de weg, van ontploffingen, schoten, mijnen, van door de explosie van een hinderlaag aan stukken gereten buiken, ik wist van gewonden en vermoorde baby’s, wist van vergoten bloed en heimwee, maar de hel was me bespaard gebleven."
Van de
ZUCA-site, van vertaler Harrie Lemmens;
Zuca-magazine: is een online magzine voor Portugeestalige poëzie.
Zuca is ook op papier te koop.
Eerdere boeken van Lobo Antunes beschrijven de andere stukken van zijn leven die hem psychisch hadden gehavend: In Memória de Elefante beschrijft hij zijn relationeel onvermogen (stukgelopen huwelijk) en in De Judaskus beschrijft hij de oorlog. In dit Reis naar het einde komt dus zijn ervaring in de psychiatrie aan de orde.
Deze eerste drie boeken uit zijn literaire carrière houdt hij nog heel lang bij zich, bijna tien jaar voordat hij ze publiceert.
Mijn keuze voor dit boek.
Die ligt in een eerder gelezen boek van Lobo Antunes: zie mijn blog
FADO ALEXANDRINA. De oorspronkelijke uitgave van dat boek was van 1983. Ik vond het geweldig!
Antonio Lobo Antunes in 2010; geboren 1942.
Aanvankelijk was ik helemaal niet zo enthousiast over dit boek,
Reis naar het einde. Ik vond de overdaad aan beelden, en soms ook de keuze van de beelden verschrikkelijk! Een paar voorbeelden:
'Een vrouwelijke psychiater, type boerenmerrie, groot lijf, grote poten, grote zware stupide paardenkin waarmee ze op de teugel van een bubbelgum kauwde...' (p. 92) Of:
'En bij het zien van zijn opgezwollen varkensgezicht, de rubberen trekzakglimlach op zijn wangen, een glimlach die vals piepte als een astmatische accordeon....'(p. 96)
De boosaardigheid, lelijkheid en dan zo breed uitgemeten, stonden me tegen.
Nog een keer, de auteur, van wie we hier feitelijk een stuk autobiografie lezen.
Ik weet niet wat een ommekeer bij me bewerkstelligde. Misschien dat ik opeens aanvoelde dat de agressie die uit de beelden spreekt, getuigen van een gewonde ziel. De vertaler, Harrie Lemmens, vertelt in het nawoord ook hoe de ziekte van de hoofdpersoon heet: bouffée délirante. Daarbij barst de patiënt uit in hevige agressie, die zowel een fysieke als verbale vorm kan aannemen. de aanvallen zijn kortstondig en gaan gepaard met extreme fantasiebeelden en waanvoorstelling.
Reis naar het einde is een boek vol bittere duisternis die in de ziel snijdt. Maar het is ook een onontwarbaar kluwen van over elkaar buitelende beelden, gedachten en scènes.
Soms wordt het malen (piekeren) namelijk te sterk en gaat het mis. Dat is het moment waarop de echte hel begint. Die betreft de mensen die vanwege de oorlog (ga weg, verdwijn!) of om duizend-en-een andere redenen verward, door de donkere nacht van hun wanen dwalen, alleen bereikbaar voor de spoken die hun hoofd bevolken.
Zij worden zieken of patiënten, of cliënten, of bewoners genoemd. En de anderen zijn de cipiers, de arroganten: de begeleiders en verzorgers, het team van artsen en verpleegkundigen, psychiaters en psychologen. Dat hele leger dat zich over de menselijke geest met kortsluiting buigt – maar niet over het juiste gereedschap beschikt om een einde te maken aan het knetteren, sissen en vonken.
De mensen die aan de zorg zijn overgeleverd verdwijnen in een web van afhankelijkheid. Meestal alleen 'geholpen' door prikken en pillen.
Dit is het Veiligheidspaviljoen waar patiënten verbleven die een misdrijf hadden gepleegd. Wettelijk waren ze niet toerekeningsvatbaar waren omdat ze leden aan een psychische aandoening. Het gebouw is een van de weinige panoptische gebouwen ter wereld, en het enige met een openluchttuin in het midden, bedoeld voor de patiënten om overdag buiten hun kamers (of cellen, als je dat wilt) te kunnen verblijven. In zekere zin waren ze vrij, maar alleen binnen die kleine cirkel van kamers.
De roman is sterk autobiografisch. Lobo Antunes faalt in zijn beroep en hij weet dat hij faalt, omdat hij geen oplossing heeft. Het enige wat de schrijver in hem kan doen is dingen benoemen en aan de kaak stellen.dammen met de doden. Hij wil weg, maar de deur van de hel kan niet open.
Literatuur gaat niet alleen ergens over, literatuur gaat op een bijzondere manier ergens over. Dat bijzondere heet stijl. Eigenlijk maakt het me niet uit waarover de boeken van Lobo Antunes gaan, schreef recensent Alle Lansu ooit. Het zijn zijn zinnen die me meeslepen in een soort roes.
Vertaler Harrie Lemmens, geboren 1953.
Joseph Margolis, Amerikaans filosoof (1924) omschreef in zijn werk Negativities: The Limits of Life dat Lobo Antunes in dit werk kon schrijven zoals hij deed dank zij het besef van menselijke negativiteiten, omdat die kunnen leiden tot het verlies en/of beperkingen van ieder betekenisvol leven.
Een andere filosoof, Walter Benjamin (1892-1940), spreekt in dit verband van "vernietiging van ervaring." Met andere woorden, denk ik: de mens met zijn persoonlijke ervaring doet er niet meer toe.
Joseph Margolis.
Boek van Walter Benjamin.