woensdag 17 februari 2021

De Val, Albert Camus, 1957 (1961)

Boekomslag.
Na De Pest vonden we het leuk elkaar aan tafel De Val van Albert Camus voor te lezen.
Een heel ander verhaal!
Franse (oorspronkelijke) uitgave.
De Val is één lange monoloog, hetgeen niet natuurlijk overkomt. Er gebeurt ook niks, waardoor het een beetje saai lijkt. Maar goed, dat betreft alleen de vorm. Als zodanig is het ook alleen maar een vehikel voor Camus om zijn gedachten, zijn filosofie over het bestaan vorm te geven.
Nog even doorbordurend op die uiterlijke vorm: het was verrassend te lezen  dat het gesprek tussen de hoofdpersoon, Jean Baptiste Clamence en zijn anonieme toehoorder - die later blijkt ook advocaat te zijn - plaats vinden in.... Amsterdam! Ze ontmoeten elkaar daar in een bar aan de Zeedijk, Mexico-City.
Stone’s Café, meer dan dertig jaar geleden Café Mexico-City
De foto hierboven haal ik van de site Camus' stappen in Amsterdam. 
Het huis met de Moriaantjes, van dezelfde site. 
Ze wandelen ook langs de Herengracht 514, het huis met de Moortjes. "Kijk, dat is nu mijn huis, ik handel in slaven, ik ben koopman in zwart vlees", legt Camus de huiseigenaar in de mond. (pagina 41.)
Ik blijf nog even bij de plaats van handeling/wandeling: ze komen ook buiten Amsterdam, namelijk op Marken, aan de rand van het IJsselmeer. Ze kijken uit over een grauwe zee, waar wal en water door de mist haast ongemerkt in elkaar overgaan.
Marken Haven - Periode : 1940 - 1960
Maar, zoals gezegd, het gaat in dit boek vooral om de filosofische overwegingen. Camus is existentialist, de filosofie van de 'mains sales', de vuile handen. De term is van Sartre, die een toneelstuk schreef onder die titel. Hoewel Camus en Sartre uit elkaar groeiden, staat in dit boekje het verlies van de onschuld, het niet kunnen leven zonder vuile handen te maken, in het centrum. Ik ga verder niet in op de inhoudelijke verschillen met Camus. 
De site Info-nu geeft heel overzichtelijke informatie over het boek, geïnteresseerden kunnen daar terecht. Ik geef hier mijn eigen indrukken weer: 
Alles draait in dit boek om wat de titel al weergeeft: De Val, inderdaad een val, eigenlijk eerder: een sprong, van een jonge vrouw vanaf een brug, de Pont des Arts, in de Seine. De verteller liep langs haar, vervolgde zijn weg langs de Seine, en merkte toen aan een gil en  een plons dat ze in het water gesprongen was. In plaats van iets te doen, verstijfde hij, stak een sigaret op en vervolgde toen zijn weg.
De Pont des Arts (of Passerelle des Arts);  brug te  Parijs over de Seine. Hij dankt zijn naam aan het Louvre, ooit het "Palais des Arts" werd genoemd. 
Maar die gebeurtenis veranderde wel zijn hele leven.
Opmerkelijk is, dat voorafgaand aan die sprong Clamence een lach hoorde, zie pagina 37. Die lach weerklinkt ook nog herhaaldelijk in het boek. Als om het belachelijke, lees: het absurde van het leven aan te geven.
Clamence beschrijft in de loop van het verhaal hoe zijn leven een andere loop nam. Hij was ooit advocaat, een die het er goed van nam, zichzelf flink op de borst klopte, ja reuze met zichzelf was ingenomen. Hij was dol op de vrouwen, en zij op hem. Een echte Don Juan. En of hij ze ongelukkig maakte of niet, dat veranderde niets aan zijn houding. "Clamence beschouwde zichzelf als een supermens. Zijn houding tegenover cliënten en rechters, zijn geniale pleidooien, zijn verhouding tot de vrouwen, kortom het hele leven was voor hem niets anders dan een boeiend spel, waarin hij zelf de hoofdrol vertolkte en waarvan hij het stralende middelpunt was."
Afbeelding van Don Juan, boek van Molière.
Gaandeweg het leven - en na de zelfmoord van de jonge vrouw - leert hij in te zien, dat hij helemaal niet zo'n toffe peer is als hij zich altijd verbeeldde. Integendeel. 
Het noopt hem, uiteindelijk te veranderen van beroep, hij wordt van advocaat 'rechter in penitentie'

Uit: DBNL dit citaat: 
"Maar toch, ook bij Jean Baptiste Clamence, de boetedoende rechter uit ‘De Val’, kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Voor de breuklijn in zijn leven heerste hij over de mensen, maar na verloop van tijd eveneens daarna. Nu in zijn functie van boetedoende rechter. Een functie waarin hij na eerst zijn eigen fouten en karaktergebreken met meedogenloze zelfkritiek op tafel te hebben gelegd, zijn medemensen met scherpe kritiek gaat analyseren. Wat met zoveel woorden wil zeggen dat ook hij probeert op allerlei mogelijke manieren zijn handen schoon te wassen [zie ook het slot van het aangehaalde citaat]. Hierin toont zich tevens de somtijds sceptische kijk van Camus op zijn medemensen." 

Hoe dan ook, kan hij het leven zo weer een beetje aan. 
Dit is de foto van een oubliette; mijn boekje verhaalt van 'een malconfort', qua inhoud komt het precies met een oubliette overeen: een middeleeuwse vorm van gevangenschap, zonder bewegingsvrijheid voor de gevangene. 
Voor Camus zit ieder mens, schuldig en wel, in het malconfort. Hij kan geen kant op. 

De slotzin is aandoenlijk: hij zou wel willen, dat hij nog een keer in de situatie gebracht zou worden van de val van het meisje in de Seine. Ik citeer:

"Lieve kind, gooi je toch alsjeblieft nog eens in het water, geef me nog één keer de kans je te redden en mijzelf erbij!' Geef me nog een kans - daar heb ik me wel wat onvoorzichtig uitgedrukt! Stelt u zich eens voor, geachte confrère, dat zij ons aan ons woord zou houden? Dan zouden we wel moeten. En het water is zo koud! Brrr! Gelukkig hoeven we ons daar niet ongerust over te maken! Het is te laat en het zal altijd te laat blijven. Gelukkig maar!"

De Val is een heel persoonlijke roman. De vrouw die zelfmoord pleegt is ook een verwijzing naar Camus’ eigen val (o.a. zijn breuk met Sartre) en amoureuze escapades. Hij trouwde twee keer en had talloze buitenechtelijke relaties, waarvan er hij meestal meerdere tegelijk in de lucht hield.
Albert en Francine Camus
Camus' vrouw heeft erg geleden onder al die amoureuze escapades, en ook hijzelf. Zij werd depressief door zijn ontrouw en kreeg suicidale neigingen waardoor zij uit het raam sprong van de inrichting waarin zij was opgenomen. In feite slaat de titel van het boek De val, ook op deze val en op zijn zondeval en de zonden die hij opbiecht. 
“Albert’s feelings for his wife remained complex and he mentioned in a letter to her cousin Nicole Chaperton how he was moved by the generosity of Francine, ‘whom I never stopped loving in my bad way’… He said that Francine had ‘forgiven’ him.”
Dit staat te lezen in de biografie over Camus, van Olivier Todd. (Todd, p 342-47).
Biografie over Camus.
Olivier René Louis Todd, schrijver en journalist, Frans, geboren 1929. 
Een kernthema is dus, zoals gezegd: onschuld bestaat niet; altruïsme (oude vrouwtjes helpen met oversteken) is vaak maar ijdelheid. Het is mooi, hoe dit thema ondersteund wordt door een detail: Clamence heeft het paneel De Rechtvaardige Rechters, gestolen van het drieluik te Gent, het Lam Gods. Niemand die het mist, want niemand kan het origineel onderscheiden van de kopie die ervoor in de plaats is gezet. Clamence beweert trots, dat hij de enige is die de 'ware rechters' kent. Op het schilderij trekken de rechters op naar het Lam - maar dat Lam bestaat niet meer, net zo min als de onschuld.
Het paneel was inderdaad gestolen, in 1934. 
'Gerechtigheid en onschuld zijnvoorgoed van elkaar gescheiden, en de onschuld is aan het kruis genageld. De gerechtigheid is bij hem in de kast gestopt (waar hij het schilderij verbergt).' Parafrase, p. 126.
De Rechtvaardige Rechters, 1432.
 Jan en Hubert van Eyck
Interessant om weten is dat de naam van het hoofdpersonage, Clamence, slechts één letter verschilt van het Franse woord clémence, dat genade of welwillendheid betekent. Het hoofdpersonage is het beu om nog mensen te verdedigen in een rechtszaal, want er zijn in feite geen onschuldigen; er is alleen de erfzonde. Alle mensen zijn medeplichtigen.
Kruisbeeld Notre Dame te Senlis
"..... en de onschuld is aan het kruis genageld.'
Camus heeft liefde voor Jezus. Ik las dat destijds al in zijn  L'Homme Révolté; nu in dit boek kwam ik het opnieuw tegen. 
Camus vindt de 'schuld' van Jezus de door zijn geboorte veroorzaakte kindermoord te Bethlehem voltrokken. 
Zie voor meer informatie onder andere Civis Mundi. Jezus is voor Camus tot aan zijn absolute einde het voorbeeld van de ware menselijkheid. Hij houdt niet van messiasfiguren, wel van inspirerende voorbeelden. Een verlosser is er alleen voor een kleine groep uitverkorenen, met bovenmenselijke aspiraties. Verlossers doorbreken in feite de menselijke solidariteit. 
Deze Jezus - anders dan de chriistelijke - ontdekte hij in de gnostiek van Basilides (2e eeuw), en in  La Vie de Jésus, van Renan.

Camus zou begin 1960 terugkeren naar Amsterdam voor een verfilming van De Val. Maar op 4 januari kwam hij om bij een auto-ongeluk. 
Speciale editie, 1960.
Tot slot: 
Er viel soms ook nog wel wat te lachen: 
Bij voorbeeld: 
"Ik loog als een kiezentrekker op de kermis." p. 98
Jan Steen, de kiezentrekker, 1651
Of: 
"Huwelijken als geestelijke lijkkoetsen van iedere ondernemingszin en verbeeldingskracht." p. 101
Ik vond dit résumé op YouTube; in het Frans, wel erg leuk!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten