dinsdag 24 december 2019

De Rustelozen, Olga Tokarczuk, 2011 (2007)

Boekomslag.
Ik was benieuwd naar deze Poolse schrijfster, die dit jaar met terugwerkende kracht de Nobelprijs voor de literatuur over het jaar 2018 won. Voor het jaar 2019 kwam de prijs in handen van Peter Handke. 
In 2018 brak Tokarczuk internationaal door na het winnen van de Man Booker International Prize voor Flights, de Engelse vertaling van haar boek Bieguni uit 2007. Dat is het onderhavige boek, in het Nederlands vertaald door Greet Pauwelijn als De rustelozen
Greet Pauwelijn, vertaalster. 
Tokarczuk is geboren in 1962, en geldt als een feministisch schrijfster. 
Echt feministisch kon ik dit boek niet noemen, trouwens. Wel voel je een lading onder zo'n verhaal als dat  over de professor met zijn veel jongere vrouw, die samen cruises maken. Zij treedt op als zijn persoonlijk verzorgster, zijn secretaresse, zijn minnares, zaakwaarnemer enzovoorts. Geen wonder, dat ze in haar droom een orgasme beleeft, nadat ze een knappe Noor heeft ontmoet, een prachtige man, en meer van haar eigen leeftijd. - Maar ze blijft netjes bij haar man.
Tokarczuk is van oorsprong psycholoog, en wijdt in deze reis-roman ook woorden aan de psychologie van het reizen. 
Sommige van haar werken worden door  Poolse nationalisten, waaronder Waldemar Bonkowski van de PiS, als on-Pools gezien. 
De schrijfster, geboren in 1962. 
Uit: De Groene: 
Een boek staat boven het gedruis van de wereld. Toch leverde haar werk een haatcampagne op in het conservatieve Polen, waar de uitgever beveiligers moest inhuren omdat haar werk als links en antichristelijk wordt gezien. ‘Mensen vinden dat moeilijk te begrijpen, maar ik ben niet geïnteresseerd in politiek. Alles is politiek, zelfs mijn kapsel is politiek’ – ze draagt dreadlocks. ‘Mensen zijn zó geobsedeerd door uiterlijk, het moet allemaal iets betekenen. Iemand zei op Facebook dat ik er geen recht op heb mijn haar zo te dragen – het is zo dwíngend allemaal. 
Het boek Der Rustelozen is een ongelooflijk rijk boek; het bestaat uit heel veel verhalen, soms duurt het lang voordat een eenmaal begonnen draad wordt afgewerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval met het verhaal Kunicki: over een man die zomaar zijn vrouw en kind kwijt is na een vakantie. Het is spannend om te lezen hoe hij alles inschakelt, helikopter, politie, om zijn gezinsleden terug te vinden. 
Pas aan het eind van het boek lezen we, dat ze weer herenigd zijn - alleen is Kunicki alle rust kwijt. Want wat is er gebeurd in de tijd dat zijn vrouw weg was? 

Tokarczuk noemt haar boeken zelf ‘constellatie-romans’. Ik vervolg De Groene: 
Tegen The Guardian zei ze dat dit type roman een typisch Pools genre zou moeten zijn: ‘Allereerst vertrouwen we de realiteit een stuk minder dan jullie. Wanneer ik Engelse romans lees geniet ik ervan hoezeer er zonder angst wordt geschreven over kwetsbare, psychologische elementen. In die vorm kun je een verhaal op een heel lineaire manier vertellen, maar wij hebben dat geduld niet. Voor ons klopt zoiets niet, omdat onze geschiedenis nooit lineair is geweest. Daarnaast is het Westen geworteld in een psychoanalytische benadering van het zelf, terwijl wij nog steeds over onszelf denken op een mythische, religieuze manier.’

Hoewel het boek een verhalenboom is, komen die verhalen in elkaar afwisselende fragmenten, meer dan vijfhonderd in totaal, sommige bladzijdes lang, andere één alinea, weer andere één zin. Er is een naamloze verteller – een schrijfster – die monomaan lijkt te reizen. En dus essayeert ze over slaaptreinen, over reiscosmetica, over het onderweg zijn, over tijdsgrenzen, maar vooral verzamelt ze. Kennis. 
Al vroeg in De rustelozen zegt ze dat ze nooit zo geïnteresseerd is geweest in kunstmusea. Liever ziet ze dingen die niet gecanoniseerd of esthetisch van aard zijn, die zich niet in kunstpaleizen bevinden maar in kelders van vergeten musea buiten het stadscentrum. Bij voorkeur ziet ze rariteitenkabinetten, kleine ziekenhuisverzamelingen. ‘Een glazen pot, waarin een salamander met twee staarten zit, die met zijn bek naar boven gericht wacht op de dag des oordeels, wanneer alle preparaten van de wereld zullen verrijzen. De nier van een dolfijn in formaline. De schedel van een schaap, een pure anomalie, met twee paar ogen, oren en twee muilen, prachtig als afbeelding van een antieke, veelzijdige godheid.’
Foto Vrolikmuseum, een van de plaatsen die Tokarczuk bezocht. 
Achterin het boek staat haar itinerarium, de beschrijving van een reisroute. Daarin alle door haar op reis bezochte musea, onder andere Museum Vrolik, in het Amsterdam Medisch Centrum. Ook dat in Petersburg, het Antropologisch Museum. 
Kunstkamiera, Sint Petersburg
Van de expositie Real Bodies, geplastineerde lichamen. Uit De Artsenkrant, als bijschrift bij de foto:
Tijdens het plastinatieproces worden de lichamen in de juiste positie gezet, zodat ze allerlei bewegingen kunnen uitbeelden. © Real Bodies

Ik ga nogal uitvoerig in op deze voor sommige mensen moeilijk te aanschouwen foto's. Het zou de indruk kunnen wekken of Tokarczuk over niets anders schrijft, maar dat is ook weer niet waar:
Zelf zegt ze dat ze gefascineerd is door wat ‘buitensporig of onvolledig, monstrueus en afstotend is’, ze wil geen herhaalbare gebeurtenissen. Maar als je verder leest, ontdek je dat er in haar bovenal een encyclopedisch verlangen schuilgaat. Ze wil alles weten, alles zien. Overal treft ze opsommingen, zoomt ze in op lijstjes en chronologieën.
De rustelozen is, kortom, fijner om te lezen dan om over te schrijven – je blijft bezig er betekenis in te leggen, waarmee je het leesplezier bijna vergeet te benadrukken. Het verhaal over de zeventiende-eeuwse Philip Verheyen zit vol interessante historische informatie; Kunicki’s mysterie van zijn verdwenen gezin is de stof waar Haneke een ondraaglijk unheimische film van kan maken; de Poolse die haar jeugdliefde doet sterven is aangrijpend als een tearjerker. Maar de slotsom is een caleidoscopisch beeld van de mens in transit, op weg van de ene betekenis naar de andere, niet bang voor wat hij nog niet weet.
Foto, uit Trouw: De Nederlandse anatoom Philip Verheyen beschreef als eerste het fenomeen fantoompijn. Schilder onbekend.
Verheyen - leerling van Ruijsch - leed zo sterk onder zijn fantoompijn dat hij er depressief van werd. Bij wijze van therapie begon hij 'Brieven aan mijn geamputeerde been' te schrijven. Hij zoekt daarin naar antwoord op de vraag wat het betekent om een lichaam te hebben. Het is ook de vraag die Tokarczuk in 'De rustelozen' tot in het obsessieve bezighoudt.
Ontleden van een baby, geschilderd door Jan van Neck (1683) De anatomische les van Dr. Frederick Ruysch. Amsterdam Museum
Wikipedia: De anatomische les door Dr Ruysch, geschilderd door Adriaen Backer
Tsaar Peter de Grote, kocht de Ruysch-collectie, die nu in Petersburg is. De oorspronkelijke teksten bij de preparaten zijn zoek. Door Peter de Grote vond een culturele omslag plaats, waarbij Ruysch een grote rol speelde in het anatomische onderzoek. 
De Amsterdamse arts Frederik Ruysch bouwde een indrukwekkende anatomische collectie op, die in 1717 door Peter de Grote naar Sint-Petersburg werd gehaald. ​Doodskunstenaar’ Ruysch had een sublieme kennis van de inwendige mens en was zijn tijd ver vooruit. Auteurs van het boek Geloof alleen je eigen ogen. Een actuele kijk op de anatomische preparaten van Frederik Ruysch (1638-1731) vertellen hierover. 

Hoe zit het nou, die prachtige verhalen, en die grote aandacht voor de anatomie?

Ergens op een vliegveld ziet Tokarczuk een schrijvende man. Op dat moment haalt ook zij haar logboek tevoorschijn, en beschrijft de schrijvende man. 
Ze schrijft (en volgens mij zit hier de kern van het boek (ik citeer vanaf p. 434-435):

"Schaam je niet (...) haal jullie dagboeken tevoorschijn en schrijf. We zijn immers met velen, zij die dingen neerschrijven, Het is niet aan ons te zien dat we elkaar bekijken, we richten onze ogen niet hoger dan onze schoenen, We zullen elkaar wederzijds beschrijven, dit is de veiligste manier van communiceren, we zullen elkaar wederzijds omzetten in lteers en initialen en vereeuwigen op vellen papier, we zullen elkaar plastineren, onderdompelen in de formaline van de zinnen.'
Oordeel van De Groene waarbij ik me graag aansluit:
Olga Tokarczuk heeft een buitengewoon boek geschreven. Buitengewoon betekent hier zowel ongewoon als bijzonder. En bijzonder betekent hier bijzonder goed, bijzonder intelligent, bijzonder poëtisch, bijzonder eigenzinnig en bijzonder filosofisch. Na lezing van dit kunstwerk vraag je je af waarom nog nooit iemand zo'n boek heeft geschreven, zo uniek en tegelijkertijd zo doodgewoon en uiterst toegankelijk.

Opmerkelijk zijn de illustraties in het boek. Het zijn allemaal kaarten uit The Agile Rabbit Book of Historical and Curious Maps.
.... contains a collection of amazing and beautifully-made maps that have been chosen for their visual impact and rarity. 
Uitgave van 2005; hieruit is onder andere weergegeven een kaart van Jeruzalem, 'based on a manuscript from 1200.'
Ik laat één (ander) voorbeeld zien: 
Comparative overview over important rivers (geen datum bekend)
Ik besluit met nog een laatste citaat van de schrijfster dat me aanspreekt: 
"Als ik aan een verhaal begin dan wil ik dat het vrij is. De rol van de schrijver is lezers van nieuwe perspectieven voorzien die de oude doen verschuiven.’

'Boeken zijn bedreigend in een wereld die steeds minder verbeeldingskracht duldt, waar je links moet zijn of rechts, waar gebrek is aan mysterie en nuance.'
Niet voor niets heet Olga’s Nobeltoespraak ‘De tedere verteller’. ‘De wereld is gemaakt van woorden’, zegt ze daarin, alleen hebben we geen taal meer voor de ‘ultrasnelle’ veranderingen van vandaag. ‘We komen metaforen tekort, mythen en nieuwe fabels’, en houden daarom vast aan ‘roestige oude verhalen’ die niet meer passen.

Het is een prachtig pleidooi voor de verbeelding. (geciteerd uit De Volkskrant.)
Constellaties van de nachtelijke hemel. Ik associeer hier vrijelijk op Tokarczuks begrip 'constellatie-roman': het gehele samenstel van factoren dat invloed op iets of iemand uitoefent. Hier op de hemellichamen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten