donderdag 16 juni 2022

De Tienduizend Dingen, Maria Dermoût, 1955.

Boekomslag
Ik ken Maria Dermoût al zo lang.... Haar Verzameld Werk staat in mijn kast. 
Voorin de opdracht van mijn man: 
31/10/1990
voor Agnes Maria Theresia
van Arnoldus Antonius
[Maria onderstreept, omdat dat de voornaam van de schrijfster was....] 
Maria Dermoût heeft mij altijd erg aangesproken, het meest nog door haar werk Nog pas gisteren
Maria Dermoût, 1888-1962.
hier op oudere leeftijd.
Zo zag ze eruit in 1907. 
De beginzin van Nog pas gisteren is prachtig:
"Op Java, ergens op Midden-Java, tussen de bergen Lawoe en Wilis in, maar dichter naar de kant van Lawoe toe, lag diep in een ommuurde tuin onder donkere groene bomen een huis."
Het verhaal staat me niet meer in detail voor de geest. Wel weet ik nog, dat het mij én mijn vriendin Geert raakte. In hoofdlijnen ging het boek erover hoe een jong meisje in Indië op groeide, en dat land moest verlaten.
- Maar vooral herinner ik me, haast voelbaar: haar stijl, die toon, de sfeer....
Die beginzin heb ik later nog eens gebruikt op een Workshop Schrijven. Als inspiratie voor een beginzin van mijn eigen werk. Wat was het moeilijk om ook maar in de buurt van Nog pas gisteren te komen!
Diet Verschoor, bij wie ik de cursus literair schrijven volgde. 
Christine Otten, Diets secondant. 
Mijn dochter Tessel vroeg voor haar verjaardag dit jaar een boek, bij voorkeur uit Zuid-Oost Azië... Dat vond ik een lastige opgave: moest het óver die landen gaan? Van een schrijver uit dat gebied? 
En welk land precies, in Zuid-Oost Azië...?
Er passeerden in mijn hoofd tal van mogelijkheden. Aanvankelijk koos ik voor het boekje van Werner Herzog, Het Schemeren van de Wereld. Over de Japanse piloot die jaren en jaren in het oerwoud overleefde, in de veronderstelling dat hij nog altijd oorlog moest voeren. 
Ik vond het 'te weinig' als cadeau, het was maar zo'n klein boekje. En zocht verder. 
De boekhandelaar raadde me een boek van een Japanse schrijver aan, iets over katten. 'Japanners hebben veel met katten', vertelde zij. 
Deze dus....
.... en om het cadeau wat meer 'body' te geven koos ik er het boekje De Tienduizend Dingen, van Maria Dermoût bij. 

Ik herlas het verhaal, uit mijn eigen Verzameld Werk.....

.... En ik was opnieuw verrast! 
Ik voelde me nog even trouw in mijn liefde voor Maria Dermoût als ik altijd geweest was!
Zij heeft een kwaliteit die ik mis: zij kan 'de dingen' heel goed benoemen. Even heb ik zelfs gedacht, dat al die dingen: bomen, snuisterijen, bij de titel hoorden. Dat zit toch iets ingewikkelder. 
De roman is wereldberoemd geworden, en wordt nog steeds herdrukt. 

Ik citeer nu uit Literatuurgeschiedenis:

De tienduizend dingen
Maria Dermoût, 1955

"Van de vele Indië-romans die er in Nederland zijn verschenen, is De tienduizend dingen wel de meest bijzondere. Een roman waarin het trauma van de koloniale overheersing wordt verteld in de vorm van een sprookje of een spookverhaal. De hoofdfiguur uit De tienduizend dingen, Felicia, ‘mevrouw van Kleyntjes’, woont op een eiland in de Molukken, in een huis aan de binnenbaai. Hoe paradijselijk haar tuin en de baai ook lijken, alles blijkt beladen met de gewelddadige geschiedenis. In de tuin spoken de geesten van twee vermoorde kinderen uit Felicia’s Nederlandse familie, verbrand door een jaloers kindermeisje. Felicia’s eigen zoon, Himpies, wordt later ook vermoord wanneer hij op patrouille is met troepen op Java: vergiftigd door een pijl van inlanders. Zijn dood leek veroorzaakt te worden door een geheimzinnige schelp die hij als kind per se vast wilde houden, daartoe verleid door een kruidenvrouw. Ten slotte is er nog een Schotse professor die op zoek is naar biologische ‘specimen’- ook hij komt noodlottig aan zijn einde als hij zijn Javaanse assistent te veel wil overheersen.

Trauma

Alle personages kennen een sterk verlangen, naar schelpen, parels of de kennis van de natuur, zoals we in de professor zien. Het symboliseert een zeker verlangen iets wat ‘anders’ is te bezitten. Dat kan wijzen op de Europese, koloniale bezetting van de Indonesische eilanden en hun bewoners. Zulke bezitterigheid kan alleen maar slecht aflopen, toont de roman aan, en de spoken op het eiland herinneren ons aan het trauma van dat koloniale geweld. Een trauma voor de inlanders, en voor de Hollanders ook.

Schrijven is herinneren, in het geval van Maria Dermoût. Haar verhaal lijkt dan ook op het lied dat volgens Moluks gebruik gezongen wordt bij iemands overlijden. Het gaat over de honderd dingen waaraan de dode zal worden herinnerd: van de kleinste voorwerpen, de schelpjes van het strand, tot de mensen die hem, of haar omringden. De titel van Dermoûts roman is afgeleid van een regel van de zevende-eeuwse Chinese dichter Ts'ên Shên: ‘Wanneer de ‘tienduizend dingen’ gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot in het begin en blijven waar wij altijd geweest zijn’.
- Einde citaat. 
Maria met haar kinderen.
Over Maria Dermoût citeer ik uit Singeluitgeverijen:
"Maria Dermoût (Pekalongan, Java 1888 – Den Haag 1962) werd geboren in Nederlands-Indië, ging naar school in Nederland en reisde haar hele leven heen en weer tussen beide landen. Ze woonde vooral op de Molukken. Ze debuteerde pas in 1951, met Nog pas gisteren, waarin ze herinneringen verwerkte aan de Indische jaren die haar latere gedachten- en gevoelswereld in sterke mate hebben bepaald. In haar werk, vooral in haar korte verhalen, is de Indonesische wijze van vertellen en voordragen duidelijk te herkennen. Het boek dat als haar magnum opus beschouwd wordt, De tienduizend dingen, verscheen in 1955.
Haar biografie werd geschreven door Kester Freriks: Geheim Indië. 
Verschenen in het jaar 2000.
Ik vervolg mijn citaat uit Singeluitgeverijen over Dermoût:

"In 1970 verscheen voor het eerst haar Verzameld werk; in 2008 verscheen de vooralsnog laatste editie daarvan, met een nawoord van Hella S. Haasse. De tienduizend dingen werd in dertien talen vertaald. In de VS stond het wekenlang boven aan in de top tien, en Time verkoos deze roman tot het beste boek van 1958 (daarbij Truman Capote en Boris Pasternak achter zich latend)."
‘Ze is schrijfster van proza dat de lezer als een bedwelming ondergaat door de bezwerende opsomming van voorwerpen en gebeurtenissen, herinneringen en gedachten waarvoor het verre eilandenrijk de bron vormt.’ NRC Handelsblad

‘Haar werk geeft de lezer de zeldzame ervaring persoonlijk binnengeleid te worden in de opgeroepen wereld en omsloten te zijn door honderden mensen, hun stemmen en gezichten, hun manier van bewegen, hun gedachten en de voorwerpen waarmee ze hun huis stofferen, hun huis dat net zo veelomvattend is als het heelal. Tussen het nietige en het verhevene, het aardse en onaardse bestaat geen verschil.’ NRC Handelsblad
Maria met haar man Isaac.
Bibliografie: 
Romans en verhalen:
Nog pas gisteren (1951)
Spel van de tifa-gongs (1954)
De tienduizend dingen (1955)
De juwelen haarkam (1956)
De kist en enige verhalen (1958)
De sirenen (1963)
Donker van uiterlijk (1964)
Verzameld werk (1970/2008)
Ik heb ook interessante opmerkingen teruggevonden in Wikipedia over dit boek. Ik citeer maar weer: 

Techniek en thematiek
In het eerste hoofdstuk van De tienduizend dingen, getiteld "Het eiland", wordt een landgoed op de Molukken besproken, een oude specerij-"thuyn" met zijn omgeving — de baai, het strand, de kruidenperken: 

"Het woei daarboven altijd.
De koeien van mevrouw van Kleyntjes werden in de heuvels geweid, en de wilde hertjes kwamen er stilletjes grazen.
De drie kleine meisjes speelden daar wel, 's middags in de zon, als er niemand was — de afgevallen rozenblaadjes hadden weer overal in het rond gelegen! — zei de koeherder, 'laat ze maar' zei mevrouw van Kleyntjes.
En soms, niet dikwijls, zaten zij alle drie naast elkaar gehurkt op het strandje aan de binnenbaai onder de plataanbomen, een eind van het huis af, om te kijken wat voor horentjes er aangespoeld waren? Zij krabbelden het zand wat weg (dat was later duidelijk te zien) horentjes verstoppen zich wel — ssst."


Hierin zijn een aantal elementen van Dermoûts schrijverschap aanwezig. De techniek valt op: het experimenteren met de weergave van spreektaal. Thematische elementen zijn de fascinatie met de natuur en met dingen, met werkelijkheid en fictie, met geweld, met het verleden. Want op dat moment weet de lezer van het boek al dat de drie meisjes dood zijn: al generaties her werden zij vermoord. Verleden en geweld ontmoeten elkaar. En de ontmoeting vindt zonder enige nadruk plaats. Het is alsof de meisjes er werkelijk zitten.

Ik vervolg Wikipedia:

"Relevant is ook dat Dermoût in haar werk weleens dodenzangen heeft naverteld, met de retorische kenmerken daarvan, zoals aanroep, herhaling, bezwering. Ook in De tienduizend dingen komt een element voor dat aan een dodenzang herinnert: de incantatie van de honderd dingen, waarin een dode wordt herinnerd aan de "honderd" zaken uit het dagelijks leven die hij tijdens zijn dodenreis vooral niet mag vergeten.
(...)

Structuur en motieven

Dingen zijn van centraal belang in het werk van Maria Dermoût. Of het nu gaat om de dingen die een centrale rol spelen in de verhalenbundel De juwelen haarkam of om de honderd essentiële zaken die de dode zich moet herinneren: het zijn bezielde dingen, zij hebben een magische of mystieke lading, en alle zijn ze even belangrijk en verdienen ze dezelfde diepe, intense aandacht. Het kan gebruiks- of kunstvoorwerpen betreffen; het kan ook gaan om voorwerpen uit de natuurlijke historie. De geladenheid der dingen is boeiend maar ook verschrikkelijk: de zoon in De tienduizend dingen raakt gefascineerd door schelpjes die van de stam afkomstig zijn die hem later de dood brengt. Parels, opgegraven uit een graf, brengen de dood.
Wat dood is, is levend: de drie meisjes zitten op een muurtje, een vermoorde man loopt rond, en het wordt allemaal rustig en zonder nadruk verteld. De lezer kan moeilijk meer onderscheiden: is dit fictie, is dit de fantasie van de personages, of is het feit? Zie voor deze en overige citaten Wikipedia.
Ten Cen, 8e eeuw, Tang Dynastie. 
(Taoist.)
Ik verwijs ten slotte nog nog de site Maria Dermoût, samengesteld door een nazaat van Maria, met heel veel extra, leuke informatie. 
Foto van de site over Maria Dermoût, samengesteld door haar kleindochter Maria de Bruyn Ouboter,  bedoeld als een hommage aan haar bijzondere grootmoeder - die als geen ander het oude Nederlands Indië te voorschijn wist te toveren.


Twee laatste opmerkingen:
1. Ik vond het boek ook zo mooi als een soort tegenhanger naast Revolusi van David van Reijbroeck. Allebei de boeken zijn zó waardevol, tegelijk zo verschillend over Indonesië!
2. Rudy Kousbroek had het niet zo op met Dermoût. Uit Wikipedia:

Volgens  Kousbroek had Dermoûts collega-schrijfster Beb Vuyk een voorzichtig respect voor Dermoût, maar trof in haar werk toch te veel nostalgie aan, en de "tradities van onderwerping aan onzichtbare krachten" (Kousbroek 1991). 
Maria Dermoût zelf sprak tegen dat deze elementen haar werk kenmerkten: Wanneer ik over het toen en daar schrijf, is het niet een vertederd, een betreurend omzien (ik geloof niet dat wij zo om mogen zien) ook niet dat ik het nu en hier niet meer meeleef — mee lijd is het helaas veelal — of dat ik het dreigend gerommel niet zou horen aan onze horizonten, alsof 'alle keien verschuiven in de beddingen der rivieren'; maar omdat ik zo duidelijk voor mij zie, dat wonderlijk samenweefsel van een bepaalde tijd, een land, de mensen die erbij hoorden, landschappen, dieren, dingen, gebeurtenissen, verhalen erdoorheen gevlochten. (Dermoût, biografie van 1954)
Eerste druk, 1955; Literatuurmuseum. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten