Poster
De film Publieke Werken gaf mij een heel andere ervaring dan
het gelijknamige boek van Thomas Rosenboom. Dát vond ik destijds geweldig!
Goed boek! Uit 1999.
Zoals ook de andere boeken trouwens die ik van hem las. Van de film vond ik dat helaas niet, dat werd een heel ander verhaal.Er was hoog over de film opgegeven, en qua aankleding en uitbeelding van het negentiende-eeuwse Amsterdam verdient de film die ophef ook wel.
Maar de andere kant is, dat net als bij de meeste
Nederlandse films, ook deze film weer mank ging aan te veel nadrukkelijkheid.
Een fantastisch speler als Gijs Scholten van Asschat kon daar ook niets aan
veranderen. Er bekruipt me in het spel, of de dialogen, dan hoe dan ook een
gevoel van onechtheid. Het overtuigt me niet.
Vedder en Anijs.
Het verhaal is denk ik inmiddels wel bij iedereen bekend:
eigenaar van een klein pand aan de Texelsekade in Amsterdam weigert te wijken
voor ontwikkelaars van het project Victoriahotel. Deze vioolbouwer Vedder
overvraagt de bieders (Henkenhaf en Ebert) eenvoudigweg. Dat niet alleen, in zijn
overmoed geeft hij het nooit toegezegde geld al uit voordat er ook maar de
schijn van een afspraak is gemaakt. .
Tegelijk is er een neef bezig als apotheker in het oosten
van het land, waar hij zich uitgeeft voor arts. Dat is neef Anijs, gespeeld
door Jacob Derwig.
Christiaans vrouw Martha. Ze houdt niet zo van dat doktertje spelen van haar man.
Neef Anijs bleef voor mij Jacob Derwig, uit De Vloer op, met een
hoge hoed op. Zoals de vioolbouwer Gijs bleef. Niet echt met een steeds sterker verwaarloosd uiterlijk, wel met
een steeds langere baard.
De veldelingen verlaten Hoogeveen voor Amerika.
Vioolbouwer Vedder en neef Anijs komen tot een deal om de
arme (deels Joodse) veldelingen (turfstekers) naar Amerika te kunnen laten emigreren. Vedder
leent het geld, tegen een rente die de veldelingen hem later zullen betalen.
Met de veldelingen komt alles ten slotte goed, met Anijs en
zijn vrouw ook wel.
Anijs leest zijn vrouw de brief uit Amerika voor: iedereen is daar geslaagd.
Vedder komt jammerlijk, maar wel wat verdiend, aan zijn
einde.
Ik heb zitten kijken naar een stukje in kaart brengen van
visuele geschiedenis.
Vedder bij de aankondiging van de opening van het nieuwe Centraal Station. Zo komt er ook een scene in het pas gebouwde Concertgebouw voor. De 'nieuwheid' van dat gebouw, en de ligging ervan, komen niet uit de verf.
Dat kreeg het volle pond. De rest, de persoonlijke
ontwikkelingen, overtuigden mij niet.
De film is grotendeels opgenomen in Hongarije, waar Amsterdam deels werd nagebouwd. Een ander deel werd digitaal getoond.
Laatst hoorde ik iemand zeggen, dat een boek altijd mooier
is, doordat je als lezer in het hoofd van de personages komt te zitten. Ik
geloof dat dat helemaal waar is. Dat kan al niet in een film.
Rosenboom legt ook andere accenten. Zo vond ik een van de
mooiste stukken uit het boek, hoe hij voorzichtig – maar niet voorzichtig
genoeg, herinner ik mij – omspringt bij het nazien van een viool, met name met het
etiket dat in het binnenste zit geplakt. Hij peutert en pulkt, en als lezer ben
je steeds bang dat hij de viool zal verwoesten. Dát, dat de man nog echt met
zijn beroep bezig is, ontbreekt volledig in de film. Het is gewoon een dwaas
die een slaatje probeert te slaan uit de bouwplannen van andere heren. En
mensen voorliegt.
Authentiek plaatje uit het Stadsarchief: de Texelsekade vóór de bouw van het Victoriahotel, 1889.
Soms werkte de film ook op mijn lachspieren: het babylijkje
dat middenop het erf begraven werd: het leek mij behoorlijk in de weg te
liggen.
Of het beeld van Anijs die zichzelf besnijdt, als een soort
straf voor zijn onbevoegd optreden als arts. Alsof hij aan de tuut van een
ballonnetje stond te trekken.
Neen. Geef mij het boek maar.
Joram Lürsen, regisseur.
Trailer.
Thomas Roosenboom, 1956 geboren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten