donderdag 28 september 2017

Mariana Pineda, La hermosa de Granada; Eulalia-Dolores de la Higuera, 1993.

Vertaling van dit boekje, gekocht in Granada, bij een antiquariaat.
Liberería Praga, Granada, Calle Gracia; deze meneer hielp ons heel goed een boekje over Mariana Pineda te zoeken.
Dit winkeltje
En dit is het boekje
Ik geef hierbij mijn vertaling. Excuses voor de houterige vertaling, ik heb mijn best gedaan. :-) 
Voor de Raadsleden van de Gemeente Granada,
De Schrijfster,
Eulalie-Dolores
26 mei 1993.
[Voorwoord]:

Ik geloof, dat het een schot in de roos was van de gemeenteraad die ik voorzit om de Granadese schrijfster Eulalia-Dolores de la Highuera opdracht te geven voor het verzorgen van deze publicatie, die het leven van Mariana Pineda beknopt weergeeft. 
Vanaf de dood van deze Heldin voor de Vrijheid, is Mariana Pineda de bevolking van Granada steeds bezig blijven houden met alles over haar zo heroïsche persoon, die meer dan een gewoon een legende lijkt te zijn in Granada. 
Haar stoffelijke resten verbleven jarenlang in dit gemeentehuis. Totdat in 1856, zoals vermeld staat in de gemeentelijke archieven, het de kwestie was om 'definitief een eerbiedwaardige plek te zoeken, waar die resten permanent konden verblijven voor het nageslacht, aangezien het een verplichting is van de dankbare bevolking om de herinnering aan helden in stand te houden, hen te eren en hen te prijzen.'

Elk jaar worden herdenkingsplechtigheden gehouden om haar en de verjaardag van haar tragische dood op 26 mei 1831 te gedenken. 

Wij hebben bij het vieren van haar 162e sterfdag dit kleine boekje willen toevoegen aan de uitgebreide bibliografie van Mariana Pineda, om zo elke keer de kennismaking met haar voor oude en nieuwe generaties te vergemakkelijken. 

Jesús Quero Molina\
Burgemeester van Granada
Mariana Pineda, 1804-1831
[Hier begint het eigenlijke boek]:

Grondig, gevarieerd en talrijk is de bibliografie die over de Granadese en fascinerende Maria Pineda geschreven is. Leven, theater, poëzie, studies, artikelen enzovoorts. Dit is niet verbazingwekkend, hoewel er net na haar dood dood een zware en beangstigende stilte bleef hangen: die van de laatste jaren van de heerschappij van Fernando VII, in een bedroefd Granada, dat het zwaard van de absolute macht boven de hoofden van haar inwoners voelde hangen.

Enkele jaren nadien - in 1836 stierf Fernando VII - begon de interesse voor Mariana Pineda overvloedig te stromen. De eerste biografie geschreven door José de la Peña y Agüayo, die in de valkuilen van het sentimentele gevallen was, vertelt minutieus over haar leven, maar bovenal over haar dood, met veel details over de rechtszaak. Weer later verbreken verhalen, populaire vertellingen, wonderen en meer, de voorbije stilte en lijkt het leven van Mariana onwerkelijk en bedacht.
Ferdinand VII. geportretteerd door Goya. Hij stond de absolute macht voor. Tegenstander van de liberalen, die voor de constitutie waren. Bij deze laatste stroming hoorde Mariana Pineda.
Dezelfde, ouder. Leefde van 1784-1833.
In 1928, schrijft Federico García Lorca de 'Populaire Romance  in drie Prenten'. Hij vertelt, dat toen hij  'aan de hand van zijn moeder op een dag van een klein dorpje naar Granada ging, hij haar vroeg om hem nog eens de populaire romance die aan kinderen verteld werd voor ogen te schilderen. En hoe hij, met angstig hart, vol spanning allerlei dingen wilde weten en vele zaken navroeg, en tot de conclusie kwam dat Mariana Pineda een wonder van een vrouw was, en dat de motor van haar bestaan de liefde voor de vrijheid was.' Zo droomde Federico sinds zijn kindertijd over het schone en korte leven van de martelares, in het wit gekleed, met los haar los en een melodramatische haast sublieme gezichtsuitdrukking.
Het boekje van Lorca, in twee uitvoeringen; links met tekeningen van de schrijver zelf. 
Federico Garcia Lorca, 1898-1936. Voor hem werd Mariana Pineda het symbool voor de vrijheidsstrijd in de Burgeroorlog.
En inderdaad subliem was het leven van 'de schone van Granada', zoals ze door de mensen genoemd werd. Zij was rustig toen zij de dood tegemoet trad, indrukwekkend, trouw aan zichzelf en aan de vrienden van wie zij het leven redde,  door hun namen te verzwijgend toen ze stierf. Wat een trouw en een noblesse!
Granada, met de Sierra Nevada op de achtergrond
Zij werd geboren als Mariana Francisca de Paula Cecilia de Pineda, op één september 1804. De volgende dag werd zij gedoopt door pater Juan María Hinojosa, in de parochie van Sint Ana.
Standbeeld voor Mariana Pineda in Granada, Plaza de Mariana Pineda.
Sint Annakerk, waar Mariana gedoopt werd en trouwde.
Mariana Pineda
Het leven van dit kind was niet gemakkelijk. Zij was de dochter van kapitein Mariano de Pineda, die van Lucena naar Sevilla vluchtte, met de vrouw die later haar moeder zou worden. Maria Dolores is geen persoon die waardig genoeg is voor Don Mariano. En aangezien zij niet getrouwd waren, eiste Señor Pineda via een rechtszaak zijn dochter op, omdat ze 'waardig was om opgeleid te worden aan de zijde van een illustere vader.'  Hij eist dat hem onmiddellijk zijn dochter wordt overgedragen, die ten slotte in zijn huis geplaatst wordt. Maar Don Mariano, wellicht gebukt onder smart, sterft enkele dagen later.

Toen ze één jaar oud was, hield de wees Marianita dezelfde naam,  toen ze erkend was door haar oom van vaderskant, José de Pineda. Maar in het huis van haar oom vestigde het meisje zich evenmin, want hij was in het huwelijk getreden; en de vrouw stemde er niet mee in met het meisje samen te wonen. Als haar voogd werd aangesteld José de Mesa en zijn vrouw Ursula de la Presa. En zij zijn eindelijk wel echte ouders voor haar, voor altijd, want zij boden haar een warm thuis.
Mariana Pineda neemt afscheid van de nonnen van het klooster van Santa Maria uit Egypte om naar de gevangenis te worden gebracht. Isidoro Lozanao, 1862.
Weinig meisjes worden zoals zij beschouwd 'als een wonder van schoonheid'. Slank, blond, met een teint van paarlemoer, blauwe ogen, 'waardoor ze een constante rij van aanbidders had'. Spoedig begaf Mariana zich op het pad van de liefde. Toen ze veertien was, maakte de kadet Don Manuel de Peralta haar het hof.  Ze verloofden zich. En in dezelfde parochie waar ze gedoopt werd, trouwde ze.

Kort, snel voorbijgaand, maar intens zijn de etappes in het korte leven van Mariana Pineda. Ze was drie jaar getrouwd en middenin haar gloedvolle jeugd werd haar geluk afgebroken. Ze bleef al op haar achttiende in de bloei van haar leven als weduwe achter. Met twee kinderen, José van twee jaar en Ursula van anderhalf. Ofschoon er in het leven van deze vrouw er altijd iets mysterieus was  of méér, wat betreft de kinderen. Sommige schrijvers vermelden dat ze, nog een kind kreeg genaamd Luisa. toen ze al weduwe was.
Tekst op haar graf, Kathedraal Granada.
Op het Casa Mariana Pineda
Plek waar ze werd terechtgesteld, aan de wurgpaal.
Casa Mariana Pineda, thans museum.
Binnen het museum.
Kist waarin haar stoffelijke resten werden overgebracht. Wordt nu weer gebruikt tijdens herdenkingstochten.
Zoals hier. 
Nog weer een plaatje van het interieur van het museum.
Onderin de kathedraal, begraafplaats.
Met andere grootheden uit de geschiedenis.
Nogmaals haar grafsteen met inscriptie.
Groot was de moedeloosheid van de jonge weduwe, bij het zo vroeg afbreken van haar huwelijk. En zwaar en  langdurig voelde zij de triestheid in het genezingsproces, tot ze een punt bereikte dat men vreesde voor haar leven. Meer dan een jaar duurde het opnieuw uitbotten van de levenskrachten van Marianita. Maar dan is zij weer terug, nog vrouwelijker, nog schoner, nog zekerder. Op dat punt van haar leven begint zij te werken aan de warboel van de politiek, zonder haar kinderen of huiselijke haard te verwaarlozen, en stelt zij haar intelligentie, haar hart en haar huis in dienst van de liberalistische idealen.

Granada was in dat tijdperk een van de meest getroffen steden, onder het strenge toezicht dat de voorstanders van de absolute monarchie oplegden aan de revolutionaire idealen; de stad was  verarmd en leed honger, de gemeenschap had geen middelen om die problemen op te lossen. Mariana, een gevoelige en tegelijkertijd onrustige vrouw, moedig, met een sterke wil en een rotsvaste trouw, bezocht haar gelijkgezinden in de gevangenis, maakte valse paspoorten voor hen, verborg hen in haar huis en hielp hen vluchten.
Generaal Rafaël del Riego, 1784-1823. Speelde een sleutelrol aan de kant van de liberalen, dus tegenover Ferdinand VII. Ook Riego werd een held van de Tweede Spaanse Republiek, 1936-1939.
Er waren veel mannen die haar het hof maakten. Kapitein Brodet leerde zij kennen in het huis van de Graven van Teba, de ouders van Eugenia de Montijo. De 'burgemeester van de misdaad', Ramón Pedrosa y Andrade, die de directe oorzaak was van haar dood, volgens de 'vox populi', omdat hij verbitterd was door de minachting van de schone. De uit Malaga afkomstige Markies van Salamanca, 'die verliefd werd op deze intelligente vrouw van uitzonderlijke schoonheid, met verheven idealen.' Of de aantrekkelijke Fernando Alvarez de Sotomayor, die zij geholpen had om te ontkomen aan de cel, door hem te voorzien van een  monnikspij. Een persoon aan wie het haar toegewijde volk deels haar zwijgen, haar heldendom, en de grote liefde van haar leven toeschreef.
Ramón Pedrosa voelde zich behoorlijk gekwetst, en op weinig eervolle wijze vergewiste hij zich ervan dat Mariana enkele borduursters van het Albaycín belast had met het maken en borduren van een vlag, met de woorden Gelijkheid, Vrijheid, Recht. De borduursters gaven de opdracht die van Pedrosa kwam, terug aan Mariana zonder hem te af te maken.

Zo liet Pedrosa een huiszoeking verrichten, waardoor hij erachter kwam dat hij onder het fornuis het materiaal ontdekte voor het maken van de vlag. Vanaf dat moment is Mariana Pineda verschrikkelijk geïsoleerd in haar eigen huis in de Adelaarstraat nr. 6,waar later het onderzoek start en de ondervragingen van haar voogdes Doña Ursula, de twee dienstbodes en de knecht José.

Mariana vindt de moed om te weigeren verklaringen af te leggen. Er volgen bedreigingen, smeekbedes, beloftes van Pedrosa. Mariana vindt nog meer kracht, wanneer ze zegt dat ze niet wil dat haar kinderen zich zullen schamen voor haar op de dag van morgen, noch dat ze wil dat haar naam met afschuw wordt uitgesproken door Granada. De dramatisch situatie wordt nog erger als de hardhandige Pedrosa verordent dat ze  naar de zogenaamd vrome gevangenis voor vrouwen gebracht wordt, de Egyptische Santa Maria, die op die dag van maart voor het eerst in gebruik werd genomen. dat voorjaar. (José Martín Recuerda, schreef het werk 'Las arrecogías del Beaterio de Santa Marian Egipciaca', dat reflecteert op de laatste dagen van Mariana Pineda.)
Het boek van Recuerda. Zie DEZE WEBSITE voor meer informatie over dit boekwerk. Arrecogidas is een ander woord voor Recogidas.
Hier leefde zij als gevangene de laatste twee maanden van haar korte leven hopende, dat handen haar vrij lieten, vleugels, harten haar verlosten. 'Men vergeet'- zei ze tegen Pedrosa - 'dat als ik sterf, heel Granada mee moet sterven. En dat veel edelen mij moeten vergeven en verlossen, omdat ik ook edel ben.'

Niets van dit alles gebeurde. Tussen hoop en vrezen gingen de dagen voorbij in het klooster aan de Calle Recogidas. Haar doodvonnis werd haar ten slotte medegedeeld, dat ze waardig, zonder zichtbaar te beven aanhoorde. En toen ze het haar hadden voorgelezen, knielde ze voor een portret van de Maagd van Smarten, en bad hardop voor haar kinderen. Toen ze eenmaal afscheid had genomen van de nonnen, stapte ze in een rijtuig dat stond te wachten bij de poort, en werd ze naar de straat van de Grote Gevangenis gebracht. Hier volhardde ze opnieuw, met een bewonderenswaardige moed en met haar heldere stem bracht ze geen enkel woord uit dat het leven van andere personen in gevaar zou kunnen brengen.
Calle Carcel Alta, Granada. 
In het boek van aankomst en vertrek van gevangenen van de Carcel Baja staat genoteerd dat 'op 24 mei 1831, Dona Mariana Pineda hiereen werd overgebracht vanuit  het klooster Santa Maria Egipciaca.
Calle Carcel Baja'
In de drie dagen dat ze in de kapel verbleef, hield ze zich bezig met regelingen betreffende haar laatste wil, haar eigendommen, verzoeken en afscheid van haar familie en vrienden. Maar als ze haar kinderen noemde kon ze haar tranen niet bedwingen. Geknield voor de bisschop biechtte ze en later kreeg ze de Heilige Communie. 

Een merkwaardig detail van deze gevoelige vrouw met een gracieuze geest vertelt Antonina Rodrigo in haar complete en geweldige biografie Mariana Pineda, Heldin van de Vrijheid. 
Biografie van ik meen 1964, door Antonina Rodrigo.
Zij zegt, hoe haar verteld werd dat zij de jurk moest uittrekken die ze aanhad, aangezien ze een of ander gif in zou kunnen nemen dat ze verborgen hield. De beklaagde bood geen enkele weerstand. Minuten later kwam de vrouw van de burgemeester binnen, vergezeld van een bediende. Nederig stemde Mariana in met het verruilen van haar jurk voor een andere, die ze meegebracht hadden, een kledingstuk dat bestemd was voor veroordeelden. 
Het haar van Mariana werd in het wilde weg afgeknipt door de mannen, terwijl ze het haarlint en de haarspelden die ze droeg verwijderden. Met alles stemde Mariana in, met trotse minzaamheid. Maar toen de knecht zich voorbereidde op het losmaken van haar kousenbanden, reageerde ze heftig en woedend schreeuwde ze: 'Dat niet! Nooit zal ik erin toestemmen dat ik maar voor de helft bedekt naar het schavot zal gaan. Laat die ministers die dwingelandij achterwege laten, en er zeker van zijn dat ik, hoewel ik middelen zou kunnen vinden om me van het leven te beroven, dat niet zal doen, omdat ik het van hogere waarde acht het schavot te bestijgen, en mijn godsdienst mij verbiedt zelfmoord te plegen.' 

Op 26 mei, bij het krieken van de dag, hebben de boodschappers van de dood haar weggehaald. In de kloostercel verscheen de beul en een paar Broeders van Barmhartigheid. Ze vertrokken zwijgend. Een enkele tamboer accentueerde de dramatische stilte. Een grote rij monniken, bodes, cavaleristen en infanteristen, waartussen Mariana zich bewoog. Gezeten op een muilezel, met bloemen die op lelies leken. Zwarte, lichtgrijze schoenen van geitenleer. Een soort zwart tuniek bedekte haar jurk ten dele. 

Daar was de beangstigde menigte rondom het schavot, die Mariana zag komen, en de priester die daar op haar wachtte, om haar de zwarte treden te helpen opgaan die haar naar haar dood voerden. Boven haar maakte de priester het kruisteken, terwijl de beul een einde maakte aan haar leven. Een fijne regen viel smartelijk en ..... 'aan haar voeten werd gehuild.'

Ze werd begraven in de nabijgelegen begraafplaats 'de begraafplaats van Almengor', ook genoemd het kerkhof van Beyro, of van de Tinajerías. Het graf was voor dertig jaar. Toen Mariana Pineda daar vijf jaar begraven lag, ondergingen haar stoffelijke resten gedurende een aantal jaren een serie van veranderingen, waarbij het erop leek dat men niet de rustplaats gevonden had die haar toekwam, net zo min als in haar leven: de Kathedraal, de kerk van de Maagd van Smarten, het Gemeentehuis et cetera. Vanaf 1836 tot 1856, 20 jaar, waarin ten slotte de dienst doende gemeente besloot haar 'de zekerheid en het haar verschuldigde decorum' te geven, vonden de resten van Mariana geen rust. En Antonina voegde deze beroemde woorden eraan toe: 'Wie waren dat? We kennen hun namen niet, maar we kunnen bevestigen dat het Granada was, dat dit lyrische en gevoelvolle eerbewijs niet had kunnen leveren; de inwoners die zij bevrijd had met haar zwijgen, met het offer van haar eigen leven.'  

De resten van Mariana Pineda vonden geen rust. De leden, die de Commissie van het Jaarfeest in dat jaar begeleidden, stelden zich ten doel die veelvuldige verhuizing van de resten van Mariana te staken. De gesprekken tussen de Gemeente en het kapittel van de kathedraal leidden tot het besluit, waar haar resten begraven moesten worden, zelfs dat 'er een verplichting was van het dankbare volk om haar te eren, en de herinnering aan zijn helden levendig te houden en hen te verheerlijken.'
aldus het verzoek van de Gemeente, gericht aan het kapittel. 

De Gemeente gaf opdracht een fraaie begrafeniskoets te bouwen, waarin zij naar de kathedraal werd overgebracht. Mariana Pineda trok voor de laatste keer door de Granadese straten en verblijft sinds 1856 in voornoemde crypte van de Kathedraal. 

Langzamerhand werden de eerdere heftigheden, verbitteringen en gewelddadigheden verzacht, van de eerste gedenkdagen. En zo kon de zeer eerbiedwaardige gemeente van Granada die blijven organiseren.

Tijdens het eerste eeuwfeest van de terechtstelling van Mariana in 1931, toen de Spaanse Republiek pas uitgeroepen was, werd de grootse vrouw herdacht: conferenties, theater, optochten. In Granada stroomde de politieke en culturele nationale en plaatselijke Spaanse elite samen: Conferenties in El Ateneo, verzorgd door Juan José Santa Cruz; in het Centro Artístico, door Soriano Paresa; in de universiteit, door Pareja Yébenes, enzovoorts, en Fernando de los Ríos leidde de optocht samen met Federico Garcia Lorca. De dag werd verklaard tot Plaatselijke Feestdag. 
Op het terrein dat zich bevond voor de Ark van Elvira, waar Mariana terechtgesteld was, verrees - nu Fernando VII immers al dood was - een stenen kruis ter herinnering aan haar, waarop stond:
OP 26 MEI 1831 WERD OP DEZE PLAATS DIE BESTEMD WAS VOOR HET VOLTREKKEN VAN LIJFSTRAFFEN AAN CRIMINELEN MARIANA PINEDA OPGEOFFERD OMDAT ZIJ VURIG STREEFDE NAAR VRIJHEID.

Zo kort, veraf en dichtbij was haar leven. Diep ontroerde de dood van Mariana Pineda, 26 lentes jong, mooi en eenzaam. Deze vrouw, vaandel, mythe en legende, Granadese vrouw. Vroeger, in dat Granada van monniken van de achttiende eeuw, zowel als in de decadente Granada van vandaag, heeft zij ons geïnspireerd om te leven.

Het kind Féderico herinnert zich de spelen in een kring van zijn jeugd, hoe die zich ritmisch openden en sloten, terwijl zij intussen zongen op een toon die hem tragisch voorkomt.

In de lucht van deze stad, die verbazingwekkend en wonderbaarlijk blijft totdat het licht met moeite weggaat, zingen de kinderen al niet meer op de gehavende pleintjes van tegenwoordig, evenmin als  de vogels, die ervandoor gaan omdat ze hun groene schuilplaats kwijt zijn. En hoewel de lucht en het klimaat anders mogen zijn, kun je misschien, in een vergeten hoekje, op dat ene verloren plaatsje, of in dat witte en verlaten Albaycinerse steegje, nog die romance horen, die eenvoudige mensen zongen:

Oh! Wat een intens droeve dag in Granada
die de stenen deed huilen
bij het zien hoe Mariana stierf
op het schavot omdat ze niet getuigde.

Marianita die in haar kamer zat
dacht onophoudelijk hieraan:
Als Pedrosa me eens ziet terwijl ik hier
het vaandel van de vrijheid aan het borduren ben!

Oh, wat een intens droeve dag in Granada
die de stenen deed huilen
bij het zien hoe Mariana stierf
op het schavot omdat ze niet getuigde.

Hoe wit was de lelie die zij afsneden
hoe rose de bloem die zij afsneden
hoe wit ook de lelie die zij afsneden
nog schoner was haar ziel. 

Ach! wat een intens droeve dag in Granada
die de stenen deed huilen,
bij het zien hoe Mariana stierf
op het schavot omdat ze niet getuigde. 



[Noot 1 AdW: Het gedicht is van Federico García Lorca, en vormt het begin van zijn toneelstuk Mariana Pineda.] 

Noot 2 AdW: Citaat van internet:
Sepultura de Mariana Pineda:
Los restos de Mariana de Pineda fueron inhumados en el cementerio de Almengor, lugar próximo al de ajusticiamiento, situado junto al rio Beiro, frente a la que en el siglo xx fue Prisión Provincial de Granada. En 1836 fueron exhumados y depositados sucesivamente en la basilica de la Virgen de las Angustias,  en capilla del oratorio de la casa consistorial y en la iglesia del Sagrario, entre 1844 y 1854. El 9 de septiembre de este último año se volvieron a exhumar, colocándose la urna de nuevo en dependencias municipales. Finalmente, en 1856, los restos de Mariana de Pineda fueron depositados en la cripta de la catedral de Granada, donde permanecen, bajo una sencilla lápida, con el siguiente epitafio:

† D.O.M. Ad perpetuam memoriam. Reliquiæ mortales Marianæ a Pineda, quam, sæva morte, percussit tyrannus, Granatæ septimo kalendas junii, anni millesimi octogentesimi trigesimi primi. Requiescat in pace. Patria grata ejus memoriam colit. Anno M.DCCCLVI.]
Kort overzichtsfilmpje, weliswaar Spaans, maar met mooie beelden; en het gedichtje van Lorca.

woensdag 27 september 2017

Thomas More, Biografie, Peter Ackroyd, 2016.

Boekomslag, Thomas More, 1478-1535.
Dit is een pracht van een boek! Allereerst het boek op zichzelf: ik heb de gebonden uitgave cadeau gekregen, en het ligt in mijn hand als een zware kostbaarheid. Het papier is mooi, de letters, het heeft gewicht en... de afbeeldingen ergens halverwege zijn van een prachtige kleurkwaliteit. Het is erg leuk als je je door plaatjes een beeld kunt vormen van de hoofdpersonen. 
Het is een wetenschappelijke uitgave, met heel veel noten en een uitgebreid register. Het is bovendien uiterst zorgvuldig geschreven. Soms 'schiet het niet op', er moet nu eenmaal veel worden verteld om de geschiedenis - die in tijd en gedachtewereld ver van ons af staat - alle recht te doen. Wat Peter Ackroyd doet, is ons juist die gedachtewereld leren kennen. Daartoe gaat hij de gehele ontwikkelingsgang van Thomas More na, zijn scholing, zijn 'stage' bij John Morton, wie zijn vader was, zijn geboorteplaats, zijn ervaring als jurist, hoe hij stond in de traditie van zijn tijd, en hoe die traditie precies was. 
Ackroyd in 2007. Ackroyd schreef een imponerend oeuvre! 
Dit boek is vertaald door Henny Corver, Ineke van den Elskamp en Pon Ruiter.
Thomas More werd geboren op 7 februari 1478, in Milk Street, hartje Londen naast Cripplegate Within. De parochiekerk was St. Mary Magdalen, die verwoest werd bij de grote brand in 1666. De kerk werd nooit herbouwd.  De straat lag in een chique en welvarende wijk. Wijk van kooplieden: melk, stoffen.
De naam More  kon slaan op Moriaan, moorcocks (korhanen, staan in familiewapen). Morus latijn voor moerbeiboom. Ook voor Nar of Zot, Moriae Enconium, Erasmus, opgedragen aan Thomas More. More ook allusies met memento mori
Grootvader  More van vaderskant was bakker, van moederskant kaarsenmaker. Vader John was rechter. Hij kon de overstap van handel naar rechten makkelijk maken, omdat de bakker een exclusieve zaak had, zij vergaarden veel geld.
John More trouwde met Agnes Graunger in de St. Giles in Cripplegate.
St. Giles Cripplegate. Middeleeuwse kerk, bestaat nog steeds, ondanks bomaanvallen door de nazi's. Hier trouwden zijn vader en moeder.
Inwendige van de kerk.
Cripplegate was zowel een stadspoort als een bestuurlijk gebied. Het ligt in het centrum van het hier aangeduide Groot Londen.
Een illustratie van de gate, ca. 1650.
Gedenkplaat van Mores geboortehuis in MIlk Street. 
Thomas moeder Agnes stierf toen hij nog jong was, vermoedelijk in 1499. Ze had zes kinderen. Haar man John trouwde vier keer. Zijn vader zou over haar gezegd hebben: 'dat er slechts een scherpzinnige vrouw op de wereld is, maar dat iedere man denkt dat hij haar heeft.  Scherpzinnig staat óók voor feeksachtig, vinnig.
Het huishouden moet welvarend en van alle gemakken voorzien zijn geweest. 
'Moeder Maud' zal hem grotendeels opgevoed hebben. Mogelijk kostte de 'Engelse zweetziekte' zijn moeder het leven. 
De jeugd van More was ook de tijd van 'de gebochelde koning' Richard III, hij zou in Mores vijfde levensjaar de jonge troonopvolgers van Edward IV om het leven hebben gebracht. John More stond loyaal tegenover Edward IV.
Prestigieuze Lincoln's Inn, waar John More opklom in de hiërarchie. In de stad speelde hij onder andere een rol doordat hij meewerkte aan het onderhoud en de uitbreiding van de London Bridge. 
Threadneedle street is tegenwoordig bekend van The Bank of England die daar gevestigd is. 
Thomas More bezocht er de St. Anthony's School
Cheapside, historisch plaatje. Deze straat passeerde More onderweg naar school. 
Vlakbij werden terechtstellingen uitgevoerd, dat hoorde bij het leven toen. St. Mary-le-Bow is de kerk op de achtergrond. Die stond er toen ook, moest alleen herbouwd worden na de brand van 1666.
De moord op Thomas Becket, een afbeelding uit de 13e eeuw. Becket werd in de 12e eeuw vermoord, hij is Engelands beroemdste heilige. Op zijn tocht naar school passeerde Thomas More elke dag Beckets geboortehuis. 
St. Anthony's school werd beschouwd als de beste van de vier of vijf grammar schools, oftewel Latijnse scholen in Londen.Thomas was zeven toen hij hier werd toegelaten. 
Hij leerde zowel Latijn als literatuur, De landstaal werd nog niet zo serieus genomen. 
Zangkunst was ook een belangrijk vak. De kunst van 'het zeker en zuiver zingen.' Inzicht in retorica, wiskunde en filosofie speelden erin mee. 
Engelse zinnetjes moesten worden vertaald in het latijn in de vorm van spreekwoorden en gezegden. Anthony's was een gratis school. Het schoolleven kon hard zijn. De schooldagen waren lang. More bracht hier vijf jaar door. Aan het eind was hij vaardig in openbare discussies en debat. Op een podium op het kerkhof van de Bartolomewkerk debatteerden ze over en vooraf bepaald onderwerp. Er werden prijzen uitgereikt voor de beste redenaar. Het was een belangrijke oefening voor hun latere leven. 
Retorica vormde al meer dan 200 jaar  de kern van de voorbereiding op een publiek ambt. Retorica was gericht op een praktische interpretatie, voor een juiste ordening van het gemenebest. 
Hij schreef later ook geen literatuur, maar polemieken, weerleggingen, tegenargumenten en dialogen, Utopia is het bekendste voorbeeld van zijn buitendialogen. 
De jongens van de school werden steevast Anthony-varkens genoemd, omdat de heilige Anthonius met dat dier werd afgebeeld. 
Boven en onder: afbeelding van Anthonius de Grote, met varken afgebeeld. 
Schutspatroon van varkens en slagers.  

John Morton, aartbisschop Canterbury 1425-1500. Thomas ging niet, zoals gebruikelijk was, naar Eton College, de public school in Windsor (West-Londen) maar werd page bij Morton. 
Ligging Canterbury: beetje oostelijk.
Canterbury kathedraal.
Lambeth Palace, residentie van de aartsbisschop waar More page werd. 
More kreeg hier vrij gemakkelijk contact met magnaten en heersers. Leerde daar veel van. Vanaf 1490. Aan de overkant van de Theems. Hij werd een van de knapen voor huishoudelijke taken.
Morton was onder de indruk van More, bediende bij het ritueel van de uitgebreide banketten.
Was behalve page ook scholier. Kreeg les van de domestica schola, particuliere school onder Morton.
Dit alles is beschreven door schoonzoon William Roper.
William Roper, eerste biograaf Thomas More; getrouwd met diens dochter Margaret.
More volgde onderwijs in debatteren en declameren. Verder kreeg hij scholing in hoffelijkheid en vorming. De page mocht niet in zijn neus peuteren, 'niet rochelen en niet spuwen', niet tegen de muur leunen.
More werd sterk beïnvloed door Morton. Morton was de personificatie van de nieuwe eenheid en stabiliteit die de Tudor-dynastie had gebracht. More bewonderde Mortons grote ervaring, de 'aartsmoeder en meesteres van de wijsheid'. Morton was zeker ook prachtlievend, Hij reisde 'in grote staatsie' niet minder dan kardinaal Wolsey. Diplomatie en redenaarstalent waardeerde More zeer in Morton.
Na Lambeth ging More naar Oxford. Canterbury College. geleid door de Bendictijnen.
Na de opheffing van de kloosters werd het Canterbury College in Oxford veranderd in Christ Church. (Herbouwd, er schijnen nog 2 afbeeldingen tezijn van het college, uit de 18e eeuw.
In het najaar van 1492 waren daar ruim 100 studenten; More was toen 13 jaar. Vader eiste carrière in de rechtspraak. Verbleef hier maar 2 jaar, en voltooide zijn opleiding aan New Inn, Londen. Een rechtbank.  
Veertig jaar voor Mores komst was de bibliotheek voltooid. Er waren boeken met bijbelse literatuur en werken over kerkvaders, daarnaast taalkundige werken en juridische boeken. Waarschijnlijk waren er zo'n 6 docenten-monniken, een rector, en vijf of zes seculiere studenten zoals More zelf. Daarnaast nog enkele commorantes, die voor inwoning betaalden. 
Kleine gemeenschap dus. Zijn rol leek op die van oblaat. 
Wellicht heeft hij ook gestudeerd aan St. Mary's Hall in Oxford. Halls waren anders dan colleges, het waren gesloten kloosterachtige instellingen. Leerde ook het trivium: grammatica, retorica, en logica. 
Hij moest interpretaties van en commentaar op teksten geven. Er vonden disputaties plaats. 
In 1493 onderbrkeing door onwelkome plaag: er wordt niet uitgelegd welke. 
Veel scholastiek onderwijs, waarop hij veel kritiek had. Net als trouwens Erasmus, Luther, en Tyndale. Maar die leer had nog altijd veel macht en invloed. 
Ackroyd verdedigt de scholastiek, bijvoorbeeld door de muziek aan te halen, de laat 15e eeuwse polyfonie. De delicate wisselwerking van stemmen zonder dat één de bovenhand krijgt. Nastreven van harmonieus geheel van de delen. More viel die erfenis van de scholastiek niet aan. 
Thomas More als kanselier van Engeland, kalm en ondoorgrondelijk, ook op het hoogtepunt van zijn macht; onder zijn rijke gewaad draagt hij een haren boetekleed. Hans Holbein de jongere. 
De macht en de invloed van Thomas More werd geleidelijk aan steeds groter. Hij was een geweldig goed rechter, maar hij was ook erg slim. Hij kon goed zwijgen als hem dat beter uitkwam. 
Hij was een groot tegenstander van Luther en diens volgelingen. Hij was streng, ook voor zichzelf (zie dat haren boetekleed). Hij trouwde liever dan last te blijven houden van zijn onkuise gedachten. 
Holbeins tekening van het huishouden van More in Chelsea. Deze uitbeelding van de hechte relaties tussen gezinsleden en verwanten is meteen een portret van de slotfase van het katholicisme in Engeland. 
Na de dood - of eigenlijk al tijdens zijn gevangenschap in de Tower - werden Mores bezittingen geconfiskeerd. Gelukkig bracht het zijn gezin en familie niet tot de bedelstaf, omdat zijn tweede vrouw van zichzelf rijk was, door een grote erfenis. Zijn eerste vrouw was Jane Colt, die stierf in  1511. Zijn tweede vrouw was Alice Harpur,
Sir John More, de vader van Thomas, die veel invloed heeft gehad op het leven van zijn zoon. Portret van Hans Holbein de Jongere. John was rechter. 
William Roper, de schoonzoon en eerste biograaf van More, die diens status als heilige heeft helpen bevestigen. De heiligverklaring kwam in 1935.
Margaret Roper, Mores oudste dochter, naar verluidt de intelligentste vrouw van Engeland. Zij had dd meeste affiniteit met Thomas More, vooral waar het zijn gewetensvrijheid betreft van zijn laatste dagen. 
Elisabeth Dauncy, Mores tweede dochter. Haar modieuze, prijzige kleding laat zien dat de hele familie rijk en bevoorrecht was, en veel invloed had. 
Cicely Heron, de jongste dochter van More. Net als zijn andere dochters droeg zij bij aan het fortuin van de familie door met een rijke, machtige man te trouwen.
Anne Cresacre, een rijke jonge vrouw; More is een tijdlang haar voogd geweest en uiteindelijk is ze met zijn zoon getrouwd.
John More, de zoon van Thomas More. De grote neus en dunne lippen zijn karakteristiek voor de vader in wiens schaduw hij altijd geleefd heeft. 
Hendruk VII, de scherpzinnige, zij het autocratische grondlegger van de Tudor-dynastie. Tijdens zijn lange bewind kende More een lucratieve, succesvolle carrière. 
Elizabeth van York, de vrouw van Hendrik VII. Na haar overlijden schreef More een rouwgedicht waarin hij 'wereldse vreugde en broze voorspoed' afwees. 
Richard III. Thomas More was vijf jaar oud toen deze 'malicieuze, opvliegende , afgunstige en immer weerspannige' koning aan zijn korte bewind kwam.
De jonge Hendrik VIII. Zijn positieve eigenschappen brachten More ertoe om in dienst van de vorst te treden, 'in dienst van het algemeen belang'. 
NB: Volgens het internet kloppen de namen niet bij de foto's, zou het omgekeerd moeten zijn. Gezien de afbeelding van Hendrik op latere leeftijd (zie verderop lijkt me dat internet het juist heeft.)
Catharina van Aragon, de eerste vrouw van Hendruk VIII. Bij hun scheiding vroeg ze hem: 'In welk opzicht heb ik u iets misdaan?' Van alle adviseurs van de koning vond ze alleen More die naam waardig. 
Catharina en Hendrik kregen twee kinderen: in 1511 een zoon (Hendrik, die al zeven weken na zijn geboorte overleed) en in 1516 een dochter, Maria Tudor. Daarna zouden nog vele miskramen volgen. Om dynastieke redenen droomde de koning van een mannelijke erfgenaam. Mede door het feit dat uit het huwelijk verder geen levensvatbare kinderen meer werden geboren, werd Hendrik VIII haar ontrouw en na zijn kennismaking met Anna Boleyn zocht hij naar een geldige reden om zich van Catharina te laten scheiden. Negen jaar lang bleef hij haar vervolgen met allerlei pogingen om het huwelijk te ontbinden, daarbij geholpen door de lord-kanselier, kardinaal Thomas Wolsey, die wist te verklaren dat een huwelijk met een schoonzuster volgens de Bijbelse overlevering onwettig en incestueus was (hoewel de bijbel met het leviraatshuwelijk eerder het tegendeel beweert).(= man getrouwd met de weduwe van zijn broer, als er geen kinderen zijn.) Ook al had de paus in dit geval dispensatie verleend, toch beschouwde Wolsey het huwelijk, om de koning ter wille te zijn, als ongeldig, wegens een kleine formele onjuistheid.
In 1533 werd het huwelijk tussen Hendrik VIII en Catharina ontbonden door bisschop Thomas Cranmer. Op 23 mei 1533 was Catharina haar titel van koningin kwijt. In 1534 voerde Hendrik de Akte van Suprematie in, waardoor hij hoofd van de Anglicaanse kerk werd. Zo had hij zich losgemaakt van de Roomse Kerk, en stond niets zijn huwelijk meer met Boleyn in de weg.
Anna Boleyn, de maîtresse van de koning en zijn tweede koningin, die in haar kleding een motto had laten weven: 'Ainsi sera, groigne qui groigne'. (Aldus zal het zijn, wie er ook over mort.)
Desiderius Erasmus, de grote Hollandse humanist, door More 'mijn liefste' genoemd. Hij op zijn beurt noemde More 'liefste Thomas. Portret van Quinten Matsijs.
Erasmus droeg zijn Lof der Zotheid (Moriae Encomium) op aan Thomas More, een bewijs van hun vriendschap. Zij logeerden ook vaak bij elkaar. Op het eind van Mores leven liet Erasmus zich als volgt uit over More: 'More had de theologie aan de theologen moeten overlaten.' Dergelijke verschillen in opvatting over belangrijke geloofskwesties waren goed verenigbaar met hun vriendschap. 
Pieter Gillis, een hoge ambtenaar van de stad Antwerpen in wiens huis en gezelschap More Utopia schreef.  Dit dubbelportret (??) heeft More ten geschenke gekregen van Erasmus als blijk van waardering voor de vriendschap tussen de drie mannen. Portret Quinten Matsijs.
John Fisher, de vrome bisschop van Rochester, die door Hendruk VIII van verraad werd beschuldigd. Hij werd tot kardinaal benoemd, 'maar zijn hoofd was eraf voordat zijn mijter erop zat.' Was doodziek toen hij ter dood gebracht werd, door uitputting in de gevangenis. 
Thomas Cromwell, die de koning heeft bijgestaan bij het opheffen van de kloosters. Naar verluidt is de uitspraak 'Ik zal slagen of falen' van hem.
Thomas Cranmer, aartbisschop van Canterbury, de kundige, beminnelijke en ambitieuze voorstander van Hendriks ' zwaarwegende zaak'. 
John Colet, deken van St Paul's en de oprichter van de St Paul's school; hij had de reputatie dat hij twistziek was en gedroeg zich zoals zoveel Londense vrienden van More wat theatraal. 
Maarten Luther, de grootste exponent van het protestantse geweten, die zichzelf vergeleek met 'rijpe stront'. Portret van Lucas Cranach de Oude. 
Thomas More had een grondige hekel aan de ketterij van Luther. Voor hem was het onbestaanbaar dat het geloof zou gaan afwijken van de stevige wortels van de traditie. Hij bleef dus zeer trouw aan de kerk. Het kostte hem ook het leven. 
Over Luther kon hij heel vreemd schrijven: 'Luther is een aap, een aars, een dronkaard, een lullig fratertje, een stuk schurft, een pestilente kwast, een doortrapte leugenaar. (...) Iemand zou moeten schijten in Luthers mond, hij laat gruwelscheten, het zou passend zijn in zijn mond te pissen, hij is een schijtduivel enzovoorts. Wel allemaal in het Latijn, maar hij bezigde dus hetzelfde scatologische (uitwerpselen betreffende) taalgebruik als Luther zelf. Hij kon trouwens goed schrijven in de volkstaal en heeft het Engels ook zeer verrijkt met bepaalde uitdrukkingen (los van de scatologie). 
Thomas Wolsey, de briljante, vernuftige kardinaal die Mores grootste beschermer is geworden. 'Nooit', schreef More na Wolseys dood, 'werd hij het moe zijn eigen lof te horen zingen.'
Het verbranden van William Tyndale, de vrome, geleerde vertaler van de Bijbel, door More omschreven als 'een beest met een brute, beestachtige muil.' Diverse ketters hebben door toedoen van More hetzelfde lot ondergaan. 
Dit was overigens wel een stukje levensgeschiedenis dat mij tegenviel van More: feitelijk was hij een Grootinquisiteur, hij heeft heel wat mensen ter dood laten brengen. Het paste in de tijd, dat wel. Maar verwacht je nou zoiets van een goed humanist?
Hendrik VIII, geschilderd in het jaar na de terechtstelling van More. 'Als mijn hoofd hem een kasteel in Frankrijk zou opleveren, gaat het er natuurlijk af',  heeft More gezegd. Portret Hans Holbein de Jonge. 
De belangrijkste boeken van Thomas More.
Utopia, verscheen in 1516 in het Latijn.
Het boek Utopia beschrijft de samenleving op het fictieve eiland Utopia en de politieke, sociale en religieuze gebruiken van de eilandbewoners. Het is geschreven in de vorm van een gesprek tussen Pieter Gillis, Raphael Hythlodaeus en Thomas More zelf. Raphael Hythlodaeus, een filosoof en wereldreiziger, geeft een beschrijving van zijn bezoek aan het eiland Utopia. Volgens Hythlodaeus is Utopia de beste samenleving ter wereld, omdat er geen privébezit bestaat. Hierdoor richt iedereen zich op publieke belangen, in plaats van eigenbelang. Ook de naam Raphael Hythlodaeus heeft een dubbele lading. De naam betekent 'Boodschapper van de heer' (Raphael) 'verkoper van onzin' (Hythlodaeus). Door de dubbele ladingen in het woordgebruik toont More dat zijn werk is bedoeld voor (mede)humanisten. Hoewel More het rationele Utopia gebruikte om kritiek te leveren op het Europa van zijn tijd, moet Utopia niet gezien worden als Mores eigen visie op de perfecte samenleving. Sommige gebruiken in Utopia, zoals euthanasie, echtscheidingen en vrouwelijke priesters, staan namelijk lijnrecht tegenover Mores vrome katholieke idealen.
Onlangs toonde professor van der Stock van de Universiteit van Leuven aan, dat  Raphael Hythlodaeus vermoedelijk niemand minder dan Erasmus is.

Een tweede belangrijk werk van Thomas More is History of King Richard III / Historia Richardi Tertii.
Dit was zijn enige geschiedwerk. Waarschijnlijk schreef hij zijn History of Richard III toen hij undersheriff was, een functie die hij bekleedde tussen 1510 en juli 1518. More schreef zowel een Engelse als een Latijnse versie van dit werk, maar heeft geen van beide versies ooit afgemaakt. Ze werden pas na zijn dood gepubliceerd.
De History of King Richard III is een renaissancistisch geschiedwerk, geïnspireerd door de werken van Sallustius, Suetonius en Tacitus. Richard III wordt door More gepresenteerd als de archetypische tiran, een beeld dat door veel historici bekritiseerd wordt.

Het derde boek is zijn Epigrammata.
Thomas More's Epigrammata.

De eerste editie van Thomas Mores Epigrammata verscheen in 1518 in Basel, samen met de derde editie van Utopia en de epigrammen van Erasmus. Twee jaar later, in 1520 kwam een nieuwe, uitgebreide versie van dit werk uit.
De gedichten in de bundel Epigrammata zijn waarschijnlijk geschreven tussen 1500 en 1520. Een groot deel van deze gedichten zijn epigrammen, maar het werk bevat ook odes en elegieën. Ongeveer een derde van het aantal epigrammen in de bundel zijn Latijnse vertalingen van oorspronkelijk Griekse epigrammen, maar het grootse deel is geschreven door More zelf.
De epigrammen behandelen veel verschillende, en soms ook uitzonderlijke onderwerpen, zoals koningschap, staatsbestuur, astrologen, vrouwen en priesters.

Thomas More heeft zo'n anderhalf à twee jaar gevangen gezeten in de Tower voordat hij vermoord werd. Als speciale gunst van de koning werd hij 'alleen maar' onthoofd. Daarna werd zijn hoofd gekookt en gespietst op de brug gezet.
Anderen werden opgehangen, weer bij bewustzijn gebracht, ontdarmd (!), darmen werden voor hun ogen gekookt, geslachtsdelen werden afgesneden en in de mond gestopt. Hoofd natuurlijk ook nog even de kook erover
Tja. Wat een genadig vorst, die Henry VIII...
Executieplaats Thomas More
Buste Thomas More in The Tower 
Wat er nu nog over is van zijn cel 
Afbeelding van More in zijn cel, toen hij bezocht werd door zijn dochter Margaret. 
The Tower, Londen.
Klein stukje uit A man for all seasons, uit 1966. Vernieuwd in 1994. Van Fred Zinneman. Won vier Oscars. Behandelt het conflict tussen Thomas More en koning Hendrik VIII.