donderdag 9 november 2023

Voss, Patrick White, 1957

Nederlandse vertaling, vertaald door Guido Golüke.
Guido Golüke, geboren 1949, vertaler. 
Engelse editie; wij lazen beide edities. De vertaling is heel precies en mooi. Het is moeilijk taalgebruik, die complexiteit kwam mooi uit. 
"En zo begon het licht het hoge vertrek binnen te vloeien, en het gerucht van duiven, en het intieme gezoem van insecten. Toen was de gezette dienstbode ook teruggekeerd, met wijn en koekjes op een blad; het geluid zelf bracht afleiding, de ademhaling van een derde persoon, voor de trillende wijn in de karaf verstilde tot een kalme edelsteen."
Johann Ulrich Voss, de hoofdpersoon uit het boek, is gebaseerd op de Duitse ontdekkingsreiziger Ludwig Leichhardt, een van de vele negentiende-eeuwse avonturiers die omkwamen in de Australische outback. Over dit thema zijn vele boeken geschreven, de zogenaamde bush novels. Deze hebben overeenkomsten met de westerns uit Amerika.
White leent van dit genre, maar heeft er een heel andere bedoeling mee. Hij vertelt ook wel van de ontberingen, maar de nadruk ligt op andere elementen, zie verderop. 
Evenmin probeerde White een 'historische constructie' te geven van de mislukte expeditie van 1848 van Ehrhardt. Het gaat White erom, aldus deze Penguin Reader's Guide, dat "Johann Ulrich Voss becomes the vehicle with which White explores our flawed abilities to perceive and communicate deep truths and the role of suffering in finding the path to wisdom, themes which recur throughout his fiction."
"Gaan jullie nu, alsjeblieft, jullie zijn vergeten dat dit mijn kamer is. En denk er ook om dat de straat het bezit is van alle burgers van deze stad. Als we elkaar weer treffen, vertrouw ik erop dat jullie elkaars gebreken hebt geaccepteerd, want we zullen een lange periode in elkaars gezelschap doorbrengen.'
Naderhand herinnerde zich niemand zich zijn gezicht gezien te hebben. Maar zijn woorden, wisten ze nog, waren in metaal gegoten, en een van zijn voeten had tegen een brokje hardgeworden modder geschopt dat op het kleed lag, en met een vrij scherpe tik tegen de lambrisering was gekomen."pag... 48-49

Dit was de ontdekkingsreiziger Ludwig Ehrhardt, 1813-1845.
Pruis; kwam niet opdagen voor zijn dienstplicht, vluchtte als deserteur naar Australië. Werd later gerehabiliteerd, na vele ontdekkingsreizen. 

Verhaallijn: 
De expeditie van Voss wordt gefinancierd door de rijke stoffenhandelaar Edmund Bonner uit Sydney, Als hij daar op een zondagochtend in huis komt, wordt hij onmiddellijk gekenschetst als een outsider: hij is een Duitser, onhandig in de sociale omgang, en komt op bezoek tijdens de uren van het kerkbezoek. Hij draagt Duitse poëzie voor, en men vindt zijn voornemen zich in de bush te begeven eng. 
Voss verzamelt een bont gezelschap van avonturiers om zich heen, onder wie Palfreyman, een ornitholoog die tevergeefs worstelt om zijn geloof te verzoenen met zijn wetenschappelijke principes, en Le Mesurier, een Rimbaud-achtige figuur wiens belangrijkste bezit een notitieboekje vol apocalyptische prozagedichten is. Later in de reis worden ze vergezeld door twee inheemse gidsen, Dugald en Jackie, en door Angus, een rijke jonge landeigenaar, en door Judd, een onlangs vrijgelaten veroordeelde.

"Tante Emmy's gedachten zwommen tot vlak onder de oppervlakte omhoog, zodat ze bijna altijd zichtbaar waren."

Voor elk van deze personages betekent de reis iets anders. Edmund Bonner heeft het team gerekruteerd, deels om zijn naam te verbinden aan wat een historische expeditie zou kunnen zijn. Voor Palfreyman zal de reis een duidelijk wetenschappelijk nut hebben. Voor Judd is het een kans om zijn nieuw verworven vrijheid en zijn formidabele bushvaardigheden uit te oefenen. Voor Voss krijgt de reis metafysische en spirituele dimensies. Blijkbaar opgegroeid met de Duitse idealistische filosofie, ziet hij zichzelf als een Nietzscheaanse superman of de belichaming van 'wil'. Wil, de uitdrukking van historische en metafysische waarheid, is een cruciaal concept in de filosofie van Hegel, Schopenhauer en Nietzsche. Door de hele roman heen beroept Voss zich op de wil als een kracht die in staat is om alle menselijke en natuurlijke obstakels te overwinnen. 'Toekomst', zegt Voss voor hun reis, 'is wil' (p. 62).
Dit is Leichhardt's eerste expeditie geweest. Hij ondernam er meerdere, van de laatste keerde hij niet terug.  
De feitelijke reis is niet het hoofdthema van het boek, toch is het wel leuk om je voor te stellen dat de expeditie echt de terra incognita in ging. 

"Zo werd de geest van de ontdekkingsreiziger, die vogelverschrikker die het huis zo bovenmatig had gedomineerd en er zelfs na zijn vertrek was blijven rondwaren, meedogenloos uitgebannen door die glinsterende bruid."

Naarmate ze dieper de bush in gaan, wordt Voss minder een superman - een onverzettelijke Prometheus tegen een wreed universum - en meer een martelaar in een christelijk passiespel. De christelijke beeldspraak benadrukt het lijden van Voss, maar ook zijn grootheidswaanzin om zowel de rol van martelaar als verlosser op zich te nemen. Tijdens het offeren van de geit op eerste kerstdag heeft Voss een visioen van "gepijnigd vlees" en van een vertrekkende ziel. De scène is een voorbode van Voss' eigen dood, die hij uiteindelijk als een offer verwelkomt. Later in de roman, wanneer duidelijk wordt dat ze zich in vijandig aboriginal gebied hebben gewaagd, overtuigt Judd een paar van de leden om de reis te staken en met hem terug te keren. In het universum van Voss is Judd Judas voor zijn Christus. De overgebleven avonturiers volgen Voss en zijn zoektocht naar goddelijkheid. Hij zal ofwel triomferen over de krachten van dood en wanhoop, ofwel zichzelf offeren aan het godverlaten continent Australië.

Laura Trevelyan, het verweesde nichtje van de Bonners, maakt de verlossing van Voss mogelijk. De twee ontmoeten elkaar die zondagochtend voor het eerst in het huis van de Bonners en vormen meteen een symbiotische relatie. Eenmaal gescheiden, communiceren de twee met elkaar door middel van dromen en visioenen. Het is alleen door haar voorspraak dat Voss de dwaasheid beseft van zijn zoektocht om het continent over te steken en van zijn waanideeën van goddelijkheid. Nadat Voss gevangen is genomen door aboriginals en de meeste van zijn mannen zijn gevlucht of gedood, zegt Laura: "Het is alleen een mensenoffer dat de mens ervan zal overtuigen dat hij niet God is" (p. 362). Ze biedt dit schijnbaar aan als reactie op de uitdagende bewering van Voss: "Ze kunnen me niet doden... Het is niet mogelijk" (p. 357). Vlak voordat hij met het zakmes wordt onthoofd, raast er een komeet door de nachtelijke hemel. Dit kan een toespeling zijn op de val van Lucifer, maar voor zijn inheemse ontvoerders vertolkt dit het verhaal van hun voorvader, de Grote Slang, die naar de aarde terugkeerde om de mens te straffen.
Sterrenbeeld Zuiderkruis, in de mist; Australië.
"Een keer ontdekten Voss en Jackie in een paar bomen een platform va bladerrijke jonge boompjes die met repen schors bijeen waren gebonden. Ze stonden er nog naar te kijken toen Judd en Harry hen inhaalden.
'Dit dode man', legde de inheemse jongens uit, en ze begrepen uit zijn woorden dat zijn volk de doden op zulke platforms legde, en er liet liggen opdat de geesten hen konden verlaten.
'Allemaal weg', zei de zwarte. 'Allemaal.'
Hij glimlachte stralend terwijl hij zijn handen als een spitse zaadkorrel tegen zijn borst legde en daarop met een breed, uitleggend whoei hemelwaarts uitspreidde, zodat de zijige, witte ziel werkelijk ontsnapte en opging in de wervelende kringen van de blauwe lucht.
Beide verhalen benadrukken de aan Voss opgelegde goddelijke straf voor zijn te ver reikende trots. Ten slotte beseft hij: "Ik heb geen plan... maar zal op God vertrouwen... Het is mijn schuld" (p. 371). Voor zijn gruwelijke dood smeekt hij tot Christus en ziet hij de komeet onder de horizon duiken, waardoor alleen het sterrenbeeld Zuiderkruis aan de hemel overblijft.
Vermoedelijk is de Grote Slang identiek aan de Regenboogslang, volgens de inheemse mythe de schepper van hemel en aarde. 
Foto van DEZE SITE.

De literaire stijl van Voss is fantastisch, mooi, compact, maar soms moeilijk. Je moet de zinnen soms goed herkauwen. White hanteert een rijke beeldspraak. 
Hij slaagt er daarmee onder andere ook in, een schitterende satire te geven van de middenklasse van de 19e-eeuwse Australische maatschappij. Het komt absurd over, als hij de zware expeditie laat afwisselen met de onbenulligheden (picknicks, theevisites) van de thuisblijvers.
Toch is het geen humor, eerder komt het als wat wrang over. De thuisblijvers lijken geen enkel benul te hebben van hun eigen ziel, of diepgang. Voss mag dan een vreemde eend zijn, hij leeft wel in contact met zijn eigen innerlijk. Net als Laura, die over de feitelijke afstand heen met hem verbonden blijft. Naar men zegt geloofd White in dergelijke telepathische contacten. 
White zet met deze roman de conventies van de Australische bushroman op zijn kop, net zoals Cormac McCarthy's Blood Meridian dat deed met de conventies van de Amerikaanse western. De wreedheid is enorm. 

"Het waren de honden die als eerste de mening van de Duitser bevestigden dat ze in de buurt van Jildra moesten zijn. Op een avond, terwijl de expeditie nog verder trok, begonnen de honden wild slikkend te janken, en lichtten ze herhaaldelijk een poot op. Hun snuiten waren spitser geworden, de ogen puilden uit hun schedels toen er, zonder verdere waarschuwing, ineens vreemde staarten, en daarna de lijven van vreemde honden uit het gras opdoken. Zo bijeengekomen draaiden de twee groepen honden stijfjes om elkaar heen, in een stugge, geschokte stilte, op een teken wachtend."

Met uitzondering van Dugald en Jackie blijven in deze roman de aboriginals aan de periferie van de roman; daar zijn ze onkenbaar, je voelt alleen de dreiging van hun aanwezigheid uitgaan. 
Toch is deze weergave van de inheemse cultuur niet zonder gevoel, ik denk dat die volslagen vreemdheid tegenover elkaar klopt met de werkelijkheid van toen. De blanken moeten als indringers gevoeld hebben. En als prooi. 

"Zo reden ze verder over het stof, waarin ze hun eigen legende schreven."

Een ander belangrijk thema in de roman betreft taal en de moeilijkheden die inherent zijn aan het proberen taal te gebruiken om diepe waarheden over te brengen.  Zie deze uitspraken van White: "Woorden waren niet de dienaren van het leven, maar het leven was eerder de slaaf van woorden" (p. 196); "Alle woorden moeten bedrieglijk zijn, behalve die welke door noodzaak worden gesanctioneerd, het houvast van de taal" (p. 267).
Er is ook een groot verschil in taalgebruik tussen bij voorbeeld dat van Voss en van Palfreyman. 
De meeste critici hebben Voss gezien als een variatie op de tragische held die door hoogmoed is geveld. In tegenstelling tot Lucifer of Prometheus ervaart Voss echter ware nederigheid, deels op voorspraak van een afwezige geliefde, namelijk Laura. Ik denk daarom dat er een katharsis heeft plaats gevonden, Voss sterft weliswaar gruwelijk, maar in vrede met zichzelf. 
OVER PATRICK WHITE

Patrick White werd geboren in 1912, in Engeland. Als baby van zes verhuisde zijn familie naar Sydney, Australië. Hij was als kind heel vaak ziek, leed onder andere aan astma, wat verergerde tijdens de rest van zijn leven.  Op zijn twaalfde werd hij naar een kostschool in Engeland gestuurd, die hij als een Engelse gevangenis omschreef. Onder invloed van Ibsen en Strindberg, op een reis naar Scandinavië ontdekte hij die, werd hij zelf schrijver. 
Hij keerde terug naar Australië, maar van 1932 tot 1935 studeerde hij Franse en Duitse literatuur in Cambridge. Zijn loopbaan als schrijver begon, hij raakte bekend in kunstenaarskringen, onder anderen met de schilder Roy de Maistre. Deze verzorgde de omslag van White's derde boek, The Aunt's Story. 
Debuut White met boekomslag van vriend Roy de Maistre. 
Figure in a garden, afbeelding schilderij De Maistre. 
Afbeelding van DEZE SITE

"'Ik ben me er pijnlijk van bewust hoe weinig ik in het algemeen heb gezien en ervaren, en van ons land in het bijzonder,' had juffrouw Trevelyan juist bekend, 'maar het kleine beetje dat ik wel gezien heb is, denk ik graag, minder dan ik weet. Kennis is nooit een kwestie van geografie geweest. Integendeel, kennis overschrijdt de grenzen van alle bestaande kaarten. Misschien komt waarachtige kennis pas met de marteldood in het land van de geest.'" 

Beide mannen ontwikkelden een diepe vriendschap, ze deelden veel. Ze zijn nooit geliefden geworden, maar dikke vrienden. In Patrick White's eigen woorden: "Hij werd wat ik het meest nodig had: een intellectuele en esthetische mentor". Ze hadden veel overeenkomsten. Ze waren allebei homoseksueel; ze voelden zich allebei buitenstaanders in hun eigen familie (de familie van De Maistre keurde zijn schilderij bijvoorbeeld af en noemde het 'verschrikkelijk'). Als gevolg daarvan hadden ze allebei ambivalente gevoelens over hun familie en achtergrond, maar onderhielden ze allebei nauwe en levenslange banden met hun familie, vooral met hun moeders. Ze waardeerden ook allebei de voordelen van sociale status en connecties. Opvallend vind ik ook dat christelijke symboliek en Bijbelse thema's veel voorkomen in het werk van beide kunstenaars. 
Patrick White, 1912-1990
White kreeg diverse prijzen, de voornaamste natuurlijk de Nobelprijs voor literatuur. 
Hij bleef een eenling. Toen de pers voor zijn deur stond om hem te interviewen na de toekenning van de Nobelprijs, nam hij een slaappil en liet de meute voor de deur staan. 
White deed veel voor de Aboriginals. 
Ter illustratie: boek over de Aboriginals.
"'Voss is niet gestorven', antwoordde juffrouw Trevelyan. 'Hij is er nog, zeggen ze, in dat land, en zal er altijd blijven. Zijn legende zal uiteindelijk worden opgetekend door degenen die erdoor zijn gekweld.'"
Dit is het enige portret dat ik van Roy de Maistre heb kunnen vinden. 
De jury zei over White bij de toekenning van de Nobelprijs: 
 "Voor een episch en psychologisch verhalende kunst die een nieuw continent geïntroduceerd heeft in de literatuur"
Dit interview is leuk, het laat zien hoe White was. Het gesprek geeft heel goed ook de sfeer weer van het boek. Niet erg toegankelijk, wel lekker scherp. 
Mijn conclusie: 
Een boek om te herkauwen, zo veel prachtige observaties, lekker veel diepgang. 
White is duidelijk een eenling. De volgende uitspraak illustreert zijn afzijdigheid: 
"My heart is in Londen, my blood is Australian."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten