zondag 1 augustus 2021

Een handvol innerlijkheid, Rainer Maria Rilke, 1988.

Boekomslag
Dit boek bestaat uit een aantal brieven en prozateksten van Rilke, die mij een goed begrip hebben gegeven van zijn levensfilosofie. Rilke is geenszins gemakkelijk, het is van belang elke zin, elk woord goed te herkauwen. Stukje bij beetje komen dan de prachtige gedachten en visies bij je binnen. 
Rilke sluit erg aan bij een opvatting van religie die mij boeit. Ik vond het goed verwoord in DIT ARTIKEL IN DE GROENE, van 1998: 

"Rilke wilde een eigen, persoonlijke mythe creëren, die tegenover de christelijke mythe gesteld kon worden. In het besef dat er een nieuwe tijd was aangebroken, zag hij ook een nieuwe mens ontstaan. En die nieuwe mens had een specifieke taak: 'een nieuwe zingeving voor het bestaan te ontwerpen en wel door de “verinnerlijking” te verkondigen’. Een bestaan in een zogenaamde Weltinnenraum, een ruimte zonder tijdelijkheid, zonder heden en verleden, en waarin de dood slechts een andere verschijningsvorm van het leven is.
Over de reis naar die mythische, of mystieke ruimte, lezen we in Rilke’s tien wonderschone gedichten, waarvan de laatste zo begint: 'Dat ooit, aan het eind van bitter begrijpen, mijn zingen/juichend en prijzend opklinkt naar instemmende engelen.’ Ook al is iedere engel 'schrikwekkend’."
(Artikel geschreven naar aanleiding van de Duineser Elegien.)

De uitdrukking 'handvol innerlijkheid' stamt uit het gedicht 'Die Rosenschale' - 1907. Daar staat: 
'... Sich-enthalten heisst: die Welt da draussen [...] in eine Hand voll Innres zu verwandeln.'
Vertaald als: 
'...... Zich behelzen (= onthouden) betekent: de wereld buiten [...] in een hand vol innerlijk te doen verkeren.' 
(Het gedicht staat in de Nieuwe Gedichten, zie de Nederlandse vertaling van Peter Verstegen, pagina 189 e.v.)
Uitgave van 1998.
Ik haal een paar opmerkelijke teksten aan uit 'Een handvol...':
Ik was erg getroffen door het verhaal Een nacht bij de sfinx, het staat in een Brief aan Benvenuta, 1914.
Benvenuta  was vriendin van Rilke. De Welkome, was de bijnaam die hij haar gaf. Ze heette Magda von Hattingberg, en was een Oostenrijks pianiste (1883-1959).
Begin 1911 maakte Rilke een reis naar Egypte. Aan Benvenuta schrijft hij over een nacht die hij doorbracht bij de sfinx van Gizeh. 
Lithografie uit 19e eeuw; ik koos expres deze illustratie, omdat die mooi past bij het verhaal: de achterkant ligt onder het zand. 
Rilke bezocht de sfinx in de nacht, zodat hij daar helemaal alleen was. Het viel toen al niet mee om je los te maken van anderen! Rilke posteerde zich vóór de sfinx, de achterkant was helemaal verdwenen onder het zand. De kop van het beeld rees hoog op naar de sterren, Rilke voelde een soort oprijzen naar het hemelse. Op dat moment vloog er opeens een uil op, die op de kop van de sfinx zat. 

Kenmerkend in dit verhaal is dat Rilke steeds zoekt naar verbinding met het transcendente; of het geestelijke. 
Een ander voorbeeld is het verhaal De poppeziel. Rilke grijpt terug naar de kindertijd, toen de pop voor een kind een bezield wezen was, dat hij allerlei eigenschappen toedichtte. Rilke schreef dit bij de poppen van Lotte Pritzel, over wieeen bekend kunstcriticus schreef:  „Die Puppen von Lotte Pritzel haben mehr von der Essenz unserer Zeit, als ein ganzer Glaspalast voll moderner Bilder.“ 
Poppen van Lotte Pritzel.
Rilke schreef verder veel over de beeldhouwer Rodin, met wie hij bevriend was, en wiens secretaris hij is geweest. 
Hij schrijft onder andere over De Denker, en over De Man met de Gebroken Neus. 
De Denker, zoals in de tuin van het Musée Rodin in Parijs. Het beeld staat ook boven Rodins Hellepoort. 
 Man met gebroken neus, Rodin, 1864 
(Man met....), 'die ik neerzet als een vuist.' - Rilke
Het betoog van Rilke over Rodin is uiterst lyrisch, Rilke was jong toen hij Rodin leerde kennen, Rodin was toen al in de zestig. .... 'dat het er bij de kunstdingen (net als bij een wapen of weegschaal) niet op aankomt dat ze op de een of andere manier effect hebben door hoe ze eruitzien: maar dat het erom gaat goed gemaakt te zijn.'
Hij heeft het verder over de beweging bij Rodin: die ligt volgens hem:  'in dit duizendvoudig gevarieerde stromen, dralen, storten en schuimen van het licht over het nergens toevallige verval van het oppervlak.' 
Dansstudie – Rodin, 1911
Ook Rodins tekeningen roemt hij:
 Danseres uit Cambodja – Rodin, 1906
'Uit bloemen en dieren en meisjes is de een of andere essentie van zo-zijn ontstaan (...)' - Rilke 
Dit werk noemt Rilke niet; ik vond het interessant het erbij te nemen, het is een aquarel op de catalogus bij een expositie met de genoemde naam in Rome, 2013. 
De Denker als onderdeel van de beeldengroep Porte de l'Enfer in het Musée d'Orsay
Misschien heeft Rilke zijn uiteindelijke visie nog het mooiste verwoord in de brief aan Witold Hulewicz, getiteld De Bijen van het Onzichtbare: 
Witold Hulewicz, Pools dichter, en vriend van Rilke. Vermoord in 1941
'Want het is onze taak, ons deze voorlopige, broze aarde zo diep, zo duldend en hartstochtelijk in te prenten dat haar wezen in ons 'onzichtbaar' herrijst. Wij zijn de bijen van het onzichtbare. Hartstochtelijk vergaren wij de honing van het zichtbare, om hem op te tasten in de grote gouden korf van het Onzichtbare.'
(p. 92)

Ik zou elk hoofdstuk hier wel kunnen noemen, zulke prachtige gedachten en zinnen staan erin. Dat gaat natuurlijk niet, ik ben blij dat ik dit boekje in mijn bezit heb, en dat ik het nog zo vaak ik wil zal kunnen napluizen. 
Één hoofdstukje wil ik nog wel noemen: dat over de schilder Cézanne. Cézanne was mij onder de Impressionisten nooit bijzonder opgevallen, maar aan Rilke wél. Dit staat in het hoofdstukje Het Nieuwe Zien.
Zelfportret Paul Cézanne voor vaalrode achtergrond, circa 1875. Musée d'Orsay, Parijs. 
Paul Cézanne: Stilleven met appelmand, 1895
'Hij liep heen en weer in zijn atelier, waar de groene appels in het rond lagen...'(Rilke)
Portret van een dame met capucijneraapje, 
(Ritratto di dama con scimmietta)
Rosalba Carriera, 1675-1757
Rilke: 'Dat is zo vol van één bepaalde tijd dat het van alle tijden is.'
Cézanne vond bij deze en andere Venetiaanse schilders 'een onbeschrijflijk consequente kleurigheid.' Rilke noemt met name het blauw bij Cézanne.
Chateau Noir, Cézanne.
Detail rotsen bij Kasteel Noir
Talloze malen schilderde Cézanne de Mont Victoire. Het Chateau Noir lag hier links van. 
Beeldhouwster Clara Rilke-Westhoff. Hamburger Kunsthalle, geschilderd door
Paula Modersohn-Becker. 
De brief over Cézanne schreef Rilke aan haar. Zij was zijn echtgenote, ze hadden samen een kindje. Het huwelijk heeft feitelijk maar één jaar bestaan. 
Lou Andreas-Salomé, 1861-1937.
Ik moet ten slotte nog noemen Lou Andreas-Salomé, geboren als Louise von Salomé, Russische van geboorte. Zij was een Duits-Russische psycho-analytica en schrijfster, bevriend met vele groten van haar tijd, onder anderen Nietzsche en Rilke. 
Aan haar schreef Rilke de in dit boek weergegeven brief De weg naar binnen. Ik besluit met één zin daaruit: 
"Vernieuwing, metamorfose, heiliging - en de ziel zou aan komen snellen - , ik weet het. Maar wie maakt zich nieuw zonder zich eerst te verpletteren. en ik ga als een wekeling om met mezelf, al zo lang ik leef, opdat er toch maar niets bij me wordt afgebroekn. 
Ach Lou, hoeveel zin, hoeveel onzin is er in al wat ik daar neerschrijf, neem het maar met een korrel zout [...]"
„Ich fürchte mich so vor der Menschen Wort“ (1906)
1'13 ''

Geen opmerkingen:

Een reactie posten