Voorzijde boek
Achterzijde
Ik schreef al eerder een blog onder de titel ONGEHUWDE MOEDER ROND 1960. Dat blog schreef ik naar aanleiding van een Nieuwsuur-uitzending over Moederheil, een 'doorgangshuis' in de 20e eeuw in Breda voor ongehuwd zwangere, veelal katholieke meisjes. Ik stuitte daarbij toen op het onderhavige boek van Eugénie Smits van Waesberghe, waaruit ik veel informatie putte door middel van de recensies over dit boek.De titel is ontleend aan een Oud-Hollands gezegde, zij heeft de schoot vol tranen: zij is ongehuwd zwanger.
Ik heb het boek inmiddels zelf gelezen, daarvan doe ik hier verslag.
Het was aangrijpend om te lezen, ik denk voor iedereen die er kennis van neemt. Voor mij in het bijzonder, omdat ik in mijn eigen jeugd een geschiedenis van ongehuwd moederschap van zeer nabij heb meegemaakt. Ik herinner me haarscherp de pijn, het verdriet, het gevoel van afwijzing, veroordeling, van isolement van de jonge vrouw die het betrof. Nu, zoveel jaren later, zie ik er nog altijd de wrang vruchten van. Afstand hebben moeten doen van je eigen kind slaat diepe wonden, zowel bij de 'afstandsmoeder' als bij het verlaten kind.
Op twee manieren wordt dat hele pijnlijke proces in dit boek beschreven: aan de voorzijde door een roman, aan de achterzijde - boek omdraaien - door velerlei ooggetuigenverslagen.
Hieronder een kort filmpje over het boek, door de schrijfster.
Eugénie Smits van Waesberghe is zelf een geadopteerde; haar adoptie-ouders gaven haar bij de adoptie deze naam, haar biologische moeder noemde haar Gepke. Smits heeft gestudeerd, een van haar studie-thema's was 'ouderverstoting': als een kind het contact met een ouder waarmee het voorheen een goede relatie had wil verbreken onder invloed van de omgeving, vaak na een scheiding. Deze verstoting manifesteert zich soms pas jaren na de feitelijke scheiding. Smits ontdekte dat dit veel voorkwam bij vechtscheidingen, maar kwam ook tot het inzicht dat het wel heel erg leek op haar eigen situatie: Ik citeer haar:
'Tientallen jaren had ik weggekeken van mijn geboorteouders. Waarom had ik dat
gedaan? Toen we elkaar eenmaal hadden ontmoet, had ik blijdschap gevoeld, maar ook vervreemding.
Daar was ik niet verbaasd over. Zij hadden mij ooit weggegeven en dit was het gevolg. Eigen schuld,
dikke bult. Had ik dat zelf bedacht?'
Maar dit is maar één thema dat ik er nu uit pik. Kijken we naar de ooggetuigen, dan valt juist de breedte van haar weergave op: heel veel afstandsmoeders, adoptiekinderen, maar ook verzorgsters in Moederheil, psychologen, een soort huismeester in het gebouw, een priester, en schrijvers van eerdere studies over dit onderwerp, enzovoorts enzovoorts.
Foto van Moederheil.
Met name een cluster van ooggetuigen staat me bij: een broer en zus, die allebei in een verschillend gezin terecht gekomen zijn. Hun moeder Henny - zwakbegaafd - had nog een derde kind in Moederheil gebaard, van wie niet duidelijk is geworden waar ze terechtgekomen is. Daaruit blijkt, dat er nog steeds dossiers - of delen ervan - niet worden prijsgegeven; of zijn vernietigd. Van deze Maria en Ruud komen ook hún kinderen aan het woord, waaruit ook duidelijk wordt, hoe de afstand en de adoptie het leven van deze nieuwe generatie kinderen beïnvloed heeft. Ruud bijvoorbeeld kan bijna niet voelen dat mensen van hem houden, en heeft daarvoor voortdurend bevestiging nodig, 'aaien over de bol' - van zijn eigen kinderen.
De rol van de katholieke kerk komt naar voren; een priester beweert, dat de kerk nooit veel heeft aangedrongen op afstand. DEZE LINK verwijst naar de website Schoot vol tranen, waar historicus Jan Brouwer iets meer uit de doeken doet over de rol van de katholieke kerk. Ik zelf vind daar niets terug van de kwalijke rol die de kapelaan van mijn parochie vroeger speelde in het geval van gedwongen afstand, waarover ik boven repte.
Boven en onder: Eugénie Smits van Waesberghe.
Ik noem enkele zaken die mij troffen, zonder ook maar enigszins volledig te kunnen zijn:
- In een kast lagen piepkleine kistjes met metalen kruisjes voor de doodgeboren kinderen.
- Sommige kinderen waren zo leuk, dat ze 'préferées' werden genoemd: ze kregen een voorkeursbehandeling. Soms mochten ze bijvoorbeeld mee voor een dagje of zo naar het huis van de een of andere verzorgster. Dergelijke kinderen waren natuurlijk ook snel weg voor adoptie. De gewonere kinderen moesten soms veel langer wachten, of ze kregen nooit een adoptiegezin. Gehandicapte kinderen kwamen sowieso niet aan de bak. Ik weet niet waar die uiteindelijk terecht kwamen, ik vermoed in een weeshuis.
- Elke vorm van contact tussen moeder en kind na de bevalling werd verboden. Een dag of vijf na de bevalling verliet de kraamvrouw via de achterdeur het pand. - (Dit verhaal klopt met wat ik vroeger heb meegemaakt.)
- De biologische vader - als die zich al interesseerde voor zijn kind - had niets in te brengen. Ook dit is pijnlijk om te lezen.
- De adoptie-ouders waren allemaal rijk, ze reden met auto's voor. Helaas betekende hun bereidheid om een kind te adopteren vaak helemaal niet, dat het ook goede ouders waren.
- Baby's in Moederheil werden gedrogeerd om ze rustig te houden. (!)
- Over de dossiers is nog wel iets meer te zeggen: je hebt geboortedossiers, afstandsdossiers, en Valkenhorstdossiers. De geboortedossiers zijn zonder meer toegankelijk voor geadopteerden. De afstandsdossiers alleen met toestemming van de biologische moeder. De Valkenhorstdossiers zijn niet openbaar en worden beheerd door de Fiom. (Valkenhorst is een latere naam voor Moederheil.)
Het boek geeft een uitgebreide bronnenlijst, een een verklarende woordenlijst. Er wordt voor de bronnen ook verwezen naar de website, https://www.schootvoltranen.nl/ . Daarin valt méér te lezen, dan de soms korte stukjes in het boek.
De roman vóórin het boek vond ik qua verhaal niet heel goed; niet helemaal geloofwaardig dat twee hartsvriendinnen elkaar na een heel leven nog zo gruwelijk missen alsof de scheiding pas gisteren was. Maar het gaat in dit boek niet om literaire waarde, dat besef ik ook wel. Het verhaal moet worden verteld van binnenuit, in alle volledigheid, en feitelijkheid. Bovendien betreft het een incestgeschiedenis, die in de ooggetuigenverslagen niet aan de orde komt. Het is goed voorstelbaar dat ook dergelijke ongehuwd en ongewenst zwanger geraakte vrouwen terecht kwamen in Moederheil. Net als mensen die verdwenen uit een gemeenschap, omdat ze zich vanwege de schande niet meer vertonen konden. Dergelijke niet vertelde verhalen komen via de fictie toch aan de orde.
De Schrijfster
Eugénie werd in 1965 bij doorgangshuis Moederheil in Breda geboren als Gepke Maria Kortekaas. In 1966 werd ze geadopteerd door Nederlandse wensouders. Sinds die tijd gaat ze door het leven als Eugénie Marie Oliviera Smits van Waesberghe. Eugénie woont en werkt in Halle, een dorpje in de Achterhoek. Sinds 2014 is ze actief als journalistiek onderzoeker, schrijver, spreker en publicist. Eugénie heeft een academische achtergrond. Van 1985 tot 1992 studeerde ze in Utrecht aan de faculteit Sociale Wetenschappen en de Rechtenfaculteit (pedagogiek, sociologie, criminologie en Nederlands recht). Vanaf 2004 is Eugénie zelfstandig ondernemer en werkzaam als psychosociaal therapeut en coach bij De Uitnodiging coaching & begeleiding. www.deuitnodiging.nl .Ik las op de website dat het boek inmiddels (tijdelijk) is uitverkocht.
Uit de begrippenlijst haal ik hier nog het Fiom: de Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder en haar kind. Opgericht in 1930.
In de jaren zestig en zeventig werd Moederheil steeds onbelangrijker: de pil en andere voorbehoedsmiddelen voorkwamen zwangerschappen, evenals de legalisatie van abortus. Ook maakte de secularisatie een einde aan de macht en vergaande invloed van de kerk. Ten slotte werden ongehuwde moeders steeds meer geaccepteerd, godzijdank.
Slotconclusie:
Dit is een heel rijk, veelomvattend boek naar het verschijnsel Nederlandse adoptiegeschiedenis. Het kan niet anders, of het gaat een rol spelen naar het verdere onderzoek op dit gebied. Aangrijpende, verbijsterende getuigenissen.
Ik heb de roman ook gelezen en vond het een aangrijpend document. Belangrijk!
BeantwoordenVerwijderen