Ik zelf lees het nu voor het eerst. Ik ken Jeroen Brouwers nu pas van deel I van De laatste deur. Onderhavig boekje heb ik van de bieb, omdat ik te lang zonder Brouwers heb gesteld.
Ik was enorm verrast. Ik had ook niet direct in de gaten dat dit al zo'n oud boekje was.
Zo ziet mijn uitgave eruit (andere kant van hierboven)
Een Salamanderuitgave, ik weet niet van welk jaar.
Het boekje bestaat uit twee delen: Zonder trommels en trompetten, en Overal Stilte. De ondertitel van het eerste verhaal is: Een markante anekdote uit het leven van Jeroen Brouwers door hem zelf verteld.
Hij houdt zich bezig met de vraag wat typerend is voor hem zelf, dat is immers de opdracht van de bijna blinde dichter J. Hij besluit dat het de thema's liefde, dood en literatuur zijn.
Hij begint met de beschrijving van zijn doodzieke kat, De Markies van Carrabas. Na een akelige aftakeling sterft de kat in een rustig hoekje in de kelder onder spinrag. Het is meteen een belangrijk leitmotiv: de dood. Die komt op alle mogelijke manieren terug, de kat heeft een vergiftigde muis gegeten, er zijn tal van muizen en vliegen en ander gedierte, een mummie, een vrouw. Bij haar is een stukje lip weg, je ziet steeds die tanden. De gedachte aan een vrouw komt steeds terug, zoals ze lacht, met ontblote tanden. Hij maakt een tekening van die vrouw, ook met die tandjes. De tekening is half uitgegumd en is onophoudelijk bedekt met vliegen.
Zelfmoord is een thema, met rammelende kettingen op zolder die hem angst aanjagen. Een vriend pleegt zelfmoord. Tal van namen van schrijvers die zelfmoord hebben gepleegd, spoken die hij meent te te horen die hem ook de dood in willen jagen. Meisjes ('meidertjes') waaraan hij denkt. Verder noemt hij erg vaak gif, voor de beesten, maar toch.
Ik vond vooral die zelfmoorden weer frappant, omdat hij voor mij geldt als dé zelfmoord-onderzoeker. Mooi dat dit al in een werkje van 1973 besloten ligt!
Een deel van de novelle speelt zich af in Delft, waar hij als zestienjarige probeert te debuteren met het werk Buiten de muren. Ik citeer een stukje:
De roman die ik schreef heette Buiten de muren en was herfstig van teneur; een saggerijniger oord dan Delft was mij niet bekend en enger mensen dan Delvenaren ook niet; het werd een roman vol opstanding en bronst, er werd door de zestienjarige hoofdpersoon ervan in hoofdzaak ter ledikant getogen, want dat wilde ik zélf zo gaarne een keer na al die jaren binnen de pensionaatsmuren die zeer ongezond voor me waren geweest en waaruit ik tot heden toe enige tics heb overgehouden, bijvoorbeeld mijn gereserveerde vormelijkheid en mijn permanente angst dat iemand mij onverhoeds van achteren aanvalt en klappen op mijn hoofd geeft. Hij wél, die zestienjarige hoofdpersoon, maar ik, de schrijver persoonlijk, intussen, een écht meisje, bij voorkeur zo mooi dat ik om haar zou kunnen huilen, eentje om stilletjes mee in een afgelegen, slechts door krekelzang en het ruisen van de boomtoppen omgeven, boshuis te wonen, aan welk het lawaai, en de ijdelheden en de droefheden der wereld ongemerkt voorbij zouden gaan en waar nooit iets onaangenaams haar en mij zou kunnen treffen, zoëen kon ik niet in dat Delft vinden, hoewel er natuurlijk best wel meisje in mijn leven traden, die later allen toch nog goed terecht zijn gekomen en met heel goede partijen getrouwd; ik was zo'n jongen die gedichten voor die meisjes maakte en op de vellen papier waarop hij die in het net had overgeschreven een haarlok van hemzelf plakte en soms een druppel water op de tekst liet vallen zodat de inkt wat uitliep, bij welke passage hij dan in de kantlijn schreef zie, een traan, voor jou vergoten; zestien jaren oud en vol van het vuur, nu weet ik wel beter; en die meiden die vonden mij maar een lul natuurlijk, hetgeen ze mochten, ik 'verwerkte' ze allemaal in mijn roman.
Lekkere lange zin. De stijl van Brouwers maakt hem vooral zo lezenswaardig.
Het tweede verhaal, Overal Stilte, gaat over zijn eenzaamheid in zijn huis in het Krekelbos, ondertitel: Krekelbosse Klaagzangen.
Hij beschrijft hier zijn leven in dat huis in België. Hoe hij zonder gas en zonder water zit, middenin de winter. Soms rijdt hij een doelloos stukje in de auto om warm te worden. Hij maakt een nestje katten dood, op één na. De telefoon is ook nog eens kapot. De eenzaamheid is voelbaar. Zijn werk bestaat eruit een reusachtig anekdotenboek over letterkundige schrijvers bijeen te brengen. Verder doet hij niks. Hij bezoekt een hoertje, alleen maar om zich te warmen. Hij drinkt veel, 'Haps, ik neem een tweede glaasje snaps.' Als codicil heeft hij geschreven:
Daar glijd ik heen over de Styx
Ik zeg maar zo ik zeg maar niks.
Jeroen Brouwers. Aan het eind van Overal Stilte gaat hij terug naar Nederland. Maar inmiddels woont hij al weer zo'n dertig jaar in België.
Noli me tangere, Raak me niet aan, is zijn lijfspreuk.
Ik geef hier een link naar een Video van Klaas en Iris Koppe. Brouwers legt hier uit waarom hij de Prijs voor de Nederlandse Letterkunde weigert.
Gelukkig heeft hij veel andere prijzen wél in ontvangst genomen.
Zie voor deze mummie, ook een borduurstertje, DEZE SITE. Ik weet niet zeker of het deze is die Brouwers noemt.
De titel, zonder trompen en trompetten, slaat op de eenzaamheid van de dood. Bij het Museum in Brussel waar de mummie van het borduurstertje uit Antinoë ligt, staat een bord: Vertragen en trompen, de Nederlandse vertaling van het Frans bord 'ralentissez et cornez'. Tot in de Egyptische zaal is het getromp, het getoeter, te horen. Daar bezoekt hij steeds de vitrine met de genoemde mummie. De autotoeters klinken soms werkelijk klaaglijk.
Noli me tangere, Raak me niet aan, is de lijfspreuk van Brouwers. Dat komt terug boven, in een interview in Trouw, oktober 2014.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten