De Shoah beïnvloedde het westerse denken over God en mens ingrijpend. Hoe laat een almachtige, liefdevolle God zich denken in het aangezicht van het kwaad en het lijden in de wereld? Siertsema's bestudering van dagboeken uit de concentratiekampen laat zien hoe mensen die slachtoffer zijn van extreem kwaad in zo'n situatie omgaan met hun geloof.
Voor wat voor vragen ziet men zich gesteld en wat voor antwoorden vindt men? Geeft het geloof troost en steun of kan het geloof het lijden juist ook verzwaren?
De ervaringen in en met de nazi-concentratiekampen zijn van grote invloed op ons mens- en godsbeeld geweest ('theologie na Auschwitz'). Wat er precies in de kampen gebeurde, lijkt zich echter te onttrekken aan ons begrip en bevattingsvermogen.
In deze studie worden alle gepubliceerde Nederlandse dagboeken en memoires over de nazi-concentratiekampen bijeen gebracht en met elkaar vergeleken, met speciale aandacht voor de theologische, ethische en literaire aspecten. Niet alleen bekende schrijvers als Abel Herzberg, G.L. Durlacher, Etty Hillesum, Floris Bakels en Hellema worden besproken, ook schrijvers die eerder theologisch dan literair bekend zijn, zoals J. Overduin en Corrie ten Boom, en daarnaast nog ruim honderd andere, minder bekende auteurs.
'Uit de diepten' ontsluit een wereld aan teksten waarvan verreweg de meeste in het duister zijn gebleven, of daar inmiddels weer in zijn geraakt. Door de centrale plaats van zingevingsvragen wordt de levensbeschouwelijke betekenis van 'het kamp' voor het heden zichtbaar.
Het Blaise Pascal Instituut doet research naar de onderlinge beïnvloeding van religie, ethiek en wetenschap in de hedendaagse maatschappij. Het onderzoek verzorgt ten dienste van faculteit, studenten en staf van de universiteit,en van de maatschappij lezingen, symposia, en de uitgave van boeken.
Het boek van Evelien Gans.
Onderhavig boek is dus een ouder werk dan het bovengenoemde, en ik beschouw het als een naslagwerk; het is diepgravend, en het geeft een zeer uitgebreid overzicht. Door de uitputtende behandeling lukte het mij niet het van kaft tot kaft uit te lezen.
Uitgangspunt voor Siertsema is de breuk in de geschiedenis, ontstaan door Auschwitz. Met een citaat van Rudiger Safranski: 'Hitler heeft een deur geopend en een drempel overschreden, er is iets onherroepelijks gebeurd en het beeld van de mens is sindsdien veranderd. Daarom blijft Auschwitz een verleden dat niet voorbij kan gaan.'
Rudiger Safranski , Duits filosoof.
Ze richt zich op Nederlandse egodocumenten, waarin de concentratiekampervaring centraal staat. Ze zoekt de levensbeschouwelijke reactie op de eigen, rechtstreekse confrontatie met een kwaad dat tot dan toe onvoorstelbaar was. Ze onderzoekt het Godsbeeld en het mensbeeld in die teksten, en of de kampervaring daar verandering in teweeg brengt.
De indeling van het boek is als volgt:
Hoofdstuk 1: de betekenis van de Shoah voor het denken over God en mens;
Hoofdstuk 2: afbakening onderzoekscorpus;
Hoofdstuk 3: Nederlandse dagboeken die in het kamp geschreven zijn;
Hoofdstuk 4: joodse memoires;
Hoofdstuk 5: christelijke memoires
Hoofdstuk 6: overige memoires
Hoofdstuk 1: Theologische vragen: Valt er te geloven in een liefdevolle voorzienigheid Gods, met de beelden van de concentratiekampen voor ogen? Christenen kunnen dit theodicee-vraagstuk misschien benaderen met de gedachte, dat Jezus zelf geleden heeft.
De Joodse visie richtte zich vanouds al veel op het lijden. Dat zou een gevolg zijn van de zonde.
Ten aanzien van de Shoah is er een grote verscheidenheid aan reacties te zien. Chassidische Joden aanvaarden álles wat uit Gods hand komt. Maar een volstrekt tegengestelde reactie is er ook: God kan niet tegelijk goed zijn én almachtig.
Wat betreft de morele vragen: Wat is de essentie van menselijkheid, is de mens de mens een wolf, of een mens? Zijn er wellicht twee 'rassen' van mensen, zoals Viktor Frankl het formuleert? Of is in principe ieder mens tot zulke wandaden in staat?
De kampervaring betekende dus ook een schok voor de mensbeschouwing, al lopen de visies uiteen. Siertsema noemt als tegenover elkaar staand Plato en Rousseau: voor Plato was er een soort zondeval, voor Rousseau was de natuurlijke mens helemaal goed. Freud gaat er weer van uit dat een mens gedetermineerd wordt gedurende de eerste kinderjaren, en Marx ziet het kwaad als een maatschappelijk gegeven dan van economische aard is.
Psychiaters over het kamp noemt ze apart: nogmaals Viktor Frankl Ein Psycholog erlebt das Konzentrationslager;
Viktor Frankl over het concentratiekamp
E.A. Cohen, Het Duitse Concentratiekamp, een medische en psychologische studie.
Cohen gaat in op de psychologie van 'der Häftling', die in de eerste fase van het kamp een splijting van de persoonlijkheid ondervindt. In de tweede fase treedt aanpassing op: de honger maakt een totaal ander mens van hem en er treedt regressie op door de totale afhankelijkheid van de SS. Slechts zij die over een sterk geestelijk leven beschikken hebben enige kans om te overleven. Het laatste deel wijdde Cohen aan de psychologie van de SS: er zaten nieuwe, andere idealen in hun Über-Ich, van staatswege daarin gebracht. Er is geen sprake van sadisme of andere pathologscihe afwijkingen. Bruno Bettelheim schreef 1943
Individual and Mass Behavior in Extreme Situations, in het Journal of Abnormal and Social Psychology,. Bettelheim beschrijft het kamp als een instrument van de nazi's om de individualiteit van de gevangenen te breken. De totalitaire staat kan geen individuen gebruiken, alleen massa's.
Bruno Bettelheim.
Verzamelbundel Bettelheim
Anderen houden zich weer bezig met de specifiek morele vraagstukken bezig.
Terrence Des Pres, die gelooft dat de behoefte elkaar te helpen even diep geworteld is als de behoefte te overleven. Het overleven zelf kan als een morele daad worden gezien. (The Survivor; An Anatomy of Life in the Death Camps.
Terrence Des Pres in 1974.
Tzvetan Todorov was een Boelgaars-Frans schrijver en filosoof.
Todorov breekt een lans voor drie alledaagse deugden: waardigheid, zorg, en activiteit van de geest.
Todorev. 'Die goedheid van het ene individu jegens het andere, die zonder ideologie, zonder gedachte, zonder rechtvaardiging niets anders vraagt dan dat de ontvanger er beter van wordt - die goedheid is 'wat menselijk is in de mens' (citaat van Vassili Grossmann).
Daders en omstanders moreel beschouwd
De daders waren tot onmenselijkheid in staat, omdat de slachtoffers door het kampsysteem in hoge mate ontmenselijkt waren. En doordat de tussenlaag van kapo's ervoor zorgden dat er weinig direct contact was.
Raul Hilberg:
Raul Hilberg, Oostenrijks-Joods auteur.
Hilberg onderscheidt drie groepen die toetraden tot de nationaal-socialistische partij, de carrièremakers, de tweede-kansers, en de overtuigde bekeerlingen.
Hannah Arendt is een van de meest geciteerde denkers over de moraal van de beulen. Vooral haar boek over Eichmann werd algemeen bekend, met daarin de term 'de banaliteit van het kwaad'.
Hannah Arendt, 19-6-1975.
Dan is de holocaust-literatuur ook nog als literair fenomeen beschouwd. Lawrence Langer schreef het eerste standaardwerk, The Holocaust and the Literary Imagination
Lawrence Langer, geboren 1929.
Langer vraagt zich af, hoe fantasie en verbeelding worden ingezet om het verhaal invoelbaar te maken. Hij gelooft niet dat er een les te wringen valt uit de Holocaust-geschiedenis. (Preempting the Holocaust) (= ontkrachten)
Preempting the Holocaust.
Alvin Rosenfeld schrijft in A double dying over drie genres: 1. documentaire literatuur (dagboekenschrijvers en memoireschrijvers, bijv. Elie Wiesel, Primo Levi; 2. fictie bijvoorbeeld van I.B. Singer 3. poëzie van vooral Paul Celan.
Alvin Rosenfeld; neemt stelling onder andere tegen Sophie's Choice van William Styron. Hierin moet een niet-Joodse Poolse de verpersoonlijking van de Holocaust zijn. Ook tegen Sylvia Plath, omdat die de Holocaust als metafoor voor haar eigen getroubleerde gemoedsgesteldheid gebruikt.
Boek van Alvin Rosenfeld
Sidra DeKoven Ezrahi betoogt, dat de taal tekortschiet om een onvoorstelbare werkelijkheid weer te geven.
Sidra DeKoven Ezrahi, professor vergelijkende literatuurwetenschap aan de Hebreeuwse Universiteit te Jerusalem,
Zij bespreekt het zogenaamde concentrationair realisme, waarbij geen poging wordt ondernomen de werkelijkheid van het KZ te transcenderen. Voorbeeld: B: T. Borowski, Hierheen, dames en heren, naar de gaskamers. Ook bespreekt zij de survival novel. Ik denk daarbij aan Imre Kertesz, Onbepaald door het lot.
Vervolgens kijkt Siertsema naar de verschillende invalshoeken: de vrouwelijke, de psycho-analytische en de postmodernistische benadering.
De rol van de lezer is belangrijk, omdat die bij deze literatuur eerder ethische dan esthetische maatstaven aanlegt.
Wat de genderstudies betreft, legde Marlene Heinemann in Gender and Destiny, Women Writers and the Holocaust bloot, dat vrouwen in de kampen een grotere fysieke kwetsbaarheid hebben, en een grotere vaardigheid in het aangaan en in stand houden van sociale verbanden.
Haar opvattingen werden weer bestreden door Lawrence Langer: het was in de eerste plaats een raciale kwestie, die mannen en vrouwen gelijkelijk trof.
Psychopathologie: LaCapra, ziet acting out en working through: respectievelijk dwangmatig herbeleven en kritische reflectie met bevrijding van het dwangmatige. LaCapra ziet in de film van Claude Lanzmann Shoah acting out: het verleden wordt uitsluitend gepresenteerd om een actuele herbeleving mogelijk te maken. Lanzmann wil geen historische verklaringen.
Kenmerken van het postmodernisme zijn: relativeren van absolute waarheden, opzettelijke verwarring van werkelijkheid en fantasie, spelen met bronnenmateriaal. Literatuur van de tweede generatie heeft hier ruimte voor, omdat er zowel nauwe betrokkenheid als afstand is tot de Holocaust.
In Nederland ziet Siertsema in dit verband: autobiografische psychologisch realisme: Ischa Meijer, Chaja Polak, toneelwerk van Judith Herzberg. Jessica Durlacher, Arnon Grünberg, Leon de Winter, Marcel Möring.
Het is lastig de postmoderne benadering in kaart te brengen.
Er is geen beschouwing over concentratiekampliteratuur als zodanig. Wel over thematiek van de Tweede Wereldoorlog.
Er bestaan wel overzichten: B.Stroman, Overzicht en indrukken. De Nederlandse roman in de periode 1940`-1950. Noemt o.a. Amor Fati van Herzberg, 'doordrenkt van de Socratische wijsheid Ken uzelve.
Henriëtte Boas schreef over De joden in de naoorlogse roman, en Jaarboek Oorlogsdocumentatie 40-45, over de literaire verwerking van de jodenvervolging.
Henriëtte Boas.
Uit Siertsema's overzicht valt de stilte op tussen 1947 en 1957. Die wordt doorbroken door De nacht der girondijnen van Presser en van Margo Minco Het bittere kruid. Daarna kwam het proces Eichmann.
Ton Anbeek maakte ook een overzicht van de literaire verwerking van de WOII. Het valt hem op, dat teksten met een positieve, niet-ontluisterende conclusie juist afkomstig zijn van de bevolkingsgroep die er er het meest onder geleden heeft: de joden. Voorbeelden zijn Etty Hillesum en Abel Herzberg.
Ton Anbeek
Samuel Dresden vraagt zich af, of de literatuur wel een adequaat middel is om de gruwelijke werkelijkheid van Aufschwitz weer te geven Een katharsis kan niet gegeven zijn, Toch moet die literatuur er als getuigenis zijn.
S. Dresden
Dresden gaat ook in op de vraag welke geschriften tot de literatuur gerekend moeten worden. Voor hem is de tijdsbehandeling cruciaal: de literaire tekst moet tegelijk zeggen: zo is het, en zo was het. Het is ongeveer hetzelfde als wat Capra Working through noemde.; en wat anderen zeggen over literatuur als verwerking van een psychisch trauma.
Er kan een tweespalt bestaan tussen het ethische en het esthetische. Al in 1959 constateerde Dresden een zekere oorlogsmoeheid en oververzadiging.
Later verscheen van Dresden Vervolging, vernietiging, literatuur.
Dresden ontvouwt zijn gedachten hierin verder. Op de achtergrond speelt steeds de gedachte: is het ethisch wel mogdlijk om literatuur te maken en te lezen over zo'n gruwelijke werkelijkheid. Als voorbeeld noemt hij de Sonderkommando's: gevangenen die de lijken moesten opruimen uit de crematoria, soms de mensen de gaskamers in moesten drijven. Ze zijn het voorbeeld van onvrijwillige collaboratie door slachtoffer, niet in woorden te vangen.
Dresdens werk is een standaardwerk over Nederlandse en andere concentratiekampliteratuur; hij staat op dezelfde hoogte als Ezrahi en Lnger.
Jacq Vogelaar schreef Over kampliteratuur, 2006.
Vogelaar maakt geen onderscheid tussen literatuur over Duitse en Sovjet-Russische concentratiekampen. Ook niet tussen documentaire literatuur en fictie. Hij laat de Nederlandse literatuur vrijwel geheel buiten beschouwing. Ze ontberen volgens hem de reflectieve component. Het goede kampverhaal geeft 'het uitzonderlijke aan het uitzonderlijke'. Met veel concrete details, de verschillen in reacties op de keuzemogelijkheden..
De schrijver beeldend kunstenaar Armando komt aan bod in het werk van Dick Schram en Ernst van Alphen.
Corry Blei-Strijbos schreef een proefschrift getiteld Woorden voor het onzegbare. Joodse Auschwitzliteratuur gelezen met het oog op de vraag naar de betekenis van religie in existentiële crises. Kampen 2001. Het leunt dicht aan tegen de vraagstelling van Siertsema zelf.
Corry Blei-Strijbos
Blei is van mening, dat slechts een godsdienst die ruimte laat voor vragen en open plekken, die niet per sé een verzachtende interpretatie achteraf van de holocaust wil geven, een positieve rol kan spelen bij het verwerken van de ervaringen.
Maakt geen onderscheid voor onderscheid tussen fictie, memoires, essays en interviews.
Hoe belangrijk is het verschil tussen feit en fictie? Duiding en bedoeling van de schrijver telt mee, een feit hoeft niet precies zo gebeurd te zijn, om toch de werkelijkheid weer te geven: voorbeeld van een vrouw die een SS-er met zijn eigen pistool doodt voordat ze de gaskaMers in gaat.
Er is literatuur geschreven over het thema 'meedelen wat onmeedeelbaar is'; George Steiner bijvoorbeeld heeft een voorkeur voor zwijgen over het onderwerp. Maar als er toch gesproken wordt, hoe doe je het dan, met het bankroet van de taal?
Getuigenisliteratuur kiest in grote meerderheid voor een vorm van realisme. Soms is er personalisering, dit had ook jou of mij kunnen overkomen.
De verwerking: het schrijven als een middel om zichzelf als persoon te hervinden. De schrijver moet de vernietiging van het zelf te boven komen.
Literaire techniek: er zijn maar een paar auteurs die hierover schrijven. Zij zien geen bijzondere literaire kwaliteiten. Traditionele vormen en afgesleten metaforiek worden veelal toegepast.
Compositie:
Chronologische structuur, begin is de internering, eindpunt de bevrijding. Veel details.
Aanpassing aan het kamp vaak zo 'geslaagd' dat de bevrijding niet eens als een happy end wordt beschreven.
Vertelperspectief:
Verteller is óf self-dramatizing' (held), of self-effacing': vooral slachtoffer.
Een andere vorm is de weergave in een serie kleine schetsen, ook wel miniaturen of vignetten genoemd . Bijvoorbeeld in het werk van Charlotte Delbo.
Geldt als standaardwerk.
Stijlmiddelen, taalgebruik
Opvallend gebruik van de lijdende vorm; wij-zij-tegenstelling. Een laconieke stijl tegen pathos.
Metaforiek:
Reiter beschrijft drie niet geheel gelijksoortige clusters van metaforen: die over licht, over voedsel en over de dood.
Bijbelse figuren komen vaak voor, bijvoorbeeld Job, fungeert als archetype
Humor en ironie: Talige fenomene op het gebied van reflectie en literaire verwerking. Een komische benadering van de Holocaust is mogelijk, zonder dat aan ernst wordt ingeboet. Bijvoorbeeld bij het al genoemde Hierheen naar de gaskamer, dames en heren, van Tadeusz Borowski.
Het literair perspectief in de vraagstelling
Voor Siertsema's vraagstelling gaat het om middelen die zicht kunnen geven op de visie die auteurs willen overdragen zonder die te expliciteren. Bij Siertsema blijft het fictionele genre erbuiten. Daarom bij haar geen aandacht voor tropen, vaste stijlelementen als zwijgen, stilte en stomheid als symbool voor de inadequaatheid van de taal.
In haar laatste hoofdstuk behandelt ze feit en fictie, meedelen wat onmeedeelbaar is, en verwerking.
Hfdst. II Afbakening en werkwijze.
Het gaat om Nederlandse egodocumenten met het naziconcentratiekamp als referentiepunt. Onderduikliteratuur (Anne Frank) hoort daar dus niet bij. Literair vormgegeven teksten blijven buiten beschouwing, met name die van de tweede generatie (bijvoorbeeld Frans Pointl).
Qua werkwijze begint ze elk stuk met datum, plaats en reden gevangenschap. Dan motieven om een dagboek bij te houden, de werkelijkheidsbeleving in het kamp, levensbeschouwelijke positie. en ten slotte mensbeeld.
Hoofdstuk III
DAGBOEKEN
Er zijn in totaal 10 Nederlandse kampdagboeken geschreven: door Abel Herzberg, Renata Laqueur, Loden Vogel (Bergen-Belsen); Philip Mechanicus en Willem Willing (uit Westerbork); Mirjam Bolle, David Koker, Dirk Folmer, Nico Rost, Floris Bakels - verschillende kampen.
Uit Westerbork kwamen ook de Brieven van Etty Hillesum.
Vervolgens gaat ze op al die dagboeken uitvoerig in:
Van Abel Herzberg, Tweestromenland, Dagboek uit Bergen-Belsen.
Ze bespreekt dit boek, en vergelijkt het met Amor Fati, van dezelfde auteur.
Het Dagboek is rauwer en harder, Amor Fati is afgewogener. Beide boeken dienen een ander doel. Amor Fati is om kennis omtrent de concentratiekampen te verbreiden, Tweestromenland is ontstaan uit eerbied jegens hen die omkwamen en gepoogd hebben zich in de hoogst denkbare menselijke waardigheid staande te houden.
Renata Laqueur, Dagboek uit Bergen Belsen; Loden Vogel, Dagboek uit een kamp. Loden Vogel is een pseudoniem voor Louis M.Tas.
Mirjam Bolle, Ik zal je beschrijven hoe een dag er hier uitziet.
Philip Mechanicus, In Dépôt. Dagboek uit Westerbork.
Etty Hillseum, Etty. De nagelaten geschriften (Brieven)
Willem Willing, Afdrukken van indrukken;
David Koker, Dagboek geschreven in Vught;
Dirk Willem Folmer, Dagboek uit Kamp Amersfoort;
Floris Bakels, Verbeelding als wapen;
Nico Rost, Goethe in Dachau. Literatuur en werkelijkheid.
Het hoofdstuk wordt afgesloten met Conclusies.
Hoofdstuk IV Joodse Memoires
Elie A. Cohen, Beelden uit de nacht. Kampherinneringen. En: De afgrond. Amersfoort - Westerbork - Auschwitz. Een egodocument. Ook: Het Duitse concentratiekamp, een medische en psychologische studie, een promotie-onderzoek.
Vervolgens volgt een kenschets van het werk van een aantal mij niet bekende auteurs. Jona Oberski (die ik van naam ken) wordt apart behandeld.
Van naam ken ik Jo Spier (tekenaar); en hier volgt ook het werk van Jules Schelvis (p. 277-278), die pas recentelijk overleed, en vlak daarvoor dikwijls nog in het nieuws was. Binnen de poorten.
Ook G.L. Durlacher, met onder andere Strepen aan de hemel.
Een bekende naam is ook Max Bueno de Mesquita, Wat hebben jullie met onze meisjes gedaan.
Jona Oberski, Kinderjaren. Een novelle, wordt apart besproken. (p. 304-307), alsook het werk van Durlacher. Het hoofdstuk eindigt weer met de conclusies, waarin onder meer de religieuze posities , wereld- en mensbeeld.worden besproken.
Hoofdstuk Vijf behandelt de Christelijke Memoires.
Veel aandacht gaat naar Floris Bakels, omdat die veel religieuze reflecties bevat,.
Dan de protestantse memoires, waarvan ik noem Corrie Ten Boom en Leo van der Tas.
Apart de katholieke memoires: ik noem slechts Anne Berendsen, met Vrouwenkamp Ravensbrück; er zijn ook geestelijken die gevangen gezeten hebben en geschreven over hun ervaringen.
Hoofdstuk VI
Overige Memoires:
Hierin onder meer de psychiater Kaas, Memoires van Yvo Pannekoek, Hellema, Sonja Prins (!) en Theun de Vries.
Hoofdstuk 7 geeft de eindbalans, en het boek besluit met een Persoonlijk nawoord en een Summary.
Ik heb géén afgewogen of uitgebalanceerd blog geschreven, dat ben ik me bewust. Ik heb veel nadruk gelegd op de secundaire literatuur over dit onderwerp ('Hoe is er over de Holocaust geschreven in termen van Gods- en mensbeeld) en houd het deel met de gegevens van de primaire literatuur voor mijzelf binnen handbereik. Ik heb wel het een en ander al gelezen (Abel Herzberg, Marga Minco', Armando en anderen), maar ik denk dat ik zeker nog wel meer zal gaan lezen.
Ik vind dit een buitengewoon interessant boek, juist omdat de vraag 'hoe kan ik geloven in Gods bestaan, wetend dat de Holocaust heeft plaats gevonden' mij altijd al heeft bezig gehouden.
Overige Memoires p. 435