zondag 15 juli 2018

Gedichten van den Schoolmeester, 2015 (1859).

Boekomslag
Professor Marita Mathijsen verzorgde deze uitgave.
De Schoolmeester, pseudoniem voor Gerrit van de Linde Jansz., leefde van 1808-1858. Hij was een vriend van Jacob van Lennep. Van de Linde studeerde theologie aan de universiteit van Leiden, maar daar werd hij geschorst wegens een schandaal: hij had de jonge vrouw van een professor zwanger gemaakt. In diezelfde tijd liep er nog een vrouw met een kind van hem onder het hart, dus Gerrit maakte zich uit de voeten naar Engeland.
Daar heeft hij het een hele tijd zwaar gehad, maar hij krabbelde toch weer overeind. In 1835 kocht hij een kostschool. Dat werd ploeteren. In 1837 huwde hij de jonge, charmante dochter van een kostschoolhouder, Caroline de Monteuuis. In 1843 nam hij zijn intrek in een deftig zeventiende- eeuws gebouw, waar hij zijn college francais begon. Hij kreeg steeds meer succes én aanzien. Van der Linde stond een moderne manier van opvoeden voor, waarin bijvoorbeeld voor slaag geen plaats was. Zijn succes was mede te danken aan zijn echtgenote; ook had hij voor de moderniseringen de tijdgeest mee.
Cromwell House, Highgate. Hier gaf Van de Linde zijn 'collège francais'. 
Caroline van de Linde-Monteuuis en haar oudste zoontje Gerard bij de trap in het Cromwell House, Highgate (Collectie P.A.M. van de Linde, Wildridge, Australië)
Van de Linde moet zich de Engelse omgangsvormen volkomen eigen gemaakt hebben. Hij werd lid van de Anglicaanse kerk, en dat was ongetwijfeld een voorwaarde tot de acceptatie. Hij stelde zich altijd voor als 'The Reverend Gérard Van de Linde Monteuuis' en kleedde zich in het deftig domineeszwart, alsof hij niet eigenlijk een gesjeesde theologiestudent was. Ofschoon hij zijn hele leven zijn oude schulden niet afbetaald kreeg, was hij royaal, gastvrij en hij gaf geld aan liefdadigheid. Zo zat hij in het bestuur van een mede door hem opgerichte armenschool in Highgate.
Van de Linde bleef altijd in contact met Van Lennep. Hij heeft zelf nooit zijn gedichten in boekvorm uitgegeven losse exemplaren verschenen in Nederland in almanakken. Toen hij stierf, heeft Van Lennep dat gedaan, die zijn eigen indeling aan de bundel gaf. Met de opbrengst steunde hij de weduwe van De Schoolmeester met haar vier jonge kinderen. 
De eerste druk verscheen in 1859, de tweede in 1872. Deze was verluchtigd met illustratie van Anthony de Vries.
Onder en boven voorbeelden van de illustraties van de hand van Anthony de Vries. 
De Gedichten van De Schoolmeester behoren tot de meest gelezen en best verkochte poëzie van ons taalgebied.
Ik citeer hier uit het nawoord van tekstbezorger Marita Mathijsen:
Het grote verschil met andere dichters uit die tijd, zowel Nederlandse als buitenlandse, zit hem in de afwezigheid van een metrum. Terwijl keurige metrische poëzie de standaard was, schreef De Schoolmeester zijn zogenaamde knittelverzen zonder een vast patroon in beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen en met een bonte opeenvolging van korte en langere versregels. Op papier lijkt het helemaal niet op poëzie uit de negentiende eeuw, meer op gedichten uit de tijd van Paul van Ostaijen of van Lucebert. Sommige versregels zijn zo lang dat ze over de regel heenlopen, andere bevatten maar een paar lettergrepen. Toch lijken de regels even lang als je gaat proberen ze goed voor te lezen. Doordat hij zoveel gebruik maakt van rijm, alliteraties en assonanties ga je vanzelfsprekend de kortere regels wat langzamer lezen en de lange wat sneller. Het metrum dat oorspronkelijk een hulpmiddel was bij het van buiten leren van verzen, blijkt bij hem niet nodig. Je onthoudt de gedichten bijna vanzelf na ze een aantal keren gehoord te hebben. Het rijm is wel heel erg belangrijk. Daarbij laat hij onverwachte dingen op elkaar rijmen. Zo zegt hij over de neus van een hond:
    en zo lang die maar nat en fris is,
is ’t een bewijs, dat meneer zo gezond als een vis is.
(Schoolmeester, 2001, p. 82)

Plezier van de taal
Behalve de knittelverzen is er meer typerend voor De Schoolmeester. Zijn beeldspraak is altijd onverwacht en origineel, waarbij hij nogal eens het hoge en het lage combineert:

O ziel met angst vervuld
als varkensworst met zult!
(Schoolmeester, 2001, p. 126)

Engelse invloed?
In hoeverre de Engelse literatuur De Schoolmeester beïnvloed heeft, is moeilijk vast te stellen. Zeker was er in die jaren in Engeland een ware humorcultus, en ongetwijfeld heeft Van de Linde zich daardoor laten inspireren. Byrons Don Juan *en Dickens' *Pickwick papers *kende hij in ieder geval, ook las hij het humoristische tijdschrift *Punch. Enige verwantschap is er wel tussen de boosaardige humor in Byrons dichtverhaal Don Juan en die in de lange gedichten van De Schoolmeester, zoals 'De schipbreuk' of 'De boterham en de goudzoeker'. Ook wordt hij wel vergeleken met de nonsens-dichters Richard Barham en Edward Lear, maar het valt niet te achterhalen of hij die kende. In elk geval schreef Van de Linde al in zijn Hollandse tijd absurdistische poëzie, toen hij de Engelse taal nog niet machtig was.
Portret Gerrit vande Linde
Gerrit van de Linde schreef veel brieven aan Van Lennep, waarin hij heel openhartig was. Het eerste waarover hij Van Lennep schreef, pas in Engeland, waren de hoeren: 'de Engelse hoeren zal niemand je recommanderen / ze liggen net als bevroren monumenten in de veren / en om te maken dat een Engelse hoervrouw onder het naaien een beetje leeft, / zou je er een onder moeten leggen die de hik heeft. 
De Gedichten zijn onderverdeeld in een aantal afdelingen, onder andere grafschriften, didactische poëzie, fabels en vertellingen, en mengelpoëzie.
Grafschriften schreven Van Lennep en Van de Linde al in Leiden onder elkaar met andere studenten. Een heel bekende is deze, van De Schoolmeester:
Hubert Cornelisz. Poot was ook een 19e eeuws dichter. 
Toen ik in deze dichtbundel begon, had ik aanvankelijk wel wat moeite. In de eerste afdeling, de Epische Poëzie, begint hij met de Proeve van dichterlijke vlucht. Daar vond ik niets aan:
't Gaat wel! ik voel mijn borst, het aards gewelf ontvaren,
op Godentoon gestemd, Homerus evenaren!
Ja! 'k zing die Phoebus, wiens vergulde zonkaros
de ethertrans ontgloeit en hult in zilvren dos, enzovoorts.
Mathijsen verklaart, dat De Schoolmeester hier de door hem bewonderde Bilderdijk navolgt, en zo bezien snap ik wel weer dat ik daar geen zin in heb: ik hou niet van Bilderdijk!
Willem Bilderdijk, 1756-1831
Echt plezier had ik juist wel bijvoorbeeld in De dankbare zoon, dat in zijn geheel een parodie is op De kinderliefde, van Hiëronymus van Alphen:
Van Alphen dicht:
De kinderliefde
Mijn vader is mijn beste vrind
Hij noemt mij steeds zijn lieve kind.
'k Ontzie hem, zonder bang te vreezen
En ga hupplend aan zijn zij,
Ook dan vermaakt en leert hij mij;
Er kan geen beter vader wezen. 
Illustratie Kinderliefde
Uit: Kleine Gedichten voor kinderen, Hiëronymus van Alphen.

De Schoolmeester dicht:
De dankbare zoon
Ik ben een zeer gelukkig kind,
wanneer men dit bedenkt:
mijn vader is mijn beste vrind,
die mij schier alles schenkt:
zijn afgedragen zomervest,
zijn oude broeken, en de rest;
maar dat weet moeders naaister best. 

Uit de afdeling Didactische poëzie citeer ik deze paar regels:
Een leeuw is eigenlijk iemand
die bang is voor niemand
(...) 
Onlangs heeft hij immers in Londen
nog een juffrouw verslonden.
(...)
Komt ooit een ware leeuw rechtstreeks op u aan
dan is 't beste om maar regelrecht uit de weg te gaan;
doch niet als hij opgezet of dood is;
daar er in dat geval volstrekt geen nood is. 
Een leeuw....
Een visje in het water
Heeft een leventje als een pater
(Didactische Poëzie)
En deze:
DE EZEL
Een ezel is een heer met een staart,
die hij van achteren draagt, als een paard.
Het verschil tussen ezels en geleerde doctoren'zit hem soms minder in 't hoofd dan wel in de oren.
Het langere gedicht De schipbreuk is ook heel grappig om te lezen... Maar ach, ik kan nog wel even zo doorgaan..... Lees bijvoorbeeld:
- De storm, moet je weten, begint doorgaans met een stilte,
en ik had in mijn jeugd een kleinzoon, die in april te
Buiksloot moest wezen....
De taal is soms lastig, bijvoorbeeld heeft het zelfstandig naamwoord 'kezen' een heel andere betekenis: behalve 'keeshond' betekent het ook patriot, iemand die tegen Oranje is.
Zie verder de woorden gebroekte vlasvink, hippokreen, foergon (voor reiswagen), verempaleerd (voor gespietst), kastoor (voor hoed), enzovoorts. (Wel staan de annotaties keurig achterin!)
Ook in andere opzichten is het echt 19e eeuws: overdreven vaderlandsliefde in de 19e eeuw wordt gehekeld  in Schipbreuk (dat een geliefd thema was). Je leest over de komst van de trein, geen rijtuigen meer, de velocipède; en allerlei latijnse spreuken werden nog begrepen:  Sic transit (gloria mundi) : zo vergaat de glorie van de wereld.
Plaatje bij De Boterham en de goudzoeker.
Heel kort filmpje bij het graf van Den Schoolmeester, Engeland.
Kortom: het absurdisme en de humor van Gerrit van de Linde zijn nog steeds erg grappig. Hij verrast met zijn beelden en gedachtesprongen. Jacob van Lennep was trouwens stomverbaasd, toen hij de erfenis in handen kreeg (in een doos), en zag, hoe vaak Gerrit de regels herzien had! Het feit dat hij zulke goed voor te dragen poëzie maakte, zegt veel over zijn taalvermogen. En dat terwijl hij zo lang in Engeland woonde, en zijn moedertaal niet meer gebruikte! 
Ik moest wel even doorbijten, maar ben toch voor mijn moeite beloond!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten