zaterdag 28 april 2018

Publieke Werken, Thomas Rosenboom, 1999.

Onder en boven: oudere uitgaven; tegenwoordig zien we een foto uit de film op het omslag. Mijn uitgave is van 2015.
Dit is een prachtig boek, een historische roman, over de bouw van het Victoriahotel in Amsterdam, aan de Prins Hendrik-kade. Rosenboom heeft daar allerlei historische gegevens in verwerkt, zoals de bouw van het Centraal Station, het Concertgebouw, het al genoemde Victoriahotel, en het Amstelhotel. Daarnaast speelt een ander deel ven het verhaal in de veenkoloniën, in Elim, bij Hoogeveen. Ook daar krijgen we een inkijkje in de plaatselijke en historische omstandigheden, zoals het 'vóór zonsopgang vuur en rook in de schoorsteen hebben' - als mensen een nieuwe hut gebouwd hadden in nog onontgonnen land; dan konden ze daar niet meer weggestuurd worden. - De teruggang binnen de turf-afstekerij, de landverhuizers naar Amerika, ouderwetse apothekers, armoede, de tijd dat er nog veel vis werd gegeten, vlees was voor de rijken (nu is het andersom!).
Elim ligt in het zuiden van Drenthe; thans Hollandscheveld. Het Elim van Publieke Werken is echter volledig fictief, aldus Rosenboom. 
Even een historisch uitstapje: uit: Het Geheugen van Nederland:
De landverhuizers in de negentiende eeuw maakten de oversteek onder de meest erbarmelijke omstandigheden. Toch vertrokken miljoenen Europeanen naar de nieuwe wereld. Ook uit Nederland waren dat er meer dan honderdduizend.
Van het land naar de kust
Nederlandse landverhuizers kwamen uit verschillende (vooral arme) landelijke gebieden. Het was niet eenvoudig om het geld voor de oversteek bijeen te krijgen. Vaak moesten ze daartoe hun schamele bezittingen verkopen. Men behield slechts het lijfgoed en het hoognodige. Dan begon de reis en namen de emigranten, veelal voor altijd, afscheid van de vertrouwde omgeving. Later, in de loop van de eeuw, zou de financiering van het vertrek eenvoudiger worden omdat geld kon worden geleend van reeds vooruit gereisde familieleden.

Op weg naar Amerika, 19e eeuw.
De landverhuizers reisden te voet, per paard en wagen, trekschuit, beurtvaartschipper of per trein naar de havens van Rotterdam of Amsterdam. Soms vertrok men uit buitenlandse havens zoals Antwerpen, Bremen, Liverpool of Le Havre.
Er kon gebruik worden gemaakt van reisagenten die de gehele overtocht regelden. 

(In het boek is dit neef Al, de factor; een soort tussenpersoon.) 

Terug naar Publieke werken:
Hoofpersonen in Amsterdam zijn de vioolbouwer Walter Vedder, diens pleegzoon Theo; Ebert, die handelend optreedt namens het Victoriahotel; buurman Carstens en diens zieke vrouw.
Vedder schrijft columns in de vioolbouw terecht. Vedder wordt opgezocht door zijn neef Al uit Amerika. Hij blijkt een zogenaamde factor te zijn: iemand die als bemiddelaar de migratie regelt.
In Hoogeveen en Elim hebben we de apotheker Christof Anijs, ook een neef van Walter Vedder. Verder dokter Amshoff, Bennemin en zijn gezin, een arme Joodse familie, onder wie Johanna en kleine Pet. Verder de nieuwe apotheker Halink. Er is een stille strijd in Anijs, omdat hij dan wel de oudste apotheker is, maar niet de bevoegdheden heeft die Halink wel bezit. Hij wordt getergd door het feit dat Halink  niet met hem lijkt te willen omgaan. Anijs doet zich graag voor als dokter tegenover de arme mensen die turf steken. Zijn vrouw Martha veroordeelt dat gedrag, en kijkt op hem neer. Zij zelf was de dochter van de vorige apotheker.
Oude apothekersflessen
Anijs snoept bij stress nogal graag van de teriac, een oud geneesmiddel, bedwelmend. 
Oude prent, de bereiding van teriac. 
Er zijn eigenlijk een aantal verhaallijnen. De belangrijkste is de lijn van de woningen van Vedder en Carstens.  Die moeten worden verkocht aan het Victoriahotel, maar Vedder weigert dat. Hij hamert er maar op dat hij wil onderhandelen. Maar onderhandelen betekent bij hem alleen maar dat hij méér dan het dubbel wil dan dat hem geboden wordt. Uiteindelijk gaat de bouw van het hotel gewoon door, en worden de twee huisjes ingesloten door het hotel, zoals nog altijd te zien is. Vedder overleeft deze strijd uiteindelijk niet.
Advertentie uit 1890 van het in 1889 gebouwde hotel
Het Victoria Hotel anno 2009, met het huis van Vedder en het nog kleinere huis van zijn buurman in een inham van het gebouw.
Een tweede verhaallijn is die van Anijs, en diens ondergang. Samen met de neef uit Amsterdam beramen ze het plan, om de arme mensen uit Elim naar Amerika te doen vertrekken.
Turfwinning in Drenthe. Schoolplaat uit 1915.
Het geld van de opbrengst van het huis van Vedder zou de basis vormen voor alle kosten. Bij het welslagen van de emigratie zou dat geld dan weer terugkomen bij Vedder. Anijs werpt zich als een sociaal herder op.
Voorloper van de dokterstas, daterend uit circa 1790, gebruikt door chirurgijns en apothekers en ook te vinden bij notabelen in huis als medicijnkastje. Inclusief weegschaal en gewichtjes.
Dan is er nog de verhaallijn Vedder-Theo. Theo blijft een wat onduidelijke figuur, we kennen hem vooral uit de fantasieën van Vedder. We zien hem concreet alleen maar om geld komen vragen bij zijn weldoener. Vedder is niet de echte pleegvader, dat is Rossaert. Maar hij heeft zich altijd wel als een soort pleegvader gedragen. Hij vraagt zich ten slotte wel af of hij genoeg voor de jongen (17) gedaan heeft.
Een verhaallijn die ik bij de eerste lezing van dit boek geweldig vond - ik las het al vrij snel nadat het verschenen was, in 1999) - is het verhaal van de Seyde-viool. Ebert geeft deze viool aan Vedder, omdat er een ruis in klinkt. Vedder doet er alles aan om de ruis te vinden, en elke keer haalt hij daarvoor de viool uit en in elkaar. De ruis vindt hij niet, en ten slotte verwoest hij zelfs het belangrijkste van het instrument: het oude etiket.
Een viool, gebouwd door Willem van der Sijde in Amsterdam 1691. (Foto Muziekinstrumentenfonds)
Achter dit f-gat zit het etiket; of een brandmerk. Met dit etiket gaat Vedder de fout in: hij verwoest het: het belangrijkste onderdeel van een antieke viool. 
Viool-etiket (andere bouwer). From “Dictionaire universel des Luthiers” Part 1 by René Vannes (edn 1986) door Les Amis de la Musique – Bruxelles.
(M.F: me fecit, d.i: heeft mij gemaakt.)
Met dank aan Ton. 
Er speelt nog een viool een rol: een oude viool van Bennemin, die Vedder in consignatie neemt, en voor $ 100,-- aan zijn neef verkoopt.
Vedders rol als columnist speelt een rol, als Veritas, vooral afgezet tegenover E.Nigma.
Ten slotte is er de lijn van Johanna, die zwanger is, waarbij Anijs de bevalling doet. Daarbij geeft hij een punctie in de buik van Johanna, met het mesje uit het mohélkistje (met besnijdenisspullen). Hierbij komen plattelandsgebruiken als het vrijersvenster, en de Kolde Vrijer aan de orde.
Besnijdenisset uit de 19e eeuw. De set in dit boek moet oneindig soberder zijn geweest, gezien de armoede van de Bennemins. 
Eenvoudige besnijdenis-set. Met het mesje geeft Anijs Johanna een punctie. Heel raar; net zo raar als zijn eigen besnijdenis later in het verhaal. - Maar ja.  
Opvallend zijn de parallellen tussen de neven Anijs en Vedder: beiden zijn kinderloos, beiden zijn sociaal voelend. Vedder neemt Theo onder zijn hoede, al zijn leven lang. Beiden nemen het hele project van de verhuizing van de arme veldenaars op zich.

Nog opvallender zijn de karakters, en ook de vreemde karaktertrekjes die ze vertonen. Zo zijn ze allebei niet precies bevoegd voor de taak die ze uitoefenen. En allebei hebben ze er hang zichzelf omlaag te halen. Anijs bijvoorbeeld zegt de gekste dingen tegen Halink en Amshoff, om zijn gevoelens van minderwaardigheid maar de baas te blijven, en te proberen zijn positie bij hen te handhaven. Vedder is op het onbeschaafde af tegen Ebert, en probeert zich een weg te banen naar de eigenaar van het Victoriahotel, Henkenhaf.
J.M.A. Rieke, Texelse Kade voor de bouw van het Victoria Hotel 1889, Stadsarchief Amsterdam
Rosenboom kan dat erg goed: een inkijkje geven in de psychologie van wat gemankeerde mensen. Ze doen zich allebei, Vedder en Anijs, anders voor dan ze zijn, méér dan ze zijn. Dat vind ik op zichzelf interessant - al vind ik het wel, door de hand van Rosenboom, heel erg rare mensen geworden. Bijvoorbeeld vind ik het idioot, dat Christoff Anijs zichzelf besnijdt bij het grafje van het kind van Johanna. Hij doet dat, omdat hij het volk als heel trouw heeft ervaren, en wil nu zelf ook een teken van trouw tegenover hen stellen.
 Onbekend, Johann Friedrich Henkenhaf met zijn hond 1886
Onbekend, Friedrich Ebert, 1901. Bovenstaande twee foto's van de site Hart van Amsterdam.
Bij deze tweede lezing vond ik het boek veel te lang, soms langdradig. Maar dat kan er goed aan liggen dat ik de afloop al ken, en er geen spanning meer is. Die was er de eerste keer natuurlijk wel.
Ook vond ik Thomas' zinnen nu af en toe heel vreemd - al kan ik mijzelf tegenwerpen dat Rosenboom via de zieke geest van Anijs spreekt: (hier volgt een citaat bij de bevalling van Joanna.)
Een ijle flauwte daalde over Anijs neer als een luchtdichte stolp. De uierblanke buik, nooit eerder door hem zo gezien, zwol wellustige naar hem op, leek hem vervolgens omlaag te willen zuigen naar de zoete, deegzachte diepten van het verzwelgende vlees, en verandere toen, plagerig, voor zijn begoochelde ogen in een sloep op volle zee, rollend en slingerend over de woeste baren, nauwelijks nog in bedwang te houden door de twee vrouwen aan de riemen, die naar elkaar schreeuwden als echte zeelui in een storm, met wijd opengesperde monden waar geen geluid uit kwam. 
Thomas Rosenboom.
Het boek is gelardeerd met woorden die we nu niet meer gebruiken, zoals padjongens: dit was de benaming voor de groep jongens vanaf een jaar of zestien die samen in het weekend op pad gingen.
Overigens is er ook een hele studie over rituelen rond vrijen en trouwen, waar Rosenboom ook uit geput moet hebben. Zie het gebeuren met Johanna en de KoldenVrijer: omdat ze niet zwanger werd, werd ze getreiterd en door haar vrijer verlaten.  
Op de site Ons Amsterdam is te lezen wie de werkelijke bewoners van de twee door het hotel ingesloten panden zijn geweest. Rosenboom onderzocht grondig, maar zette de historie vervolgens wel naar zijn eigen hand. 
Het einde van het boek is wel mooi. Ik kreeg het gevoel dat Henkenhaf bijna God de Vader was; dat het niet echt was, die ontmoeting tussen hem en Vedder. Er was ook geen andere uitweg meer over voor Vedder dan de gebodene door Rosenboom. 

maandag 23 april 2018

In the Heart of the Sea, Ron Howard, 2015.

Poster film.
Dit is een slechte film. Hij is gebaseerd op een bestseller van Nathaniel Philbrick, met dezelfde titel. 
Nathaniel Philbrick
Nou heeft de regisseur, Ron Howard, intussen wel een paar goede films op zijn naam staan: Apollo 13, Backdraft, en A Beautiful Mind - om maar een paar voorbeelden te noemen.
Maar hier slaat hij de plank toch echt mis.
De scenes op zee vond ik af en toe nog wel aardig om te zien, maar het verhaaltje was erg clichématig. Het zou de geschiedenis moeten behelzen van de Essex, die in het jaar 1820 te gronde werd gericht door een walvis. Het verhaal zou Herman Melville geïnspireerd hebben tot het schrijven van Moby Dick.
In deze film zien we Melville optreden; hij bezoekt de enige overlevende van de ramp met de Essex, de man die scheepsmaatje was ten tijde van de ramp.
Er bestaat overigens nog een verslag van Owen Chase, de eerste stuurman van de Essex, dat spoedig na de ramp gepubliceerd werd.
Owen Chase, 1797-1869.

Dit is de oudere man die Herman Melville het verhaal vertelt. Hij speelt Thomas Nickerson.

Vooral dit deel irriteerde me, moeder de vrouw heeft staan afluisteren.
Deze acteur speelt Herman Melville.
Aanval van de walvis.
Ronddrijven in sloepen, in leven blijven door elkaar op te eten. Het bleef voor mij allemaal onecht.
Oeit!
Dit is Owen Chase in de film; hij is geschikter als kapitein dan de kapitein zelf, die meer een vriendje (of familie) van de reder is. Maar dat geeft wrijving!


Rechts het scheepsmaatje, Thomas Nickerson.

Ook deze Thomas Nickerson is historisch, hier een foto van de echte. Hij leefde van 1805-1883. Nickerson schreef een verslag, het handschrift daarvan raakte verloren tot 1960. 
Schets van de Essex die aangevallen wordt door een walvis op 20 november 1820; getekend later in zijn leven door Thomas Nickerson.
Ik geef hier ten slotte de feiten van de laatste reis van de Essex weer:
Reisdata:
De Essex vertrok uit Nantucket op 12 augustus 1819; hij werd geramd en tot zinken gebracht door een potvis (sperm whale) op 20 november 1820.
Officieren:
Kapitein George Pollard Jr.
Eerste Stuurman Owen Chase
Tweede stuurman Matthew Joy†
Roeiers:
Thomas Chappel
Obed Hendricks†
Benjamin Lawrence
Steward:William Bond†
Zeilers":
Owen Coffin†
Isaac Cole†
Henry DeWitt‡
Richard Peterson†
Charles Ramsdell
Barzillai Ray†
Samuel Reed†
Isaiah Sheppard†
Charles Shorter†
Lawson Thomas†
Seth Weeks
Joseph West†
William Wright
Scheepsmaatje:
Thomas Nickerson
––––––––––––––––––
† Gestorven op zee
‡ Gedeserteerd in Atacames, Ecuador, september 1820.
Regisseur Ron Howard.
Trailer.

Het Verzonkene, Jeroen Brouwers - 1980.

Bezonken Rood las ik het eerste, over Brouwers tijd in het Jappenkamp. Maar dat boek kwam ná dit boek, Het verzonkene, ik heb het dus eigenlijk in de verkeerde volgorde gelezen.
Maar dat geeft niet.
Ook dit boek van Brouwers is weer prachtig. Hij haalt terug, hoe het voor hem was dat Indonesië van zijn vroege jeugd zomaar ineens veranderde; van de hemel in de hel, namelijk toen de Japanners het land kwamen bezetten. Iedereen het huis uit, vader en geliefde opa weg, zelf met mama en oma naar een ander kamp.
Hij was toen vijf jaar oud, uiteraard heeft hij daar nauwelijks taal voor om uit te drukken wat hem overkwam. Het is in hem verzonken. Dit boek is een poging dat verzonkene via de taal terug te halen; of uit te drukken.
Zijn moeder was de mooiste vrouw van de wereld, hij had een speciale band met zijn grootvader - het verhaal van de helm van grootvader is fantastisch.
Zoals ik dat van Brouwers ken, komen bepaalde motieven steeds terug. Bijvoorbeeld het onder water geraken; het verzinken. Zijn moeder droeg hem altijd het zwembad in, dicht tegen zich aan. Maar op een dag liet ze hem zomaar los. Een vreselijke ervaring, een kind dat dan zomaar bijna stikt. Op het laatste moment redt hij zichzelf, hij zwemt op zijn hondjes.
In datzelfde zwembad liggen gekleurde blaadjes, bloemblaadjes, de lieflijkheid van het paradijs weerspiegelend.
De helm van Opa verliest hij later op zee, op weg naar Nederland. 
De internering in het Jappenkamp wordt hier verder niet besproken, zoals gezegd, daat gebeurt in Bezonken Rood.
Alleen verhaalt hij nog even over de terugkomst bij het oude huis, ná het kamp. Het huis is helemaal overwoekerd, er groeien bomen uit ramen en deuren. En op de bodem van het zwembad liggen rottende bladeren, en staat het houten, gebeeldhouwde bed van zijn ouders; ook aangevreten door de tijd..
Het is maar een dun boekje, maar het is héél poëtisch, en héél aangrijpend.
Het boekje is deel 2 van de Indiëtrilogie: Het Verzonkene, deel 2 Bezonken Rood, en deel 3 De Zondvloed (1988). Zie de afbeelding hierboven. 
De auteur.

The Salt of the Earth, Wim Wenders en Juliano Ribeiro Salgado, 2014.

Foto bij de film.
Canvas zond gisteravond deze documentaire uit over de Braziliaanse fotograaf Sebastião Salgado. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar raakte al zeer geïnteresseerd door de aankondiging. De documentaire is van Wim Wenders en van de zoon van Salgado, Juliano Ribeiro Salgado. 
Van links naar rechts Wenders, Salgado Jr. en Sr,
Ik vermoed, dat ik in het verleden wel eerder foto's van Salgado gezien zal hebben, omdat hij erg betrokken was bij de actualiteit. Zo fotografeerde hij tijdens de hongersnood in de Sahel, bij de wreedheden tussen Hutu's en Tutsi's, bij de oorlog in Kuweit, op de Balkan, en prachtige natuurfoto's. 
Salgado groeide op in Brazilië, maar woonde lange tijd in Frankrijk. Hij trouwde met Leila, met wie hij zijn leven lang samen bleef. Zij inspireerde hem, en werkte met hem samen. 
Salgado was opgeleid tot econoom, maar deed op een gegeven moment een sprong in het diepe, samen met Leila: ze kochten dure camera's en Salgado ging fotograferen. 
Zijn werk bestaat uit een aantal foto-documentaires, onder andere: Sahel, L'Homme en détresse van 1986. Uit de periode 1986-1992 ontstond het boek WorkersMigrations ontstond in de periode 1993-1999. Salgado reisde ervoor naar 35 landen, en mengde zich onder bevolkingsgroepen die verhuisden, onder anderen Mexicanen uit Mexico, Joden uit de Sovjet-Unie, Hutu's en Tutsi's uit Rwanda. Daarna maakte hij nog het boek Genesis. Met natuurfoto's. 

Salgado wordt een sociale fotograaf genoemd: hij fotografeert mensen in allerlei zware, soms onmenselijke omstandigheden.
Bijvoorbeeld uit de documentaire Sahel: 
Sahel, hongersnood. 


De 3 foto's hierboven zijn gemaakt in de goudmijn van Serra Pelada; ze staan in het boek Workers, gemaakt van 1986 tot 1992.

2 foto's hierbovven: Arbeiders bij de hel in Kuweit, Golfoorlog, 1991.

Gruwelijke foto van een massabegrafenis. Ik meen dat dit in Joegoslavië was. 
Ik kan me niet meer herinneren waarvan deze foto was. Hij is wel prachtig. 
Salgado had ten slotte zo veel ellende gezien, na Rwanda, Congo en Joegoslavië, dat hij er zelf bijna aan onderdoor ging. 
Blinde Tuareq-vrouw
Over massa-migratie.
Kibeho-kamp, voor vluchtelingen uit Zaïre en Burundi, 1995.
Hij stopte met dat werk, en ging in Brazilië wonen met zijn vrouw. Hij had de boerderij van zijn vader geërfd. Helaas was alle bos verdwenen, waarmee hij was opgegroeid. Hij liet, samen met zijn vrouw, een paar miljoen bomen (!) planten om de natuur terug te brengen. Dat lukte; hij begon ermee in 1999. Het bosproject  heet Terra, dat tegenwoordig in handen is van een stichting.
Salgado ging de natuur fotograferen, ongerepte natuur. Het boek waarin het werk terecht kwam heet Genesis. Hij reisde er onder andere voor naar het poolgebied. 


Smeltende gletsjer, Antarctica.

In de documentaire komt Salgado ook zelf dikwijls aan het woord. Bij deze foto vertelde hij, dat hij vanuit de boot waarin hij voer, de walvissen kon aaien. Hij zag bij dat grote dier een reactie op zijn strelen in de staartvin, die zachtjes vibreerde. Zo'n gevoeligheid! Én van het dier, én van Salgado, dat hij dit opmerkte. 
De uitdrukking 'het zout der aarde' is een uitspraak van Jezus aan Zijn discipelen. Hij sprak tot hen: “Gij zijt het zout der aarde”. De betekenis van die woorden is, dat het de roeping van Gods kinderen is, om zoals zout het verderf tegengaat, in de wereld het verderf tegen te gaan en mensen te bewaren voor het verderf. Anderzijds is zout een middel om het eten smakelijk te maken. Zo behoren ook Gods kinderen door hun levenswandel het leven op aarde aangenaam te maken; vreugde te brengen.
Het is dus een spirituele tekst, die ik erg mooi vind passen bij leven en werk van deze kunstenaar. 

2006, Salgado overhandigt zijn boek aan de Braziliaanse president Lula da Silva.
Salgado aan het werk.
In deze dierenklauw herkende hij het menselijke: ridder met maliënkolder.
Echtpaar Salgado in de jaren 70 vorige eeuw.
Hij heeft een mooi gezicht.
Prachtig, toch?
En aangrijpend.... drie weeskinderen, 1994.
Ongeveer zeven minuten met de mooiste foto's.