dinsdag 29 juli 2025

Wij zijn de tijden, geschiedenis in crisistijd, Beatrice de Graaf, 2024.

,, Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden.” 
(Een van de bekende uitspraken van Augustinus.) 
 
Boekomslag
Beatrice de Graaf, auteur van dit boekje. 
Geboren te Putten, 1976.
Hoogleraar te Utrecht;
Onderzoeksfocus: geschiedenis van veiligheid, crisis, (contra)terrorisme en internationale betrekkingen
Dit boekje is de tekst van de Johan Huizingalezing van december 2024. 
Johan Huizinga; naar hem zijn de jaarlijkse lezingen op 7 december vernoemd. 
Huizinga leefde van 1872-1945
Dit is een heel interessante tekst, die ons wil troosten en bemoedigen in onze moeilijke tijden. Er is van alles aan de hand, er woedt oorlog in Oekraïne en Gaza, en op nog veel meer plekken in de wereld, in Afrika, in Azië. Er dreigt nog veel meer, zie de verhouding China Taiwan, en ik kan nog wel even doorgaan. 
Dan hebben we ook nog de afschuwelijke klimaatcrisis, vluchtelingen overal die nergens heen kunnen. Hoe verhouden we ons tot deze problemen die ver boven onze hoofden uittorenen? 
Daarvoor is visie nodig, en een diepgaand inzicht in wat ons leiden kan. 
Beatrice de Graaf vindt - om ons een weg te wijzen - in het verleden een aantal prachtige voorbeelden. En het zijn geen gratuite praatjes die ze verkoopt, nee: de voorbeelden zijn van mensen die zelf in een periode van ondergang leefden. 

De eerste die ze aanhaalt is Augustinus, met zijn werk De Civitate Dei, De Stad van God. 
Geschreven door kerkvader Augustinus, tussen 413 en 426.

Oudste afbeelding van Augustinus
(6e eeuw), fresco in Sint-Jan van Lateranen, Rome
Augustinus leefde in de tijd van de ondergang van Rome. Rome ging ook werkelijk ten onder, al maakte Augustinus dat net niet meer mee. Gelukkig werd ook zijn bibliotheek gespaard. 
Augustinus voert Kakos op in De Civitate Dei. Hierin combineert hij geschiedenis met mythologie om uit te leggen dat de val van Rome niet de schuld van de christenen is. en ook niet het einde van de wereld betekende, maar wel het onvermijdelijk gevolg was van corruptie en oorlogszucht van de Romeinen zelf. Rome was gebouwd op moord, denk aan Romulus die Remus doodde. Dat leidde tot steeds grotere verwording, verval, wanhoop. Er was geen uitzicht meer, en die kwam ook niet. Er werd met name geen recht gedaan aan het natuurlijke vredesverlangen van mensen. Niet aan het streven naar harmonie, dat de mens ook ingebakken s. 
Augustinus  vindt derhalve, dat Rome geen stad Gods was, maar een stad van mensen. Een stad van mensen ontbeert goddelijke waarden, moed, eerlijkheid, trouw. 
De Graaf concludeert, dat je in een echte, of een beleefde crisistijd, de historie nodig hebt als hulpmiddel. En soms moeten we die op een bepaalde manier hanteren, namelijk die horen en vertellen vanuit een bepaalde grondhouding. Augustinus, vertelt zijn verhaal met een opzettelijk oogmerk. Dat oogmerk is, dat de verhalen worden gedragen door een moreel-epistemische grondhouding. 

"Het Griekse ἐπιστήμη (epistèmè) betekent 'weten' of 'kennis'. Epistemologie is dan de leer van het weten of de kennis en richt zich op de vraag naar waarheid of zekerheid."
Geschiedenis is dus nooit: kaal-wetenschappelijk, ook niet monumentalistisch ('die VOC-mentaliteit!") 

Het volgende voorbeeld dat ze aanhaalt is van Johan Huizinga zelf. 
Huizinga zelf leefde ook in een tijd van ondergang. In die periode en over die ondergang schreef ook Spengler, De Ondergang van het Avondland. Daarin vindt De Graaf niets van de 'moreel-epistemische pijlers' terug die ze zo noodzakelijk vindt. 
Herfsttij der Middeleeuwen schreef Huizinga in 1919. 
Dit is het hoofdwerk van Johan Huizinga. Voor een overzicht zie Literatuurgeschiedenis.
Twee andere  belangrijke werken over dezelfde vreselijke tijd van aftakelende waarden en normen én de oorlog en massavernietiging die daaruit voortkwamen  waren 
 en 

 Verder gebruikt ze als voorbeeld hoe het niet moet:

Oswald Spengler, Ondergang van het Avondland. 
1918 deel 1, 1922 deel 2. 
Spengler geeft geen hoop in zijn Ondergang. Huizinga vond dat Spengler de feiten verachtte; hij schreef 'mystagogie', i.p.v. geschiedenis. M.a.w.: alsof het om mysteries ging. 
Ik verwijs op deze plek graag naar nog een ander boek uit deze tijd, dat wél spoort met de gedachten van De Graaf. Zie Mijn blog De opstand der Horden, José Ortego y GassetY Gasset.

Een voorbeeld uit de recentere geschiedenis dat De Graaf aanhaalt zijn de Fireside Chats van Franklin D. Roosevelt. 
Fireside Chats, 
tussen 1933 en 1944
Roosevelt sprak met vol vertrouwen over de radio tegen miljoenen Amerikanen over het herstel van de Grote Depressie. Hij kondigde de Emergency Banking Act af, als reactie op de bankencrisis. Hij sprak over de recessie van 1936. de New Deal, en over het verloop van de Tweede Wereldoorlog. Op de radio weerlegde hij geruchten, bestreed hij conservatief gedomineerde kranten en legde zijn beleid rechtstreeks uit aan het Amerikaanse volk. Zijn toon en houding straalden zelfvertrouwen uit in tijden van wanhoop en onzekerheid.
Greep terug op Washington om mensen oorlogsbereid te maken.
Geschiedenis zijn nooit de kale feiten, het heeft ook geen zin om 'monumentale geschiedenis' te beoefenen. ('Die VOC-mentaliteit!')
We leven in een tijd die vaak gekenschetst wordt als een tijd van ondergang ('een tsunami aan immigranten'; 'de corrupte elite'). Wat dat betreft kun je teruggrijpen op alle genoemde werken, omdat die ook in een tijd van ondergang ontstonden. 
Augustinus zag in zijn tijd de ondergang van Rome aankomen. Rome ging inderdaad ten onder, in de jaren 354-430 na Christus. 
Augustinus heeft het over Kakos, een monster dat mensen eet en vuur spuwt. Hij verpersoonlijkt het Kwaad. Kakos is weliswaar ooit verslagen door Hercules, maar zijn geest waart nog rond, bij voorbeeld in Dantes Goddelijke Komedie. 
Hercules doodt Kakos. 
Zowel bij Augustinus, Huizinga als Roosevelt treft zij de moreel-epistemische grondhouding aan. 

Huizinga voegt aan de visie van Augustinus een extra klank toe: in zijn de profundis richt hij zich rechtstreeks tot God met een gebed. Dat deel is in sommige uitgaven weggelaten. Historie is ook geen gebed. Maar het wijst wel naar een zoeken. 

De Graaf legt uit: Huizinga werd in 1919 zwaar getroffen: zijn echtgenote May Schorer overleed, zijn oudste zoon Dirk ook, een jaar later. 
Zijn werk staat daardoor in het teken van verlies, melancholie en een schijnbaar cultuurpessimisme. Die elementen vloeiden samen met de wereldorde van dat moment. 
In Herfsttij beschrijft Huizinga de Middeleeuwen als een tijdvak in de ban van culturele ondergang. Bewijs voor die stelling ziet hij in de omgang van de adel met oorlog en geweld. Het ridderideaal moest de wereld schragen en zuiveren; het was het 'heilmiddel der slechte tijden'. 
In de 15e en 16e eeuw werden kooplieden geregeld overvallen door verarmde ridders.
© José Daniel Cabrera & Shutterstock
De cultuurkritieken en kroniekschrijvers zijn evenwel overduidelijk: de krijg werd niet meer nobel gevoerd. De werkelijkheid was bruut, in plaats van een poging tot realiseren van het hoofse ideaal. 
Wel bleef het beeld van ridderlijkheid overeind in gezangen e.d. 

Deze werkelijkheid was weer anders in 1935: in die periode van culturele ondergang werd ook het ideaal zelf te grabbel gegooid. 
Homo Ludens schreef Huizing in 1938. Het was een pleidooi voor de spelende mens. De mens heeft cultuur nodig:
Kern van Huizinga's betoog: spel ligt in het leven besloten en is een noodzakelijkheid voor het scheppen van cultuur; spel structureert menselijk handelen en is een drager van de culturele ontwikkeling van de mens.
Huizinga schreef dat in een tijd dat het internationale recht en het oorlogsrecht ondermijnd werden. Er was sprake van een ver gaande morele ontworteling.

Destijds hadden de ME een opvatting gevestigd van eer en adeldom. Die vormden een goede basis. Die basis was in 1938 verdwenen, er bestond geen systeem van volkenrecht meer. Enkel het belang van de eigen partij werd vooropgesteld. Er ws een verwildering door het ultranationalisme en vijanddenken.

De eenvoudige waarheid van Augustinus: de mens streeft naar harmonie en niet naar disharmonie, werd omgedraaid. Er was geen hoog ideaal van menselijke beschaving meer.

De Graaf komt ook uit - dat kan haast niet anders, op de zeven kardinale deugden: 
4 kardinale deugden zijn: wijsheid, moed,  rechtvaardigheid en beheersing (gematigdheid). Vanaf de tijd van Augustinus kwamen daar nog drie theologale deugden bij: geloof, hoop en liefde.  Bij een deugd gaat het zowel om het ideaal, als om de toepassing ervan. 
Impliciet of expliciet werden die deugden eeuwenlang ingezet het ging uiteraard ook om de toepassing van die deugden.
De vier kardinale deugden.
(van DEZE SITE)
Allegorische afbeelding van Geloof, Hoop en Liefde. 
Groninger Museum, Johan Wierix, 
1572

Othello, Shakespeares tijdloze tragedies, Vrije Academie, Liesje Schreuders, 3 april 2024.

Actuele Nederlandse uitgave (2018), vertaald door Peter Verstegen.
Shakespeare schreef het in 1603 of 1604
Een prachtige Ave Maria, gezongen door Maria Callas, uit de opera van Verdi, OtelloDesdemona zingt. 
Ton en ik volgden de cursus Shakespeares tijdloze tragedies, van de Vrije Academie, door Liesje Schreuders, in het voorjaar van 2024. De cursus werd gegeven in Utrecht. 
Enkele dagen na de voltooide cursus kreeg Ton een ernstig herseninfarct. Daardoor ben ik er totnogtoe niet aan toegekomen om een verslag te schrijven. 
Het gebeurde maakt ook dat ik met bijzondere gevoelens terugkijk op de cursus, bij voorbeeld op onze wandeling ernaartoe door de stad. Het was een van onze laatste  uitjes, een van onze laatste intellectuele bezigheden ook. Doordat Ton volledig afasie heeft, zal elke volgende cursus nooit meer dezelfde impact hebben. 
Desondanks...:

Othello hoort bij de zogenaamde problem plays. Bij dit type spel horen ook Shakespeares Merchant of Venice - waarin het antisemitisme thema is - en The Taming of the Shrew, met als thema misogynie, vrouwenhaat.  
In Othello is het grote thema: rassendiscriminatie. En natuurlijk om jaloezie: 'the greeneyed monster'. 
Portret van Ira Aldridge als Othello, geschilderd circa 1848.
Aldridge was een der eerste zwarte Amerikaanse acteurs. Aldridge was vooral bekend om zijn Shakespeare-rollen. 
Over de vertolkers van Othello, zwart én wit,  kom ik nog te spreken.
De hoofdlijn van het stuk draait om Jago, Desdemone en Othello. 
Jago, vaandrig in het leger onder aanvoering van generaal Othello, is woedend dat hij niet in aanmerking komt voor promotie en smeedt een plan om wraak te nemen op zijn generaal: Othello, de Moor van Venetië. Jago manipuleert Othello door hem te laten geloven dat zijn vrouw Desdemona ontrouw is, wat Othello's jaloezie aanwakkert. Othello laat zich door jaloezie verteren, vermoordt Desdemona en pleegt vervolgens zelfmoord.
Kenneth Branagh als Jago. 
Het gaat bij Shakespeare natuurlijk heel erg om de karakters. Over Jago vond ik dit: 
"Jago is charming, clever, and funny, and great company, and right at the center of the military community on Cyprus, where the army has been sent to deter the Turks from an attack on Venice. He lends a sympathetic ear to everyone as they pour out their problems to him and solicit his help.

What they don’t know is that he is actually the cause of their problems and that the more information they give him, the more ammunition they are supplying him with to be used against them.

The character qualities listed above are all fake. He is, in fact, hypocritical, manipulative, cruel, unsympathetic, vicious, and, in fact, murderous."
Sonya Yoncheva as Desdemona
En over Desdemona vond ik dit: 
"It is difficult to assess Desdemona’s character as Shakespeare presents her as just about a perfect human being. She is, of course, a woman in the position of almost all Elizabethan women – the possession of her father until ownership is passed to another man in marriage. However, she shows a strong independent streak in choosing to defy her powerful father and marry where her heart is rather than where her father’s economic interest lies.

Her speech to the Council shows strength and determination, common sense, and commitment. In her marriage, her vow to honour her husband through thick and thin is carried out to the very end. In spite of that, she is basically innocent and unaware of the dangers of life. She is far too trusting and thus partly responsible for her fate.

She is inevitably a victim of her times, times in which, regardless of her courage and independent spirit, she is destroyed by the men around her."
Laurence Fishburn as Othello… but is he a villain?
En wat kunnen we zeggen over de hoofdfiguur, Othello?
Othello is the main character in Shakespeare’s play Othello. He’s a Christian Moor and the general of the armies of Venice. He’s in a position of power, but his racial background is something that consistently sets him apart from those around him. Additionally, Shakespeare imbued Othello with contrasting features. He’s a strong and skilled fighter, and an eloquent speaker, and a loving partner (at least for a time).

His characteristics, role in society, and relationships with those around him, unfortunately, make it easy for Iago (generally considered to be the true villain of Othello) to manipulate him. Othello eases away from his role as “hero” as Iago poisons his mind against his true love, Desdemona. His eloquence and thoughtfulness fall away, and his jealousy and rage take over. The heart of the play revolves around Iago’s deceit and his manipulation of Othello.


Karakterbeschrijvingen van Jago, Desdemona en Othello haalde ik van DEZE SITE

Het stuk heeft trouwens veel meer personages, die laat ik buiten beschouwing. 

Lijdt Othello aan seksuele jaloezie, Jago lijdt weer aan een ander soort jaloezie, hij meent dat hij recht had op de promotie in het leger, die nu aan Cassio te beurt is gevallen. Cassio werd tot luitenant bevorderd. 
Jago is een schurk, maar wel een van de interessantste schurken - aldus docent Liesje. Hij plant ook een val voor Othello, omdat hij hem, 'De Moor', haat. Die haat is gestoeld op ras en kleur. Huidskleur speelde toen een rol, en nu weer. Othello is een hooggeplaatste generaal in Venetië. Én hij is een Moor, Arabisch. Huidskleur heeft een sociale connotatie. 
Naast jaloezie is manipulatie een thema. Jago manipuleert Cassio, door hem dronken te voeren. Daardoor komt Cassio in een straatgevecht terecht, waarna Othello hem, een getrouwe, ontslaat. Dan adviseert Jago hem excuses te gaan maken bij Desdemona, die hem belooft te helpen. 
Jago misbrukt dat dan weer door te zorgen dat Othello dat samenzijn ziet, en in jaloezie ontbrandt. 

Helaas leidt dit tot feminiscide uxoricide: de vrouw wordt vermoord door haar partner. 

De historische context is ook interessant. Waar komt Othello vandaan?
Columbus had Amerika al ontdekt. 
Vikingen ook daar geweest. De wereld was sterk vergroot, een bron van avontuur en van rijkdom. Imperia werden opgebouwd. 
Rassendiscriminatie bestond toen ook al, net zo goed als het heden ten dage nog bestaat. Even een zijpaadje: Zelfs de onkreukbare Desdemona getuigt van discirminatie. Zo beweert ze: For example, while striving to confront Othello’s suspicions, she could not come up with anything better than the suggestion that her husband was naturally predisposed towards anger and distrust by virtue of his racial affiliation: “You Moors are of so hot a nature that ev­ery little trifle moves you to anger and revenge” (Shakespeare Act IV, Scene I).

Othello was, volgens A.C. Bradley (1904) 'the most painfully, exciting and the most terrible.
Shakespeare Tragedy.
Het werd niet als een gewone tragedie ervaren, want het stuk wekte hele hevige reacties bij het publiek.
De zogenaamde vierde wand wordt voortdurend doorbroken. De weerzin tegen wat daar gebeurt, gaat heel diep.
Patrick Hogan beweert zelfs, dat de discriminatie door witten de kijk van zwarten op henzelf heeft beïnvloed. waardoor zij nu ook zelf met minachting, haat en wanhoop naar zichzelf kijken. 
To ver in de 20e eeuw werd de rol van Othello meestal door een witte man gespeeld, die dan zwart gemaakt was. Eigenlijk verschrikkelijk! Zwarte mannen werden zelfs niet goed genoeg geacht om de rol te spelen! Zie ook de volgende foto's:
Hier speelt Orson Welles Othello, in de film Othello. 
1952.
Placido Domingo speelde Othello in 1979,
Metropolitan Opera production in New York.
Laurence Olivier speelde Othello nog in 1965;
poster
Laurence Olivier als Othello en Maggie Smith als Desdemona in de film Othello van 1965.  
Beeld: Cinetext Bildarchiv/Warner Bros/Allstar
In 1965 was Laurence Olivier een topacteur, en werd zijn rol zeer hoog gewaardeerd. Nu, zo veel jaar later, wordt er min of meer met afgrijzen naar gekeken, omdat de 'zwartgemaakte acteur'  juist alle raciale stereotypen gebruikte. 'Olivier's Othello was always a racially offensive anachronism',  schreef The Guardian in 2024. 
'Grotesque', zo herinnerde de recensent Geoffrey Wheatcroft zich Olivier in die rol. 

'Blackface' was de benaming voor een witte die de rol van een zwarte speelde in de slavernijtijd in Amerika. De rollen stonden bol van de stereotypen. Dit werkte door!

Whitewashing was een term van latere datum, die gebruikt werd om aan te tonen dat zwarten geen kansen kregen voor de rollen die toch werkelijk door hen gespeeld moesten worden. 
De rol van Laurence Olivier als Othello kwam in een tijd dat whitewashing eigenlijk al aan het verdwijnen was.  

Betrof dit alles de uitvoering van het stuk, de historische context is ook belangrijk voor de inhoud van het stuk, Dat speelt zich namelijk af tegen de achtergrond van de Ottomaans-Venetiaanse oorlogen in de late 16e eeuw. Specifiek gaat het over de oorlog om Cyprus, een Venetiaans eiland dat in 1570 door de Ottomanen werd aangevallen en een jaar later werd veroverd. Deze gebeurtenissen vormden een belangrijke inspiratiebron voor het stuk, dat zich deels op Cyprus afspeelt.
Slag bij Lepanto, 1571.
In deze strijd op zee werd behaalden de Ottomanen de overwinning. 
Toch stopte deze strijd verdere expansie van de Ottomanen in de Middellandse Zee, waardoor de westerse dominantie behouden bleef. Het vertrouwen in het Westen groeide dat de Turken, voorheen onstuitbaar, verslagen konden worden.
Venetië was grote belanghebber bij de strijd tegen de Ottomanen, samen met de Kerk, Spanje en andere landen. Er waren grote handelsbelangen. Er was een lange periode van intense vijandigheid tussen de Republiek Venetië en het Ottomaanse Rijk.
Wat een moeilijk rol vervulde Othello dan!

De oorlog om Cyprus:
De val van Cyprus in 1571 - een overwinning voor de Turken - was een grote klap voor Venetië en een belangrijke gebeurtenis in de regio. Dit conflict vormt de achtergrond van het stuk.

De positie van Othello:

Othello is een zwarte Venetiaanse generaal! Dat was een in die tijd ongebruikelijke situatie, en leidde  tot vooroordelen en discriminatie.

De Renaissance:
Het stuk werd geschreven tijdens de Engelse Renaissance, een periode van culturele en intellectuele vernieuwing. Denk ook aan de grotere contacten wereldwijd, die uitwisseling op gebied van handel, kunst en wetenschap bevorderde. 

De positie van vrouwen:

In de tijd van Shakespeare hadden vrouwen beperkte rechten en werden ze geacht gehoorzaam en kuis te zijn.

Militaire cultuur:
Othello's status als generaal is cruciaal voor het verhaal en benadrukt de waarde die in die tijd aan militaire bekwaamheid werd gehecht. Othello dankte dit aan zijn talenten!

Religie en moraal:
Het stuk verkent thema's als christelijke moraal, zonde en vergeving.

Kolonialisme en ontdekkingsreizen:
De Renaissance was ook een tijd van kolonisatie en ontdekkingsreizen, wat invloed had op de manier waarop mensen naar andere culturen keken.

De historische context helpt om de personages, hun motivaties en de thema's van het stuk beter te begrijpen.

Een zeer informatieve site over Othello en andere Shakespeare-drama's, ook met citaten is hier te vinden: ZIE DEZE LINK .

De belangrijkste bron voor Othello is een novelle uit een Italiaans prozawerk, de novellebundel Hecathommithi van Giovanni Battista Giraldi ("Cinzio") uit 1565, het verhaal van een niet bij name genoemde Moor en Disdemona. Aan het oorspronkelijke verhaal van Cinzio voegde Shakespeare een aantal eigen 'ingrediënten' toe zoals de naam Othello, de jaloerse Rodrigo die naar Desdemona's hand dingt, en Brabantio, de woeste, door verdriet overmande vader van Desdemona. Het meest memorabele personage dat hij schiep was echter Jago, die hij van een onbetekenende schavuit in een gewetenloze schurk omtoverde.
Titelpagina uit 1630.