zaterdag 19 januari 2019

Het wordt niet beter, Awee Prins, Trouw 19-01-2019

In augustus 2018 hield filosoof Arend Weert Prins een verhandeling over de broosheid.
Ik kende Awee Prins niet.... dacht ik.
Maar toen ik me in hem verdiepte, ontdekt ik dat hij ook de schrijver is van het boek Uit Verveling, van 2007.
Arend Weert (Awee) Prins, geboren 1957; filosoof.
Dit bewaar ik voor een andere keer. 
Maar vanmorgen stond hij met een essay in de Trouw, dat me meteen in zijn ban had. Beter wordt het niet. Over psychische gezondheid, en hoe we gewend zijn geraakt daarover te praten. Je moet 'terug in je kracht komen te staan',  om maar één uitdrukking (streven) te noemen. 
Dat kan helemaal niet, als je eenmaal iets hebt meegemaakt als het verlies van je partner, of een zeer ernstige ziekte, of bijvoorbeeld een depressie. Wat eenmaal gebroken is, is gebroken, suggereert ook het plaatje bij de tekst.
De onmogelijkheidszin herinnert aan onze breekbaarheid en broosheid, maar wordt in onze prestatiesamenleving onderdrukt. Wij willen haar niet onder ogen zien en lopen daardoor het gevaar door het leven te gaan als mieren die hun huilen inhouden. De meesten van ons slagen er (voor Prins vaak onbegrijpelijk) in hun huilen in te houden: ze functioneren. Degenen die bij de hulpverlening aankloppen, zijn de mieren die hun huilen niet langer in kunnen houden.
© Hollandse Hoogte / Camera Press Ltd
Een ander voorbeeld: spreken over ‘voltooid leven’. Dat woordpaar noemt Prins 'een semantisch schandaal', omdat daarin de onmogelijkheidszin volledig wordt weggemoffeld. Een mensenleven is nooit voltooid. Wel bestaat er zoiets als een uitgeput en verwoest leven, of een verbitterd en vereenzaamd leven. Waarom noemen we het dan niet zo? Omdat het niet past in onze mooiweersamenleving.
Er wordt in dat debat ook gesproken over ‘de regie in eigen hand nemen’. Heeft er ooit iemand in het leven de regie in eigen handen? Hebben wij ooit de regie over ons huwelijk, onze vriendschappen, ons gemoed, ons wedervaren? Alleen idioten beweren zoiets.

Psychiatrische stoornissen zouden we ook kunnen duiden als modes of existence; als manieren waarop sommige broze mensen nu eenmaal blijken te existeren, manieren die wij moeten leren omarmen en doorstaan, en waarin wij misschien zelfs een eigenaardige schik kunnen krijgen. Rilke schreef: Wer spricht von Siegen? Überstehn ist alles.
(Een zin die ik, AdW, mij zeer goed herinner als troost komend uit de mond van mijn vriendin Geert. Het gaat niet om zegevieren, 'eruit te komen', 'er  bovenop te komen', of 'persoonlijke groei te bereiken: geduld, doorstaan is alles.)
Bij broos leven hoort broos denken. Dat maakt van de medische situatie ‘twee sterfelijken in één kamer, waarvan de een iets sterfelijker is dan de ander’. En van elke behandeling binnen de psychiatrie ‘twee waanzinnigen in één kamer, waarvan de een net iets waanzinniger is dan de ander’. Dit nodigt uit tot een bezinning op de rol van zowel de door DSM getergde en beperkte psychiater of hulpverlener, als op die van de patiënt. 
Een psychiater zou zijn eigen gekte tot op de draad moeten doorleven. Daarnaast kunnen ervaringsdeskundigen een grote rol spelen, zoals Prins zelf merkte toen hij behandeld werd in een verslavingskliniek in Zuid-Afrika. De mede-patiënten begrepen "de verstikkende wanhoop, de krankzinnige logica en de slopende sluwheid van mijn verslaving veel beter dan de psychologen met wie ik sprak. Hun solidariteit en hun woorden van meedogenloze toewijding staan tot op de dag van vandaag in mijn existentie gegrift."

De huidige praktijk van professionele distantie moedigt behalve afstand, ook een gebrek aan hartelijkheid aan. Broos leven vraagt niet alleen om broos denken en broos behandelen; het biedt ook ruimte voor hartelijkheid. Net zoals de patiënt zich erin zou kunnen oefenen meer schik te krijgen in de eigen ‘mode of existence’ (‘het is nu eenmaal zo dat ik, anders dan veel anderen, alles te veel vind’), zo zal ook de psychiater die zich existentiële professionaliteit heeft eigen gemaakt, schik krijgen in zowel zijn eigen kleine waanzin, als in de meer dramatische waanzin van zijn patiënten. Er komt vast wel een DSM-VI. Dat hoeft geen nieuwe ‘Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders’ te zijn; naar naam en inhoud kan zij een ‘Dedicated and Suited Manual for Existential Dispositions’ zijn.

Nietzsche schreef ooit: ‘Er is zoveel morgenrood dat nog niet geschenen heeft.’ En hoewel het beeld van ‘morgenrood’ de suggestie van utopisch denken in zich draagt, is niets minder waar: wij kunnen anders denken dan we nu denken; onze huidige percepties zijn weliswaar vanzelfsprekend, maar niet onvermijdelijk.
Friedrich Nietzsche rond 1875.
Er bestaat een overstemde, maar toch hier en daar mogelijk weerklinkende praktijk van hartelijkheid, ook in de psychiatrie. De herstelbeweging leert ons hoe belangrijk dat is.

Toevoeging van de Trouw-redactie:
Over de herstelbeweging:
Dat is een stroming in de psychiatrie, vooral voortgekomen uit patiëntenorganisaties. ‘Genezen’ van zware psychiatrische aandoeningen is niet mogelijk, is een kerngedachte van de beweging. ‘Herstel’ kan wel - wat neerkomt op leren leven met je beperkingen, liefst niet in een kliniek maar in de eigen omgeving, met professionele hulp en steun van naasten en ervaringsdeskundigen. Sinds een aantal jaren vindt dit gedachtegoed steeds meer ingang in de geestelijke gezondheidszorg.
Dienke Boertien en Wouter Kusters (red.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten