vrijdag 16 december 2016

Lof der Zotheid, Desiderius Erasmus, circa 1511.

Lof der Zotheid; op de omslag De Goochelaar, van Jeroen Bosch. Uitgave van 2001 (2016)
Hier is de hele afbeelding van Bosch te zien; een samenvoeging van de omslagen van diens De Mensheid zij geprezen, en Erasmus' boek. 
Ton en ik hebben De Lof aan elkaar voorgelezen, zoals we dat ook deden met onder andere Goethes Faust, Tolstois Oorlog en Vrede, en de biografie van Steve Jobs. 
We hebben bovenstaande editie gebruikt, met de vertaling van Harm-Jan van Dam, naast de oude Spectrum uitgave, deze: 
De vertaling hier is van A.J Hiensch; de uitgave is van 1969.
Terwijl Ton de tekst voorlas uit de nieuwe editie, las ik in de oude uitgave mee. Aanvankelijk vond ik de nieuwste uitgave het beste, maar dat veranderde steeds meer in een voorkeur voor de uitgave van de 'schoolmeester' Hiensch. Ik had het gevoel dat hij dichter bij de tekst bleef. 
De Spectrum-uitgave werd bovendien opgeluisterd door kleine tekeningetjes, die ook in de eerste Bazel-uitgave van 1516 stonden. Die tekeningetjes zijn van Hans Holbein de Jonge, een vriend van Erasmus. Ter illustratie staan er hier ook een paar in het blog. 
Zelfportret Hans Holbein, 1542-1543.
Dit portret van Erasmus is ook van de hand van Holbein, 1523.
Verder volgen beiden een indeling in hoofdstukken, maar bij de Spectrum-uitgave zijn er kopjes toegevoegd. 
Beiden gebruikten verschillende Latijnse versies.

Erasmus heeft dit boek heel snel geschreven, hij bedacht het tijdens zijn tocht door de Alpen, zittend op zijn paard. Hij associeerde de naam van zijn vriend Thomas More met Moria, 'zotheid, dwaasheid.' Die vriend was alles behalve dwaas, dus de combinatie was wonderlijk. Toch inspireerde juist die paradox hem tot het schrijven. 
De Lof heeft een Griekse en een Latijnse naam: Moriae encomium, en Laus Stultitiae.
Erasmus schreef het voor een beperkte kring. het hoort tot het genre van de paradoxale lofrede. het is in de geest van Lucianus geschreven. 
De kerk plaatste het werk op de index, maar pas na de dood van Erasmus, in 1536! De kerk deed dit voornamelijk op grond van de kritiek die Erasmus had uitgeoefend op de kerk en zijn bedienaren. 

Voor mensen die wat wijsheden bijeen willen vergaren zonder het boekje helemaal te lezen, verwijs ik naar deze website met Citaten uit de Lof der Zotheid.

Het boekje heeft ook een leeswijzer van de Senia. Die onderscheidt 3 delen in de Lof:

1. Kennismaking met de Zotheid, hs. 1 - 9.
2, Opsomming van alle prachtige dingen die mensen en zelfs goden aan de Dwaasheid te danken hebben. Ze maakt bijvoorbeeld de leiders van kerk en staat blind zodat ze gelukkig kunnen zijn in hun boosaardige onverantwoordelijkheid (hs 10-61)
3. De Dwaasheid stelt christelijke dwazen in staat wereldse dingen op te geven en christelijke vreugde te krijgen in dit leven, en al zicht te krijgen op het toekomende bestaan van geluk in de hemel (62-68).

Ik geef nu een parafrasering van de inhoud; ik volg daarbij de tussenkopjes. Deze maken geen deel uit van de oorspronkelijke tekst, maar zijn in de negentiende eeuw ontstaan. 
I. Kennismaking met de Zotheid:
In 1 lezen we de De Zotheid verschijnt: de zorg verdwijnt. Het is de kennismaking met de zotheid: zij staat op een preekstoel, de mensen worden meteen vrolijk, de somberheid verdwijnt, mensen krijgen een andere gelaatsuitdrukking.
2 De Zotheid als Sofist. Een onderwijzer, luister maar gewoon naar haar, zoals je het  ook op de markt doet, niet in de kerk 
3 De Zotheid prijst zichzelf, ze kan zelf het beste haar eigen loftrompet steken.
De zotheid spreekt wat haar voor de mond komt, ik heb er geen dertig jaar aan gewerkt!
5 Zonder vermomming, mijn gezicht drukt al uit wat in mijn hart stilletjes denk. Ik word niet door Midasoren verraden.
Deze heeft wél Midasoren.
'Hoe ijverig ze zich ook vermommen, ergens steken hun lange oren eruit en verraden de Midas.'
6. Net als de retoren: Dwaasheid zal de retoren navolgen, omdat datameer publiek oplevert: hoe buitenlandser iets is, hoe meer kijkt men er tegenop. 
7. De Dwaasheid hoort bij de Goden. Vader was (een jonge) Plutus, de rijkdom.
8. Haar blijde geboorte vond plaats op het Eiland der Gelukzaligen, waar men geen inspanning of verdriet kent. 
Afbeelding van het Eiland der Gelukzaligen; gehaald van de website Stilus.nl

Deel II, geeft een Opsomming van haar deugden; volgens Senia vanaf hier.
9. Haar personeel is als eerste Philautia (eigenliefde), verder Lethe, Kolakia, Misoponia, Anoia en Hedone.
10.De eerste der goden, omdat zij alleen alles aan iedereen schenkt.
11. De zotheid schenkt alle leven: omdat dat lichaamsdeel dat iedereen aan het lachen maakt nieuw leven geeft. Trouwen zou je niet doen als je bij je volle verstand was. 
12. En 's levens specerij: wat er ook aan prettigs is in het leven, dankt zijn bestaan aan mij
13. De zotheid bij kinderen en bij oudjes. Hoe ouder en wijzer men wordt, hoe meer het gedaan is met de aantrekkingskracht. De ouderdom met zijn wijsheid is gehaat. Of ze drinken met gretige teugen van Lethe treedt in, de vergetelheid, die ontspringt op het Eiland. Kindjes en oudjes beiden tandeloos en dwaas.
14. De zotheid houdt de jeugd in stand. Zorgen en ingespannen denken leiden nergens toe.Geen volk is vrolijker in de dagelijkse omgang dan Brabanders, ze worden bij het naderen van de ouderdom steeds dwazer.
 
Vooral vrouwen zijn dol op de Zotheid
15. Alleen de zotheid maakt de goden acceptabel: Bacchus behoudt zijn haren en zijn jeugd, vermijdt contact met Pallas. Cupido is een praatjesmaker en blijft altijd een kind, hij doet nooit iets zinnigs en denkt ook niet na. Pan maakt met een dwaas liedje iedereen aan het lachen.
16. Zotheid overal; zotheid leidt de gevoelens, wijsheid het verstand, Maar er zijn heel veel gevoelens, het verstand is maar naar een klein deel van de mens verbannen.
17. Zij maakt de vrouwen welgevallig. Vrouwen zijn dom en onnut, maar wel grappig en innemend. Zotheid kruidt het mannelijk verstand. Haar uiterlijk suggereert eeuwige jeugd, ze willen niets anders dan mannen behagen. Mannen geven aan vrouwen toe als ze zingenot van haar willen, dus is Dwaasheid de leidinggevende hier. 
18. Zij geeft de drinkebroers feestelijkheid. Dwaasheid luistert een drinkgelag op; alles om het leuk te maken komt van Dwaasheid.
19. Door zotheid kan er vriendschap zijn;  bekijk de zaak maar eens met boerenverstand: een oogje dichtknijpen, gebreken van de andere bewonderen, andermans fouten verdoezelen als je van hem of haar houdt. Niemand wordt toch zonder gebreken geboren?
20.Evenzo is er zonder zotheid geen huwelijk mogelijk, daar geldt het bovenstaande nog in veel sterkere mate!
Oude uitgave Moriae
21. Alle gemeenschap is op zotheid gebouwd, concludeert zotheid. 
22. Haar zuster, de eigenliefde; die staat je zegenend terzijde, bijvoorbeeld als je aan het aftakelen bent. En niemand kan van een ander houden als hij ook niet van zichzelf houdt. Dit is een specerij van het leven. Je moet jezelf wel vleien en aanvaardbaar maken met een klein complimentje. Zo brengt de natuur alles in evenwicht. 
23. Door de zotheid komen oorlogen. oorlogen zijn het zotste wat er bestaat, niemand heeft er voordeel van. Als er oorlog komt, voert men die het beste uit met 'tafelschuimers, pooiers, rovers, boeren, stommelingen, lui die in de schulden zitten en dat soort menselijk uitschot, niet met naar de studeerlamp riekende wijsgeren.'
24. De wijsheid brengt klein profijt. Men moet zich van wijsheid onthouden, wil men tot de mensen gerekend worden.Want terwijl een mens filosofeerde en nadacht, heeft hij niet over het dagelijks leven nagedacht. Plato beweert dat staten gelukkiger zouden zijn als filosofen zouden heersen, maar dat bestrijdt zij: Dergelijke lui zijn bijvoorbeeld slecht in het krijgen van kinderen; de natuur zorgt er wel voor dat de wijsheid niet te veel wordt uitgebreid. Cicero had bijvoorbeeld kinderen die meer op hun moeder leken dan op hem, dus die waren dwaas. 
25. Wijzen zijn geen bruikbare lieden, nodig ze maar eens uit op een diner, verschrikkelijk!  Ze staan te ver van het gewone af. Een wijze kan niks wat van direct nut is. 
Griekse en Latijnse titel samen
26. Nonsens heeft een machtige invloed; de vleierij brengt mensen van steen bijeen.
27. De zotheid beheerst heel het leven. met giften worden ambten gekocht, leiders worden als beelden rondgedragen, adopties, aan menskinderen bewezen goddelijke eer: allemaal dwaasheid is het leven.
28. En kunst en wetenschap; streven naar roem houdt veel mensen aan de gang.
29. Ook het verstand moet de zotheid prijzen; dat ziet hij aan de gewone man, die leert uit de praktijk (niet uit boeken). Twee belangrijke hinderpalen zijn er bij het verwerven van inzicht: schaamte en angst. Schaamte hult de geest in nevelen, angst belet de geest om tot handelen over te gaan.
Maar alles heeft twee gezichten: het leven en de dood, twee kanten van dezelfde zaak; wat rijk lijkt, is arm, enzovoorts. Het is als met een toneelstuk waarbij iedereen een masker op heeft. Maar de maskers afrukken betekent de illusies wegnemen, het hele toneelstuk in de war sturen.Weliswaar is alles nu vaag en onduidelijk, maar zo wordt het spel gespeeld. 
30. Geen ware wijsheid kan zonder zotheid bestaan.  Erasmus plaatst de Stoïcijn tegenover de levende mens, als een mens vol wijsheid, die nooit vergissingen maakt, koel is, eigenlijk als een marmeren standbeeld daar staat. Niemand zou zo'n mens willen.
31. Het leven is enkel door de zotheid leefbaar. De zotheid maakt dat lastige dingen vergeten kunnen worden, dat er hoop is, dat pijn met honing bestreken kan worden, zodat de mens weer verder kan. Door de zotheid kan een mens door iedereen versmaad worden, en zichzelf toch applaus geven, dankzij de dwaasheid. 
32. Wetenschappen, die plagen van de mensheid! Alleen door de dwaasheid kunnen mensen mens zijn. Een mens moet zijn herkomst trouw blijven. Of men zou net zo goed een paard kunnen beklagen omdat hij geen grammatica kent. Wetenschappen zijn als een plaag de mensheid binnengedrongen, door andere mensen, demonen meer. Vroeger leefde men alleen volgens de natuur, dat is en blijft het beste. 
33. De beste wetenschap: de meeste dwaasheid. Geneeskunde geldt als de hoogste wetenschap, maar is in het beste geval vleierij. De juristische letterknechten komt de tweede plaats toe. maar feitelijk zijn het ezels die zich druk maken om allerhande beuzelachtige regeltjes.
34. Gelukkig zijn de dieren zonder verstand, zij hebben het minst met de wetenschap te maken. Het paard staat dicht bij de mens, maar deelt ook het meest in diens rampspoed.
Zo ziet de eerste uitgave eruit, met in de marges de tekeningetjes.
35. Gekken en dwazen zijn gelukkiger dan wijzen. Homerus noemt zijn eigen Odysseus vaak 'die ongelukkige', hij had maar beter in het zand kunnen blijven liggen knorren, in plaats van die hachelijke avonturen aan te gaan. Narren hebben het het beste, ze piekeren niet, lachen overal om, en maken anderen ook nog eens aan het lachen.
36. Dwazen mogen de waarheid zeggen. Zij zijn ten allen tijde oprecht, en vertellen geen leugens. Wijzen spreken met twee tongen, met de ene spreken ze de waarheid, met de andere wat ze voor nuttig houden. Vorsten hebben het het moeilijkst in dit opzicht.Vrouwen hebben het meest plezier aan narren en zotten, omdat ze van nature meer geneigd zijn tot plezier. 
37. Heeft niet de zot het beste lot? De wijze besteedt zijn hele leven aan inspanningen om goed te zijn, de dwaas doet maar raak en verdwijnt na zijn dood naar de Elyzeese velden.
38. Waanzin is begerenswaardig. Is waanzin een dwaling des geestes? Hij heeft het hier over de zinsverbijstering die je tijdelijk je zorgen doet vergeten, en je laat genieten, in plaats van te somberen en te piekeren.
39. Waanzin maakt het gekte aannemelijk. Erasmus haalt als voorbeeld de jacht aan, die met allerlei rituelen omgeven is, en alleen voor de adel is. Als zodanig doen ze het als iets bijzonders voorkomen, terwijl het gewone volk hetzelfde doet met vlees niet van wild afkomstig. 
Dwaze leermeesters
Ook het bouwen kan in waanzin ontaarden; of  lui die op zoek zijn naar een vijfde element. Ten slotte zijn ook dobbelaars gek.
40. En allen vertrouwen op mirakelen. Mensen zijn dol op sprookjes, en die worden vooral verteld door geestelijken. Erasmus hekelt beelden, aflaatbrieven, het vagevuur, Hij schaamt zich voor de beloningen die mensen zichzelf toedichten in het hiernamaals, toch worden dat aanvaard door de massa. Elke streek heeft zijn eigen heilige, of elke heilige heeft zijn eigen specialiteit waartegen hij beschermt of helpt.
41. Een zee van bijgeloof. Alle wonderen laakt hij, miraculeuze reddingen; de priesters laten dat gewoon toe, en geven er voedsel aan omdat het voordeel voor hen oplevert. 
42. Adellijke eigenliefde en ingebeelde gaven. Men herleidt liefst  zijn afkomst tot de adel, en dat maakt iemand gelukkig. Anderen zien nu tot hen op als tegen goden. Zij die kunsten en wetenschappen doceren hebben wel een bijzonder soort eigenliefde. Deze belet een mens werkelijk ontwikkeld te zijn. 
We zijn nog altijd trots op Erasmus, getuige dit bankbiljet. De Lof der Zotheid was ook ongelooflijk populair. 
43. Eigenliefde in gemeenschap: elk volk heeft zo zijn eigen eigenwaan: Italianen bijvoorbeeld menen dat zij het meeste weten van literatuur en welsprekendheid. Elk volk is blij dat het met zijn specialiteit niet tot de barbaren gerekend hoeft te worden. 
44. Eigenliefdes zuster: vleierij. Eigenliefde is jezelf op de schouder kloppen; doe je dat bij een ander dan is dat vleerij. Toch heeft ze wel degelijk waarde, vergelijk de twee ezels die zich aan elkaar schuren . Door vleierij wordt het menselijk verkeer gekruid en gezoet. 
45. De wereld wil bedrogen zijn. Neem een preek in de kerk: een dominee met een oudewijvensprookje wordt beter beluisterd dan een ernstig thema. Een mening is makkelijker dan feiten. Zijn nepjuwelen niet geweldig, als men maar gelooft dat ze echt zijn? Of wat te denken van de lui in de grot van Plato? Ze zijn tevreden als ze maar niets wensen en met zichzelf tevreden zijn.
46. Geen enkel bezit verschaft vreugde als men het niet mer anderen deelt. Bacchus verdrijft de zorgen, maar slechts voor even. Zotheid is veel bestendiger. Zij geeft  ook meer weldadigheid dan Venus, of Mars, enzovoorts.
47. De zotheid is geen veeleisende godheid. Niemand hoeft aan mij te offeren, of een tempel voor mij op te richten. De hele wereld is mijn de mooiste tempel. Mijn beeltenis op het gezicht van mensen is mij genoeg. 
48. De zotheid neemt vele vormen aan. Vanuit de hemel kijkt Zotheid als het ware neer op het dwaas gedoe van de mensen. Bijvoorbeeld op mensen die zich meer druk maken om een ander dan om zichzelf. 
Dit plaatje even tussendoor: ik had geen idee dat dit ontwerp van Erasmus was.
Het meest dwaas zijn de kooplui, die het allerlaagste vak beoefenen; ook flemende kloosterbroedertjes; en mensen die nutteloos procederen. De mensheid lijkt een zwerm muggen of vliegen die met elkaar ruziën..
49. Die ongelukkige schoolmeesters: 'want, zij zuchten niet slechts onder vijf vervloekingen, zoals een Grieks epigram zegt, maar onder duizenden. Immers, voortdurend honger lijdend en armoedig werken ze in die scholen van hen. - wat zeg ik, scholen?! - Neen, zorgenpakhuizen, tredmolens en martelkamers.  Maar: ze zijn tevreden met zichzelf, vooral door een opvallend geloof in hun kennis. Een veelzijdig man die Zotheid kent doet alles voor een miniem onderdeeltje van de grammatica: is dat dwaasheid of krankzinnigheid?
50. Dwaze dichters en schrijvers. Deze groep vooral is bevriend met eigenliefde en vleierij. Ze hebben veel geschreven over de wetenschap van het schertsen, ha!  Ze streven naar onsterfelijke roem, verliezen daarbij hun gezondheid zowat, Terwijl als iemand zomaar opschrijft wat in hem opkomt, weet: hoe onzinniger, hoe meer succes. Of lui die werk van anderen onder hun naam publiceren. En ze prijzen en loven elkaar over en weer, ook alweer zoiets bespotelijks.
51. Zelfingenomen rechtsgeleerden. Elke willekeurige enkeling onder hen kan 20 uitgekozen vrouwen in het kletsen verslaan.
Philautia, Eigenliefde.
52. Pedante filosofen. Hoewel die al helemaal niets weten, pretenderen ze alles te weten, over het heelal bijvoorbeeld. 'Ondertussen lacht de natuur hen hartelijk uit, met gissgingen en al.' Voorts koesteren zij een minachting jegens het gewone volk.
53. Spitsvondige theologen. Een bijzonder strenge en prikkelbare mensensoort. Spitsvondig, op kleinigheden uit, nog spitsvondiger gemaakt door de scholastiek. Zotheid hekelt de sluitredes. De apostelen hekelden hun voorgangers door een eigen voorbeeldig leven ertegenover te stellen, deze theologen komen met dwaze regeltjes.
Dit hoofdstuk is aardig lang, ik pik er hier en daar wat uit. Zoals dit: de woorden van de H. schrift worden naar willekeur gekneed en herkneed. Theologen schilderen de situatie in de hel tot in bijzonderheden af. Alleen afgestudeerde theologen maken uit of iemand goed gelooft. 
Even een herinnering aan Berlij, waar wij speciaal in de Gemäldegalerie dit portret (gemaakt door Holbein) opzochten.
54. Holle hoofden onder de monnikskap.  Dit soort monniken meent het summum van gelovigheid  te bezitten als ze alle wetenschap mijden. Zozeer dat ze zelfs niet kunnen lezen. Maar ook zij leven alleen maar volgens straffe formules, als: hoeveel knopen mogen er in de sandaalriemen zitten. Ze trachten niet op Christus te lijken maar op elkaar. Ze bouwen voort op ceremonietjes en traditietjes. Ze eten te veel en scheppen op over hun ascetisme hun persoonlijke hobby, bijvoorbeeld dat ze nooit geld hebben aangeraakt. Het waarlijk betrachten van de naastenliefde, wat Christus gepredikt heeft, doen ze niet. Dankzij Dwaasheid hangen ze de redekunstenaar uit in hun preken. en zeggen de zotste dingen. Bijvoorbeeld iemand die de heilige drieëenheid uitlegde aan de hand van de grammatica. Een ander legde de betekenis van Jezus uit enkel door de letters van zijn naam. Hun hele optreden is van dien aard, dat je zou denken dat ze bij standwerkers op de markt in de leer zijn geweest. 
Bij de vrouwen zijn ze nochtans geliefd, omdat die bij die mloze monniken het verdriet kwijt kunnen dat ze niet met hun man kunnen delen.
Harm-Jan van Dam, wiens vertaling als de meest vlotte geldt. Ik vind hem niet altijd duidelijk.
55. De vorstentroon: een hachelijke plaats. De vorst heeft een enorme last op de schouders. Als hij maar in het geringste van het rechte pad afdwaalt, loopt een grote groep mensen gevaar. Luxe en overdaad kunnen hem verkeerd beïnvloeden. Als hij zich hiervan allemaal rekenschap zou geven, zou hij niet meer kunnen slapen, maar dankzij zotheid laat hij zich verwennen en heeft nergens last van. 
56. Lui en lekker leven aan het hof.  Men is daar onderdanig, slaafs, laf, verachtelijk. Hovelingen kennen de juiste woorden om de macht aan te spreken, Ze leven uitsluitend voor hun genoegens. Onder de dames waant ieder zich dichter bij de godheid 'naarmate haar sleep langer is.'
57. De inhalige bisschoppen. Bij hun idealen zou een sobere levenswijze passen, zuiverheid, volmaakte kennis van het Oude en Nieuwe Testament, en een eerbiedige behandeling van de sacramenten. Maar ze vertroetelen zichzelf alleen maar.
58  Ware opvolgers der apostelen, de kardinalen. Steenrijk, niet passend bij hun taak. 
59. Christus'waardige plaatsbekleder? Zoveel rijkdommen, eerbewijzen, macht, overwinningen, ambten, dispensaties, inkomens, aflaten, paarden, muilezels, bedienden, genietingen. Een heel leger van mensen die de paus dienen, en de troon verzieken, pardon, versieren.
60. De wereldse bisschoppen van de Duitsers.  Zij zijn meer wereldlijke leiders dan geestelijke, zij treden zelfs in het slagveld. Toch wil Zotheid geen satire schrijven, maar alleen aantonen dat een mens slechts prettig leeft als hij de zegeningen van de dwaasheid geniet.
61. Fortuna is de dwazen welgezind. Dwaasheid citeert hier haar vriend Erasmus,uit de Adagia. Allen die een beetje plezierig willen leven houden de wijsheid beter buiten de deur. 

III. De Dwaasheid stelt christelijke dwazen in staat wereldse dingen op te geven en christelijke vreugde te krijgen in dit leven, en al zicht te krijgen op het toekomende bestaan van geluk in de hemel (62-68).
62. De ouden hebben de dwaasheid aangeprezen.
Men leert kinderen, dat de hoogste wijsheid is: op tijd dwaasheid te veinzen. (uit vers met spreuken, 3e eeuw na Christus.) Dwaas is bij de antieken vaak een gunstig bijvoeglijk naamwoord.
63. De bijbel srpeekt erover: Prediker: het getal der dwazen is eindeloos. Jeremia; God alleen kent wijsheid toe, de dwaasheid laat hij aan de mensen over. 
Prediker: IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid,  dat wil zeggen het mensenleven is niets dan een spel der dwaasheid. Salomo: dwaasheid is vreugde voor de dwaas. 
In veel wijsheid ligt verdriet, en als iemand zijn kennis vermeerdert vermeerdert hij ook zijn smart. Zotheid haalt ook hier weer vriend Erasmus aan:
64. De uitleggers weten de bijbel wel aan te passen. Hier volgt een passage waarin Christus zegt dat de apostelen zich met het zwaard moeten tooien. Is bedoeld als:het zwaard dat alle begeerten afmaait, maar het wordt uitgelegd als: zwaard voor het doden van ongelovigen. Zwaard als afweermiddel tegen geweld.
Paulus' voorschrift: 'ga een ketter ruim uit de weg', wordt uitgelegd als: 'ruim ketters uit de weg'. 
65.  Ook Paulus heeft de onwijsheid verkondigd. Enkele citaten.  Beveelt zotheid aan als noodzakelijke en heilzame zaak.  
Christus zegt in één van de Psalmen tot de Vader: Gij kent mijn dwaasheid. 
Paulus: wat voor de wereld dwaas is, heeft god uitverkoren. 
66. De christelijke godsdienst heeft met dwaasheid te maken. 
Geen narren zijn zo dwaas als zij die gegrepen zijn door de bezieling van de godsdienst. 
Slechts een handjevol mensen zijn - om in de beeldspraak van Plato te spreken 'buiten de grot geweest, en weten nu dat de anderen ín de grot alleen maar schaduwen zien.'
Het gros bewondert uitsluitend wat stoffelijk is. De anderen wijden zich volledig aan God zelf. Ze veronachtzamen het lichaam, het stoffelijke. Ze maken elkaar voor dwaas uit, maar Erasmus vindt de vrome het gekste. 
67. Zotheid in hemelse zaligheid. het hoogste religieuze ervaren is een soort waanzin. Mensen die dit ervaren hebben (zeer weinigen) vinden het jammer als ze hun gewone verstand weer terughebben. 
68. De zotheid spreekt waarheid - maar onthoudt niet alles. Vaarwel, betoon uw bijval, geniet van het leven, en drink, gevierde dienaren van de zotheid. 
Zotheid verlaat haar preekstoel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten