maandag 26 september 2016

Rechts en links, Joseph Roth, 1929 (vertaling 2009, Elly Schippers)

Mijn uitgave
Het is nu mijn derde boek dat ik lees van Joseph Roth, en dit vond ik het minste. Ik miste de pregnante, scherpe beschrijvende zinnetjes, Roth moest dit keer een omhaal van woorden maken om mensen of situaties te beschrijven. 
Ik vond er ook minder samenhang in zitten, bijvoorbeeld kwam de verhouding tussen de broers Theodor en Paul Bernheim voor mij niet goed uit de verf. 
De openingszin daarentegen vond ik weer ijzersterk: '
'Ik herinner me nog de tijd dat Paul Bernheim een genie beloofde te worden.' 
Duitse uitgave
De psychologie van de personen is weer verontrustend. Nooit is iemand echt leuk of aardig, er zit altijd hoogmoed, minachting of iets anders vervelends achter wat iemand denkt of doet. Soms is het trouwens ook herkenbaar, alsof er alleen maar een strijd is tussen de mensen onderling. Ik geef een voorbeeld (dit gaat over vader Felix Bernheim):

'De meeste mensen plegen een hoofdprijs geheim te houden, als een schandvlek in de familie. Maar meneer Bernheim verdubbelde, alsof hij bang was dat men zijn geluk niet met de nodige hatelijkheid ter kennis zou nemen. Zijn ostentatieve minachting voor zijn omgeving verminderde het toch al geringe aantal groeten dat hij dagelijks placht uit te delen, en begon diegenen die hem groetten met een kwetsende en onverschillige verstrooidheid terug te groeten.' 

Om dit nog steeds geweldige beginstuk af te maken, beschrijft Roth vervolgens hoe vader Felix de natuur gaat provoceren. Van een prachtige ommuurde oude tuin met oude bomen, maakt hij een kitscherig parkje met kabouters. Bankje, oude muren en bomen: weg. 

Het boek beschrijft vooral de wederwaardigheden van Paul Bernheim. Zoals de beginzin vertelt, kan hij als hij jong is heel veel, met heel veel talent. 
Maar op de een of andere manier gaat dat genie verloren. Elke passie maakt plaats voor een andere, zonder tot echte bloei te komen. Hij gaat naar Oxford, waar hij succes heeft met van alles. Hij ervaart iets wat dieper op hem ingrijpt, zonder dat hij goed beseft waarom: hij raakt gewond door een Oekraïner, Nikita Bezborodko. Eigenlijk omdat zomaar de woorden 'waardige dood' hem door het hoofd flitsen, als deze man voor hem staat met een stapel pamfletten. Hij trekt zijn revolver, en op dat moment wordt hij door de ander met het mes in zijn arm gestoken. 
Hij vertrekt naar het front, raakt ook daar licht gewond, en voor hij genezen is, is de oorlog afgelopen. Het is onduidelijk welke kant hij kiest, van de revolutionairen of van de reactionairen. Het lijkt wel beide. Hij is erg eenzaam.
Zijn broer Theodor kiest de zijde van de nazi's. Ze staan tegenover elkaar, de een haat Joden, de ander niet. De mannen hebben een vreemde verhouding met hun moeder, die vooral heel erg gierig is. 
Het geld is aan het ontwaarden, de grote rijkdom die haar man verworven heeft door een prijs in een loterij, raakt verloren. Zij stopt al het papiergeld in een kist, waar het waardeloos wordt. 
Paul is meestal erg eenzaam: "Alleen zijn was moeilijk. Alle pijnlijke gedachten kwamen voort uit eenzaamheid, zoals treinen van ver komen." Dan denkt hij aan zijn nederlagen, aan het feit dat hij het in Oxford niet gemaakt heeft, de ervaring met de Oekraïener, aan het hospitaal. 
Als hij zich de toekomst voorstelt, kan hij zich alleen 'grootheid, of de dood' voorstellen.
Hij verdient geld, en voelt zich steunpilaar van de maatschappij. Hij heeft een vriend, dr. König, een revolutionair, die Pauls geld nodig heeft. 
Een volgende figuur die zijn belangrijke intrede doet, is Nikolai Brandeis. Hij leek van de Mongolen af te stammen. Er was van hem alleen bekend dat hij Rusland tijdens de revolutie had verlaten. Het was een raadselachtige zakenman, die Theodor opeens veel geld leent.
Brandeis heeft een vrouw, Lydia Markovna. Hij speelt en wint in het casino. Hij is van iedereen onafhankelijk, hij wordt rijk met o.a. de stoffenhandel. 
Hij toont helemaal geen medegevoel met zijn jonge vrouw.
Paul Bernheim 'bouwt intussen af', hij doet het kantoor weg. Afbouwen was een activiteit 'die in die tijd in Duitsland met de wederopbouw gepaard ging'. Hij verhuist naar een kleiner pand en 'deed de ervaring op dat het tot de bijzondere eigenschappen van de eenzaamheid behoort dat ze inéén kamer groter is dan in drie'. 
Hij leeft op grote voet. 
Via Brandeis wil hij proberen een huwelijk te sluiten. Via-via (Sándor Tekely) hoort hij van een fabrikant in de chemische industrie, en leert Irmgard Enders kennen, nicht van die rijkaard. 
Zo verwerft de lucky Paul opnieuw veel geld, een vrouw en een villa. Maar hij blijft altijd gekweld door het idee dat zijn 'grootheid' maar schijn is: dat hij het moet afleggen tegen figuren als Nikita, Tekely, Brandeis en Enders. 
De hier afgebeelde vrouw moet Lydia zijn, de vrouw van Brandeis, op wie Paul verliefd is. Maar door zijn eigen stommiteit verliest hij haar.
In deel 3 verlaat Brandeis het land. Hij vertelt een kolonel dat hij zijn rijkdom te danken heeft 'aan de weerloosheid van de mensen en hun instellingen. (Alles) 'is kleiner dan mijzelf.' 
Paul en Lydia eten samen; opeens doorziet hij dat zij uit het cabaret komt; hij vernedert haar daarom, en zij gaat weg. Hij begrijpt dat dat zijn eigen schuld is, en verwijt het zichzelf. Van zijn vrouw houdt hij niet, wel misschien van deze mooie exotische vrouw. 

Zoals denk ik uit mijn samenvatting te zien is, is het boek niet echt een eenheid. het wordt ook wel als de schildering van Duitsland tussen de twee oorlogen gezien. De tanende rijkdom door de hyperinflatie, de opkomende macht van mensen die goed met geld weten om te gaan. Tijd ook van veel leegte en eenzaamheid, de eerste hakenkruisen, anti-joodse geluiden.  
Zie verder ook de bekende  H. Marsman, 1934, in De Gids
Hendrik Marsman,1899-1940.
Ik geef hier ook nog enkele wetenswaardigheden weer uit een blog van Marija Viljusic
In een analyse van Heizman las zij, dat Roth deze roman zelf een anti-roman noemde; hij voldoet niet aan de regels van psychologie, heeft geen gesloten handeling en geen vaste karakters. Volgens Heizman is het het einde van Roths 'nieuw zakelijkheid.' Volgens Roth zelf geeft het boek geen beeld van de politiek, maar is het een beschrijving van een primitieve politiek. Protagonist is geen persoon, maar de gecompliceerdheid van de beschreven tijd. 
In Paul Bernheim zien we vooral hoogmoed en snobisme. Hij heeft niks authentieks, beschikt alleen maar over holle frasen. Als hij écht iets moet zeggen, kan hij het niet. Hij is voortdurend bezig anderen voor zich te winnen. 
Theodor is een meeloper. Zijn moeder is joods, dat wil hij wissen uit zijn bewuste. Dat lukt hem.
Brandeis is het tegendeel van Paul. Hij heeft de macht; hij stelt zijn dorpje waar hij vandaan komt als ideaal tegenover de Groszstadt. 'Niet meer beheerst de mens de dingen, maar de dingen beheersen de mens', is zijn overtuiging.
Viljusic meent dat de roman een plaats inneemt tussen expressionisme en zakelijkheid. 
Joseph Roth, 1894-1939. Hij dronk zich dood, stierf in Parijs. Zijn boeken kwamen in 1933 op de brandstapel van de nazi's.
Stukje van een documentaire over Joseph Roth: Das bin ich wirklich, böse, besoffen, aber gescheit (= snugger) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten