vrijdag 14 februari 2014

Schrijfworkshop - P.F. Thomése

Hij kwam met een grapje binnen, wat hem voor me innam. 'Is dit de docentenplaats?' en hij keek achterom, naar het witte bord daar aan de wand. Alsof dáár de wijsheid vandaan moest komen, en niet van hem.
'Ik ben geen leraar,' stelde hij zich voor. 'In die zin dat het mijn beroep niet is. Ik kan u wel iets leren vanuit mijn eigen ervaring als schrijver.'
Het had een waarschuwing moeten zijn.
De eerste les, van 10.30 tot 13.00 uur, hebben we alleen maar óver het schrijven zitten praten.
Dat was vorige week. Best interessant, en zo leerden we elkaar ook wat kennen, zo verontschuldigde ik hem.


Maar hoe anders ging het een jaar geleden op de eerste les met Kristien Hemmerechts! Die had een doortimmerd plan om elke week een stuk van iedereen te bespreken, nam geen pauzes, deed ook geen voorstelrondje: we schreven tekstjes, lazen en bespraken elkaar. We leerden elkaar toch wel kennen via elkaars schrijfwerk, zei ze. Wat ook zo was.
Maar ja, Kristien is hoogleraar. Een goeie, bedoel ik, ze weet alles van lesgeven.
Vanmorgen eerst wéér een half uur gepraat, het verveelde me. Ik móest er iets van zeggen, zo ongeduldig werd ik ervan. Hiervoor kwam ik toch niet? Ik stond niet alleen, bleek wel.
We praten eindelijk aan de hand van ons voorgelezen werk. Hij gaf commentaar, zoals ook wij cursisten onze reacties op elkaar gaven. Prima. Jammer dat we de stukjes alleen konden horen, niet zelf lezen. Dat komt vanaf volgende week pas.
Het was verschrikkelijk leuk om te horen waar iedereen mee bezig was. Er waren goede, tot zeer goede stukjes; sommige heel zintuiglijk, andere zakelijk, eentje heel humoristisch. 
Ik zelf had het volgende stukje: 



Met een droom op zak stapte ik uit voor het Centraal Station. Ik zocht tram vier, een slome tram, had ze me verteld, naar haar huis.
Ik was veel te vroeg, ik had nog bijna een uur. Het station lag in de zachte avondzon, mensen liepen in stromen de een of de andere kant uit. Mijn tram had ik al gevonden, ik kon nog even boeken kijken bij de AKO.
Alsof ik de weg wist, liep ik richting ingang station. Ik hoorde muziek, één met de ijle lucht. Een zuivere, hoge stem. Ik luisterde gedachteloos, zocht mijn weg tussen de reizigers.
Tot ik haar zag. Zíj maakte die muziek. Een gewone huisvrouw bij de deurstijl. Ik bleef staan, een beetje onopvallend opzij.
Het was geen artistiek type, had geen bijzonder kapsel. Ze droeg een ruim vallende rok tot over de knieën, stevige, platte schoenen.
Ik kan wel zingen, maar niet zo. Trouwens, ik durf dat niet, me zomaar midden op straat in de ziel laten kijken. Een beetje gek. Maar het was zo mooi tegelijk, dat lied – ik weet niet meer welk – uit het klassieke repertoire, die fantastische stem,  dat voluit, stralend zingen. Alsof er een uitnodiging in besloten lag. Schaamteloos.

Ik wilde bijna huilen.

Dan staan er opeens wat jonge knullen aan de andere kant van de deurstijl. Ze schreeuwen en schelden. Ze hebben het tegen háár, mijn artistieke vriendin. Zij zingt verder of er niets aan de hand is. Of het schelden haar niet aangaat.
Mijn hart bonst alsof er een rel aan het uitbreken is.

Thomése vond het goed - maar hij vond eigenlijk alles goed; ook een verschil met Hemmerechts, die haar voor- en nakeuren duidelijk uitsprak. 
Bij mij  zei hij iets over 'impliciete informatie' die ik meegaf in een zin als  'ik liep alsof ik de weg wist'.
Deze eerste les betrof het beginstuk. Volgende week doen we het middenstuk, de laatste les het eindstuk.
Ik zal verslag doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten